Выбрать главу

‘Ik ben discreet,’ zei hij rustig.

Hij dacht aan de keren dat hij een van de jonge maîtresses van minister Ivanov met de auto had opgehaald, of zelfs zijn werkgever naar zijn geliefde bordeel bij nachtclub De Gouden Appel had gebracht, waar het Franse zigeunermeisje Mimi de gunsten van de minister verwachtte. O ja, Arkin had geleerd zijn mond te houden.

‘Ik zal u helpen als ik dat kan,’ bood hij aan.

Haar blik was gericht op zijn gehandschoende hand, waar deze op de rugleuning van de stoel lag, alsof die een antwoord voor haar bevatte. Ze slikte moeizaam. ‘Ik wil graag dat je uitzoekt of mijn oudste dochter… iemand ontmoet.’

Arkin schoot bijna in de lach. Ze wilde van hem een Ochrana-spion maken. Hoe ironisch.

‘Wie is deze persoon?’ vroeg hij, oprecht geïnteresseerd.

‘De Deense ingenieur met wie ze in de tunnel heeft vastgezeten. Zijn naam is Jens Friis.’

Dus dat was het. Hij had opeens medelijden met deze trotse vrouw, zoals ze zich verlaagde om haar dochter te laten volgen.

‘Ik zal proberen zoveel mogelijk te weten te komen,’ stemde hij in, en haar ogen gingen meteen van zijn hand naar zijn gezicht.

‘We begrijpen elkaar?’ vroeg ze.

‘Volmaakt.’

Ze glimlachte naar hem, maar hij herinnerde zichzelf aan wie ze was en wat zij vertegenwoordigde. Hij wilde haar niet aardig vinden.

‘Zal ik nu verder rijden, mevrouw?’ vroeg hij, opeens formeel.

‘Ja.’ Maar toen hij zich opnieuw naar de met sneeuw bedekte weg wendde, voegde ze er met zachte stem aan toe: ‘Ik ben je dankbaar, Arkin. Voor dit… en voor onlangs, toen ik…’

‘Graag gedaan, mevrouw,’ viel hij haar in de rede.

Hij wilde er liever niet aan denken. Het was niet bevorderlijk voor de zaak om medelijden te hebben met je klassevijand. Het was gevaarlijk. Toch kon hij het niet laten.

De morgen was helder als gepolijst glas. Geen zweempje mist vandaag, alleen maar een eindeloze hemelboog en de geur van de zee. Het maakte Arkin rusteloos. Hij stond naast de auto bij de stoep aan de voorzijde te wachten tot Valentina naar buiten zou komen, en de Turicum blonk net zo opzichtig als een ijsvogeltje in de zon.

‘Goeiemorgen, Arkin.’

Dobroje oetro, juffrouw Valentina, goedemorgen,’ zei hij toen ze over het grind liep. Ze zag er mager en bleek uit. Ze was gekleed in een eenvoudige jas en hoofddoek, maar er was een nerveuze energie in haar stap, alsof ze haast had.

‘Juffrouw Valentina, ik ben blij te zien dat u hersteld bent en er zo goed uitziet.’

Die opmerking verraste haar. ‘Dank je, Arkin.’

‘Ik hoop dat juffrouw Katja mijn beste wensen aan u heeft overgebracht toen u ziek was.’

‘Ja, dank je.’

Hij bleef er nog steeds staan, zonder zich om de auto te bekommeren. Ze liep erheen om in te stappen, maar hij stak een hand op, zonder haar aan te raken, zodat ze bleef staan.

‘Wat is er, Arkin?’

‘De man die de explosie in de tunnel heeft veroorzaakt zou u op geen enkele manier kwaad hebben willen doen. Die mensen streven een doel na – en u liep toevallig in de weg, dat is alles.’ Hij wilde dat ze dit zou weten.

‘Vertel me dan eens, Arkin, wat is hun doel?’

Hij liet zijn stem dalen. ‘Hun doel is een nieuwe en rechtvaardiger maatschappij te stichten. Ze willen de tsaar afzetten, niet jonge vrouwen in gevaar brengen.’

‘Is dat waar jij ook in gelooft, Arkin? In het afzetten van onze tsaar?’

‘Nee, juffrouw Valentina.’

‘Gelukkig maar. Als je daar wel in geloofde, zou je worden gearresteerd.’

Ze stapte langs hem heen in de auto en ging op het soepele blauwe leer zitten, terwijl ze recht voor zich uit staarde. Hij startte de motor met de slinger en schoof voorin. Geen van beiden zei iets.

