Выбрать главу

‘Schiet op! Bistro!’ schreeuwde de nijdige stem.

Valentina’s hart stokte toen ze achter de boom vandaan stapte.

Ze waren met zijn vijven. Vijf mannen, vijf geweren. Slechts één, de langste, had zijn geweer losjes over zijn schouder hangen alsof hij niet verwachtte het te moeten gebruiken. De zwartgemaskerde gezichten staarden haar onbewogen aan, en ze kreeg kippenvel bij hun aanblik.

Ze gaven haar niet de kogel. Dat was alvast iets.

‘Het is maar een meisje,’ spotte een van hen.

‘Maar verdomme wel zo snel als een konijn.’

Er kwamen drie mannen naar haar toe. Ze zette zich schrap, op haar tenen, klaar om weg te rennen.

‘Kijk niet zo woest, meisje, we zijn alleen maar…’

‘Raak me niet aan.’

‘Je hoeft echt niet zo onvriendelijk te doen.’

‘Jullie zijn hier op verboden terrein. Dit is grond van mijn vader,’ zei ze. Haar stem klonk niet als de hare.

‘De grond van Rusland,’ gromde een van de bivakmutsen, ‘behoort het Russische volk toe. Jullie hebben die van ons gestolen.’

Tsjort! Revolutionairen. Het woord dijde uit in haar hoofd en verpletterde alle andere gedachten. In de salons van Sint-Petersburg deden verhalen over dit soort mannen de ronde, over dat ze van plan waren in Rusland de macht over te nemen en de heersende klasse uit te moorden. Zij zou nog maar het begin zijn.

‘Wat doen jullie hier?’ wilde ze weten.

Er klonk een ontspannen, wellustig gegrinnik van degene die het dichtst bij haar stond. ‘We staan hier van het uitzicht te genieten.’

Ze voelde dat ze een kleur kreeg. Haar dunne mousselinen jurk zat tegen haar lichaam geplakt waar zweet en drijfnat gebladerte de stof hadden geraakt. Ter bescherming sloeg ze haar armen over elkaar voor haar borst, maar ze schudde uitdagend haar haar uit haar gezicht naar achteren. Het drietal kwam nog dichterbij, en een van hen schoof achter haar om haar aftocht te blokkeren. Om haar in te sluiten. Ze haalde voorzichtig adem. Ze kon hun gezicht niet zien achter hun zwarte bivakmuts, maar uit de snelheid van hun slungelige ledematen en aan de gretigheid in hun stem begreep ze dat ze jong waren. De twee andere mannen leken iets ouder, wat zwaarder van bouw, ze bleven op enige afstand aan de andere kant van de open plek tussen de bomen, waar ze op gedempte toon met elkaar praatten. Ze kon aan hun masker niet zien of ze wel of niet naar haar keken, maar de langste van hen was kennelijk degene die de leiding had.

Waarom waren ze hier, in Tesovo? Wat voerden ze in hun schild? Ze moest hier weg, haar vader waarschuwen. Maar twee van de jongere mannen begonnen een beetje tegen elkaar aan te duwen, alsof ze wedijverden om de buit.

‘Wie zijn jullie?’ vroeg ze, in een poging hen af te leiden.

‘Wij zijn de ware stem van Rusland.’

‘Als dat zo is, moeten jullie je stem in de Doema, in ons parlement, laten horen, niet tegen mij op een plek in het bos. Wat heeft dat voor nut?’

‘Ik weet anders wel een nut te bedenken,’ antwoordde de meest gezette van de twee. Hij raakte haar borst aan met de punt van zijn geweer.

Ze sloeg hem woest opzij. ‘Je wilt misschien het land opeisen,’ siste ze, ‘maar denk niet dat je mij kunt opeisen.’

Zijn twee metgezellen barstten in ruw gelach uit, maar hij rukte de riem van zijn middel en wond het ene uiteinde rond zijn vuist terwijl hij dreigend met de gesp zwiepte.

‘Kreng! Soeka!

Valentina’s hart bonsde in haar keel. Ze kon zijn woede ruiken, als een zure walm in de frisse ochtendlucht.

‘Alstublieft.’ Ze richtte zich tot de lange man tussen de bomen. Er was iets rustigs aan hem wat haar zelfs nog meer angst aanjoeg dan de ongerichte energie van de andere mannen. ‘Alstublieft,’ zei ze. ‘Hou hen alstublieft onder controle.’

