Heel even wilde hij haar niet aankijken. ‘Kapitein Stepan Tsjernov heeft mij permissie gevraagd jou het hof te maken. Het is een grote eer.’ Zijn jukbeenderen bewogen hevig, alsof hij op iets hards kauwde. ‘Ik wil niet nog meer van dit soort dwaze dingen van je horen, Valentina. Je moeder en ik zijn hier heel beslist over. Geloof me, als vader weet ik wat voor jou het beste is. Als je wat ouder bent, zul je ons er dankbaar voor zijn.’
Ze bleef roerloos op het Perzische tapijt staan. ‘Papa, ik wil je echt niet dwarsbomen, echt niet, maar ik wil ook niet met kapitein Tsjernov trouwen. Ik heb dat al eerder uitgelegd…’
Er verscheen een vuurrode blos op zijn wangen en zijn zware wenkbrauwen trokken zich samen boven teleurgestelde ogen. Ze begreep dat hij vond dat ze hem in de steek liet.
‘Wees me alsjeblieft niet ongehoorzaam, Valentina.’
‘Of anders, papa? Wat zul je anders doen?’ Ze probeerde te glimlachen. ‘Mij met de paardenzweep geven?’
Hij liep naar haar toe, sloeg een arm om haar schouders en kuste de zijkant van haar hoofd. ‘Dank je wel dat je Katja hebt gered. Nu heb ik je nodig om dit voor mij te doen. Zo eenvoudig is het.’
Het was koud in haar kamer, maar Valentina merkte het niet op. Ze glipte snel uit haar kleren, liet ze op de vloer vallen, maar ze kon haar huid niet afstropen. Ze kroop in bed en trok de gewatteerde deken over haar hoofd. Ze huiverde.
Zo eenvoudig is het.
Niets was hier eenvoudig. Niet met haar vader en niet met Jens.
‘Jens, ik heb een belofte gedaan. Niets met hem te maken hebben. Ik heb het je plechtig beloofd.’
Buiten tikte de wind tegen het raam.
‘Dus waarom, Jens,’ fluisterde ze, ‘waarom wil jij mij niet dezelfde belofte doen?’
Ze probeerde haar hart tot bedaren te brengen, wachtend op die lage stem van hem die zacht iets tegen haar zei. De minuten tikten voorbij maar er klonk geen stem, dus wierp ze de deken van zich af.
‘Wat ben jij hier aan het doen?’
Valentina schrok op. ‘Niets.’ Ze kon nog net de forse gestalte van Liev Popkov in het donker ontwaren. Hij stond op zo’n tien stappen afstand tegen een muur van het huis geleund en haar ogen zouden hem in de duisternis niet hebben opgemerkt als hij niet had gesproken.
‘Hoe lang sta je daar al?’ vroeg ze.
‘Lang genoeg.’
‘Om mij te bespioneren? Voor mijn vader?’
Hij gromde. Ze hoorde hem op de grond spuwen.
Ze stonden buiten op het grind aan de achterkant van het huis, waar om deze tijd van het jaar overdag nauwelijks zon kwam en het ’s nachts hard vroor. Sneeuw en ijs vormden er verraderlijke richels. Valentina stampte er met een stok op, peuterde erin, gleed er met haar gehandschoende vingers over.
Heel zorgvuldig onderzocht ze de richels centimeter voor centimeter, bij het licht dat uit het raam van de muziekkamer viel. Ze wilde Popkov vragen haar te helpen, maar de woorden bleven haar in de keel steken, dus bleef ze zwijgend en alleen zoeken. Minutenlang zei geen van beiden iets.
‘Zoek je iets?’ vroeg hij ten slotte.
‘Ja.’
‘Wat is het?’
‘Dat is mijn zaak.’
‘Het is koud, hierbuiten.’
Ze zei niets maar bleef over het ijs voelen. Opnieuw stilte.
‘Is dit het wat je zoekt?’
Haar hoofd ging met een ruk omhoog. Hij was niet van zijn plaats gekomen maar hij stak zijn hand uit. Ze liep erheen, voorzichtig over het ijs, en staarde naar zijn grote knuist. In het midden van zijn handpalm lag iets wat glansde, iets van metaal. Ze griste het van zijn hand, sloot haar vingers er stijf omheen. Het was de sleutel van de piano.
‘Jij rotzak!’
Hij lachte, luid en onstuimig.
Ze sloeg met haar stok tegen zijn knie, wierp de stok toen weg en lachte met hem mee. Het was een vreemd, geïsoleerd geluid, dat weergalmde in de ijzige vrieskou van de avond.
‘Jij rotzak,’ zei ze nog eens.
Toen liep ze met grote stappen terug naar het huis.