Valentina was blij toen ze een halve kilometer van het ziekenhuis uit de Turicum kon stappen en deze terug naar huis kon sturen, voor haar moeder. Ze genoot van de korte wandeling en probeerde haar gedachten te richten op wat ze moest zeggen, in plaats van op alles wat er de vorige keren was gezegd. Ze liep het Sint-Isabellaziekenhuis in en onderging dezelfde procedure als de vorige keer, het controleren van de naam bij het loket en het volgen van het groene spoor van versleten linoleum door de gang naar de deur met GORDONSKAJA erop. Ze klopte aan.

Vchodite. Binnen.’

Wat ze aantrof, was niet wat ze had verwacht. De grote gestalte van medsestra Gordonskaja leek sinds hun vorige ontmoeting nog verder te zijn gezwollen in het witte uniform. Ze leunde tegen een rij dossierkasten, met een groot pincet tussen haar vingers. Haar aandacht verschoof niet langer dan één seconde in de richting van Valentina.

‘Ach ja, het deftige meisje dat denkt dat ze het in zich heeft om verpleegster te worden.’ Ze grijnsde in de spiegel die op de kast was gezet, maar dat had niets met vrolijkheid te maken. Valentina besefte dat ze een hoektand inspecteerde die zwart en afgebroken was.

‘Goedemorgen, medsestra Gordonskaja.’

‘Weet je iets van tanden?’

‘Nee, medsestra.

‘Dan heb ik ook niet veel gemak van je, hè?’

‘Ik ben wel handig met een pincet.’

‘Hier.’ De vrouw duwde Valentina het instrument in de hand.

Valentina pakte het aan en vroeg zich af of de medsestra al haar verpleegsters in spé met deze oefening inwijdde. Maar dan zou ze geen enkele tand meer in haar mond hebben gehad.

‘Vrienden op hoge posten, heb ik begrepen,’ zei Gordonskaja, maar zonder rancune, alsof dit een bekend feit was. ‘Uiteraard heb jij die. Kijk nou zelf maar.’ Ze lachte laag, zodat haar wangzakken schommelden. ‘Je kunt je echt niet achter een hoofddoek en de gestopte wanten van een dienstmeid verbergen. Ik weet wat je bent.’

‘Ik verstop me niet.’

‘O nee?’

‘Ik wil verpleegster worden, iets meer met mijn leven doen dan bloemen schikken en theedrinken. Ik beloof u dat ik hard kan werken, en ik heb het boek van Dupierre over de menselijke anatomie al doorgenomen. Ik heb mijn jongere zusje verpleegd en ik kan verbinden.’

‘Je praat te veel. Jullie goed opgevoede meisjes praten altijd te veel. Je moet leren je mond te houden.’

Valentina knikte. ‘Ja, medsestra.

‘Als je soldaat had willen worden, zou ik je kanonnenvoer noemen, maar in plaats daarvan noem ik jou, en alle andere grietjes als jij, beddenpanvoer. Daar zul je het meest mee te maken krijgen en dat zal maken dat je er uiteindelijk schoon genoeg van zult krijgen. Beddenpanvoer, allemaal. Lieve Moeder van Christus, waarom sturen ze me toch geen jonge vrouwen die echt kunnen werken? In plaats van dit soort melkmuiltjes.’

Valentina zei niets.

Gordonskaja greep haar hand en draaide die om teneinde de palm te inspecteren, en ze duwde met haar duimen op de zachte kussentjes. Valentina voelde zich als een dier op de veemarkt.

‘Een huid zo wit als de tiet van een zeug.’ De medsestra schudde haar hoofd. ‘Maar er zitten wel spieren in. Wat doe je ermee?’

‘Ik speel piano.’

Gordonskaja barstte in lachen uit, rauw en minachtend. ‘Lieve God, sta me bij.’ Abrupt deed ze haar mond open en wees naar een zwarte tand, die half los bungelde. ‘Trek hem eruit.’

Eén snelle ruk met het pincet en het zwarte stompje gleed eruit als een spijker uit vermolmd hout. Er volgde een straaltje bloed en een klodder pus. Het brede gezicht van de verpleegster vertoonde heel kort een trek van opluchting, ze wees naar de stoel voor haar bureau. Valentina ging zitten en legde het pincet, met de tand er nog in, binnen Gordonskaja’s bereik.

‘Je bent me door dokter Fedorin aanbevolen voor een opleiding,’ zei Gordonskaja abrupt. ‘Ik heb de toestemming van je ouders nodig omdat je nog onder de twintig bent. Lees nu dit formulier en laat het hen tekenen.’ Toen voegde ze er met een sluwe, scheve glimlach aan toe: ‘Ik neem aan dat je kunt lezen en schrijven?’