De man staarde haar aan vanuit de donkere plooien van zijn capuchon, schudde langzaam zijn hoofd en liep het bos in. Heel even raakte ze in paniek, ze sloeg haar handen ineen om ze niet te laten beven. Toch leek het of hij instructies had achtergelaten, want de man met wie hij had staan praten wees abrupt naar degene die achter haar stond.

‘Jij,’ zei hij, ‘neemt haar voor je rekening. De rest gaat met mij mee.’

Jij neemt haar voor je rekening.

Ze waren goed getraind, dat moest ze hun nageven. De woes teling met zijn riem in zijn vuist stapte onmiddellijk weg, zonder commentaar, samen met de andere man. Achter haar bewoog de achtergebleven gestalte nadrukkelijk met zijn geweer en schoof met zijn zelfgemaakte laarzen door de vochtige aarde.

‘Zitten,’ beval hij.

Ze moest hier even over nadenken.

‘Zitten,’ zei hij weer. ‘Of ik laat je zitten.’

Ze ging zitten.

Er verstreek een uur, misschien meer. Valentina raakte elk besef van tijd kwijt. Haar armen en benen deden pijn en haar hoofd was verkrampt. Elke keer dat ze probeerde zich te bewegen of iets te zeggen, maakte haar bewaker een misnoegd geluid en duwde het metalen uiteinde van zijn wapen in een deel van haar anatomie dat zijn aandacht trok: haar ribben, haar schouder, haar arm. Het ergste was haar nek.

Maar hij schoot haar niet dood. Aan dat sprankje hoop klampte ze zich vast.

Wat waren de anderen aan het doen? Die vraag kaatste heen en weer, spleet haar gedachten in duizend antwoorden.

Ze konden dieven zijn. Ze hoopte zo vurig dat ze niet waren gekomen om haar vaders huis leeg te roven, dat ze zichzelf er bijna van overtuigde dat het waar was. Dat ze niet waren gekomen om de antieke schilderijen, de gouden beelden, het oosterse houtsnijwerk, haar moeders juwelen te stelen. Er waren eerdere pogingen geweest, dus waarom niet weer? Maar welke dieven zouden wachten tot het dag werd? Welke dieven zouden zo dom zijn om een huis te beroven terwijl het personeel al op en druk in de weer was?

Ze trok haar knieën naar haar borst omhoog, liet haar kin erop zakken en kreeg bij wijze van reactie een por met het geweer in haar rug. Van achter haar voeten trok ze een steen binnen bereik.

Ze sloeg haar armen om haar schenen en huiverde in het briesje dat de nevel dunner maakte. Niet dat het koud was, maar ze was bang. Bang voor haar ouders en voor haar zusje Katja, die nu ongeveer zouden opstaan, zich volledig onbewust van de zwarte mutsen die Tesovo beslopen. Katja was pas dertien, een blonde schuimbel vol energie, die de eerste morgen op Tesovo Valentina’s kamer binnen was komen huppelen om te vragen of ze na het ontbijt in de rivier mocht gaan zwemmen. Mama bleef ’s morgens graag nog wat langer in haar kamer, maar papa was heel strikt ten aanzien van het ontbijt. Hij zou aan zijn snor plukken en woest op zijn zakhorloge kijken omdat zijn oudste dochter te laat was.

Papa, wees voorzichtig.

‘Zijn jullie bolsjewieken?’ vroeg ze plotseling, terwijl ze zich schrap zette voor de klap.

Die kwam. Op de nek. Ze hoorde iets knarsen.

‘Zijn jullie dat?’ vroeg ze opnieuw. Ze wenste dat ze zich kon omdraaien om in zijn afgeschermde gezicht te kijken.

‘Hou je mond.’

De tweede klap was harder, maar hij had tenminste iets gezegd. Het was de eerste keer dat ze zijn stem had gehoord sinds hij haar had bevolen te gaan zitten. Ze wist niet zeker hoe ver hij achter haar ineengedoken zat, stil als een spin, behalve dat hij kennelijk op minder dan een geweerlengte afstand zat. Ze was nu zo lang onderdanig geweest, hij was vast wel minder op zijn hoede. Als ze het mis had… Aan die mogelijkheid wilde ze niet denken. Ze moest hem naar zich toe zien te lokken.

‘Weet je wie mijn vader is?’

Het geweer zwiepte tegen de zijkant van haar gezicht, zodat haar hoofd er bijna af werd geslagen. ‘Natuurlijk weet ik dat, verdomme. Dacht je soms dat we een paar stomme boerenpummels waren?’