Viktor Arkin zag Popkov terug kuieren naar de stallen. Hij had die forse kerel urenlang in de schaduwen zien wachten, schijnbaar ongevoelig voor de sneeuw en de snerpende wind, wachtend tot het meisje zou komen zoeken naar iets wat ze kennelijk had verloren. Alsof hij wist dat ze vroeg of laat zou komen. Hij had de manier gezien waarop Popkov haar had geplaagd, haar had uitgedaagd tot ze haar geduld verloor, en hij had Popkov benijd om het zorgeloze gemak waarmee hij dit deed. Alsof het Popkov allemaal geen donder kon schelen. Ze had hem een rotzak genoemd, maar ze hadden erbij gelachen. Samen hadden ze gelachen. Arkin begreep niet goed waarom.
Hij voelde zich verlegen met vrouwen, hij wist niet wat hij moest zeggen en hij begreep nooit waar ze het over hadden. De vrouwen op zijn politieke bijeenkomsten en in de comités waren allemaal lawaaierig en agressief. Het leek wel of ze man wilden zijn, vond hij. Soms voelde hij een behoefte om met Valentina en Jelizaveta Ivanova te praten, de auto stil te zetten om echt met hen te praten, om erachter te komen wat er in hen omging. Er was iets aan Valentina wat niet helemaal klopte. Daarom had ze hem zo laten schrikken toen ze hem betrapte bij het uitladen van de munitie in de kerk, omdat hij geen idee had hoe ze zou reageren. Het was duidelijk dat ze achterdochtig was, maar zou ze die achterdocht ook aan haar vader kenbaar maken? Zou ze hem vragen de Ochrana te waarschuwen?
Hij zou voorzichtiger moeten zijn, nu nog meer dan ooit. Hij liep geruisloos terug naar de garage, ging naar binnen en deed de deur dicht. Zijn zenuwen stonden strakgespannen, maar hier kwam bijna nooit iemand anders binnen, hier was het veilig. Het was altijd hetzelfde, dit vuur dat hem verteerde, deze behoefte om voorwaarts te trekken naar de nieuwe dag die zou komen. Het ongeduld plukte en trok aan hem, en hij probeerde het tot bedaren te brengen, achter de auto. Tegen de muur had hij een keurige stapel kartonnen dozen neergezet, met motoronderdelen, blikken olie, poetslappen, reservegereedschap, machineonderdelen, allemaal zaken die bij een garage hoorden. Niemand zou iets vermoeden, niemand zou dieper graven.
Alleen hij wist van het krat, het krat dat onder de dozen stond. Alleen hij wist wat erin zat.
16
Zuster Sonja zou die middag Valentina’s chaperonne zijn. Haar gezette gestalte zat kaarsrecht op de achterbank in de Turicum en Valentina constateerde dat haar hoed, met de roodfluwelen band, nieuw was.
‘We zijn heel bevoorrecht,’ zei zuster Sonja, met een stralende blik in haar ogen, ‘dat we de tsaar mogen zien.’
‘Dat is waar.’
Het was inderdaad waar. Valentina was zich heel scherp van dat feit bewust. Maar Arkin zat voor haar achter het stuur en ze vroeg zich af wat voor gedachten er door zijn proletarische brein gingen.
Toen de auto stilhield, zag alles er heel anders uit dan ze had verwacht. Ze had zich een houten barak voorgesteld, vlak naast een gigantisch gat in de grond, met een roestige ladder die aan de binnenkant was vastgemaakt. Ze had zich wat ongerust gemaakt over het naar beneden klimmen en ze had het grootste deel van haar onderrokken uitgetrokken om haar benen gemakkelijker te kunnen bewegen. Ze droeg een jas en hoed van vossenbont, op aandringen van haar moeder, aangezien ze in aanwezigheid van de tsaar zou verkeren, maar eronder had ze een eenvoudige wollen jurk gekozen met een hoge kraag voor de warmte en een soepel model voor bewegingsvrijheid.
‘Opgewonden?’ vroeg ze aan de verpleegster toen ze uit de auto stapten.
‘Dat ik tsaar Nicolaas ga ontmoeten maakt dit tot een van de mooiste dagen van mijn leven.’ Zuster Sonja schudde verbaasd haar hoofd. ‘Ik had nooit gedacht dat me nog eens zo’n eer te beurt zou vallen.’
Arkin stond naast de treeplank om haar uit de auto te helpen en Valentina keek even op naar zijn gezicht. Maar ze zag er niets in. Hij vertoonde zijn gelaatsuitdrukking van chauffeur, maar ze durfde haar mof van sabelbont eronder te verwedden dat hij naar hun gesprek had geluisterd.
‘Arkin,’ zei ze.