Выбрать главу

‘Liev,’ fluisterde ze zacht. Ze streelde hem over zijn haar, over de zwarte kroeskrullen. Ze wilde de splinters verdriet eruit trekken, maar ze wist niet hoe. ‘Mijn deelneming. Hij was een goed mens. Waarom zouden ze hem ook kwaad willen doen?’

Popkov keek op en staarde nietsziend naar de rode spetters op de muur. De woorden bulderden uit zijn keel. ‘Mijn vader was niets voor hen. Helemaal níéts! Ze hebben dit alleen maar gedaan om te bewijzen dat ze het konden, om hun macht te tonen. En als waarschuwing aan hen die voor andere families van jullie klasse werken.’

Ze hapte naar lucht. Maar ze zei niets meer.

Lange tijd bleef ze daar staan, bijna zonder adem te halen, terwijl ze in gedachten de gebroken gestalte van Katja zag, zich de blik in haar vaders ogen herinnerde, luisterde naar de pijn in de klanken die beverig uit de kozak opstegen. Haar hand lag op zijn schouder, in een vergeefse poging troost te bieden, hoewel ze besefte dat troost het laatste was wat ze allebei wilden. Er steeg een overweldigende golf van woede in haar op.

‘Liev,’ verklaarde ze, ‘ze zullen hiervoor moeten boeten.’

Hij keek met zijn donkere ogen naar haar op. ‘Ik zal niet rusten,’ gromde hij, ‘en ik zal het niet vergeten. Niet tot ze dood zijn.’

‘Ik zal het niet vergeten,’ zei ze hem na.

Haar blik gleed naar het dode lichaam van Simeon, die haar de eerste keer op de rug van een paard had getild toen ze amper drie jaar oud was, en de eerste was die haar uit het zand had opgeraapt als ze eraf viel. Hij klopte haar dan af, plaagde haar met zijn brede lach en zette haar er meteen weer op.

‘Ik zal het niet vergeten,’ zwoer ze. ‘En niet vergeven.’

Het was stil in het huis, de kamers waren verduisterd. Iedereen liep op zijn tenen en sprak op fluistertoon, alsof er iemand gestorven was. Valentina had het liefst de gordijnen opengeduwd en geschreeuwd: ‘Ze leeft nog!’ Maar ze zweeg, negeerde de pijn in haar borst en zat vlak naast haar moeder op de chaise longue in de salon.

Ze waren niet in staat iets te zeggen. Beiden zaten in gedachten verzonken te wachten op de zware stap van de dokter die de trap af kwam. Het was warm in de kamer, de zon probeerde tussen de gordijnen door te komen, maar Valentina was koud tot in haar botten. Haar ogen volgden haar moeders tengere vingers, zagen hoe ze in de schoot van haar lavendelkleurige ochtendjapon lagen, in elkaar gehaakt, om elkaar heen draaiend en wringend, plukkend aan de kanten manchet van haar mouw, terwijl de rest van haar tengere gestalte stil bleef zitten. Dit schokte Valentina meer dan de uitdrukking van wanhoop op haar moeders gezicht of de twee vurige blosjes op de blanke huid van haar wangen. Jelizaveta Ivanova was iemand die vond dat je je te allen tijde diende te beheersen. Dat haar handen zich nu zo onbeheerst gedroegen, maakte dat de wereld onveilig leek.

‘Hoeveel langer zal het nog duren?’ mompelde Valentina.

‘De dokter is al veel te lang boven. Dat is een slecht teken.’

‘Nee, het betekent dat hij haar nog steeds helpt. Dat hij het niet heeft opgegeven.’ Ze probeerde te glimlachen. ‘U weet wat voor doorzetter Katja is.’

Jelizaveta Ivanova slaakte één droge, hese snik en bedwong zich toen weer. Ze was grootgebracht in de traditie dat de vrouw een overwegend zwijgend statussymbool voor haar man was, dat er aan zijn arm altijd aantrekkelijk en beschaafd uit moest zien en zijn kinderen ter wereld moest brengen, van wie er minstens één een jongen moest zijn om het geslacht voort te zetten. Wat dit laatste betrof had ze gefaald. Ze had twee gezonde meisjes gebaard maar ze scheen zichzelf het ontbreken van een zoon niet te kunnen vergeven en beschouwde dit als een straf van God voor de een of andere onbekende doodzonde. En nu deze vloek op haar jongste dochter.

Ondanks haar moeders dagelijkse routine van sociale verplichtingen dacht Valentina soms dat ze eenzaam was. Ze sloeg een arm om haar heen in een zeldzaam gebaar van fysiek contact, en ze verbaasde zich over de warmte van haar lichaam. Haar eigen huid was koud als marmer. Zelfs nu was het weelderige blonde haar van haar moeder elegant boven op haar hoofd opgestoken en ze zat kaarsrecht in haar harnas van Franse zijde en kant, van amethisten broche en korset met baleinen. Valentina besefte voor het eerst dat haar moeder misschien al wist wat voor gevaarlijke plek de wereld was, en dat dat de reden was waarom ze nooit ontspannen was.

De veiligheidspolitie doorzocht de velden en het bos, maar tot dusver waren er geen mannen met geweren gevonden.

‘Mama,’ fluisterde ze, ‘als de opstandelingen me niet hadden vastgehouden in het bos, was ik allang terug geweest voordat Katja wakker werd, dan was ze met mij naar de kreek gegaan in plaats van te gaan kijken in papa’s…’

Jelizaveta Ivanova draaide haar gezicht opzij om haar dochter aan te kijken. Haar neusvleugels trilden, haar ogen waren bijna kleurloos, alsof hun gebruikelijke blauwe pigment door verborgen tranen was weggespoeld. ‘Het is niet jouw schuld, Valentina.’ Ze pakte haar dochters hand.

‘Papa vindt van wel.’

‘Je vader is boos. Hij wil iemand de schuld geven.’

‘Hij zou de gemaskerde mannen in het bos de schuld kunnen geven.’

‘Ach.’ Jelizaveta Ivanova slaakte een lange, droevige zucht. ‘Dat zou te gemakkelijk zijn. Wees geduldig met hem, liefje. Hij heeft meer zorgen aan zijn hoofd dan jij weet.’

Valentina huiverde. Ze besefte dat vanaf nu niets meer gemakkelijk zou zijn.

Het was snikheet in de slaapkamer. Wat probeerden ze met haar zusje te doen? Wilden ze haar soms laten stikken? Er brandde een vuur in de haard hoewel het een warme zomerdag was, de gordijnen waren gesloten en een vaag licht wierp schaduwen waarvan Valentina vond dat het heimelijke gestalten leken die zich schuilhielden in het duister. Ze mocht vijf minuten blijven, dat was alles, en alleen omdat ze zo hevig had gesmeekt. Ze knielde onmiddellijk naast het bed, legde haar handen op de geborduurde zijden sprei en steunde met haar kin op haar hand zodat haar ogen op dezelfde hoogte waren als die van haar zusje.

‘Katja,’ fluisterde ze. ‘Katja, het spijt me.’

Het gezicht op het kussen bezorgde haar een steek in haar hart. Het was Katja zoals ze over vijftig jaar zou zijn, met haar huid grijs en levenloos, haar lippen dun, vertrokken tot een strakke streep van pijn. Valentina kuste voorzichtig haar wang en rook het stof op haar. Jaren geleden had een van de tuinjongens een rattennest onder de schuur uitgegraven en hadden Katja en zij met grote ogen staan kijken hoe de kleine, harige lichaampjes piepten toen ze vochten om te ontsnappen. Ze hadden een muffe geur verspreid die in Valentina’s neusgaten was blijven hangen. Dat was het waarnaar Katja’s huid nu rook.

Ze wist niet of Katja wakker, bij bewustzijn was of bewusteloos. Ze zeiden dat de dokter haar iets had gegeven. Wat betekende dat? Morfine? Hoe kon haar lieve blonde zusje, dat altijd vol vrolijkheid en energie zat, zich schuilhouden onder de huid van dit oude dametje? Aarzelend streelde Valentina de stoffige arm die op de sprei lag en hij voelde als de arm van een vreemde, korrelig en ruw. Waar waren de satijngladde ledematen die zo graag in de kreek gingen zwemmen en takken omlaag trokken uit de wilgen om zilverachtige schuilhutten te bouwen?

Er viel een grote traan op de hand van haar zusje, en Valentina schrok. Ze wist niet dat ze huilde. Ze legde haar wang tegen de hete arm van haar zusje, en het voelde als een fornuis onder haar huid.

‘Ik, Valentina Ivanova, heb dit veroorzaakt,’ mompelde ze op gedempte toon, zodat zowel haar oren als haar geest getuige waren van deze woorden. Ze veegde haar tranen weg en zei luid: ‘Katja, ik ben het, Valentina.’

Geen reactie.