Выбрать главу

Haar eerste sterfgeval deed zich voor aan het eind van de eerste week. Het was een vrouw met dun haar, die even onopvallend uit het leven wegglipte als ze het had geleefd, en het verdriet dat Valentina in haar borst voelde was buiten alle proportie. Ze verstopte zich in de spoelkamer, kwaad op zichzelf. Ze had de arme vrouw nauwelijks gekend, maar de tranen stroomden haar over de wangen en ze moest een doek voor haar mond houden om haar gesnik te smoren. Ze zou sterven van schaamte als medsestra Gordonskaja haar zo zou aantreffen.

Toen ze die avond de stoep af kwam, wist Jens het meteen. ‘Valentina,’ zei hij, ‘er is nooit gezegd dat het gemakkelijk zou zijn.’

‘Dat weet ik.’

Hij hield een langzaam wandeltempo aan en ze wist niet of hij dat voor haar of voor zichzelf deed, of alleen maar om het moment van afscheid uit te stellen. Voor deze ene dag had de winter zijn greep op Sint-Petersburg verminderd en er viel een fijn motregentje uit de donkere lucht, heel verfrissend met zijn lichte aanraking en de geur van zeewier na de koude, akelige gangen van het ziekenhuis. Haar neusgaten prikten van de stank van desinfecterende middelen.

‘En,’ vroeg hij, ‘hoe was de gevreesde medsestra vandaag?’

‘Een slavendrijver. Ze heeft me matrassen laten keren en vloeren laten dweilen.’

‘Heel goed. Dat is precies wat jonge nietsnutten als jij nodig hebben.’

Valentina gaf hem een por in zijn ribben. ‘Als je zulke dingen blijft zeggen, zal ik je met een verdovende injectie het zwijgen opleggen.’

‘O, ik ben diep onder de indruk. Wil je zeggen dat jij al injecties mag geven?’

‘Nee, nog niet. Maar’ – ze keek naar hem op – ‘ik zou op jou kunnen oefenen.’

Hij grinikte en schoof haar arm door de zijne terwijl hij haar hand vasthield. ‘Je mag alles op mij uitproberen.’

Het beviel haar wel, de manier waarop hij dit zei. Er kwam een paard in galop voorbij en de ruiter riep ‘Dobri vetsjer, goedenavond’ naar hen, alsof ze een gewoon echtpaar vormden, op weg naar huis om een schnitzel klaar te maken en elkaar bij het haardvuur voor te lezen. Die gedachte deed vreemde dingen met haar hart. Ze vroeg zich af of hij het ook voelde, een volheid, net als zo’n spuit zoals ze vandaag had gezien, toen deze tot barstens toe werd volgezogen met bloed.

‘Hoe gaat het met Katja?’ vroeg Jens. Een heel ander onderwerp.

‘Ze is boos. Echt chagrijnig.’

‘Waarom?’

‘Omdat het op dit moment beter met haar gaat. Ze heeft minder pijn.’

‘Is dat geen reden om blij te zijn?’

‘Nee. Het betekent dat haar huisleraar elke dag komt om haar wiskundesommen te laten maken en dat vindt ze vreselijk.’

Hij lachte. Ze was dol op zijn lach. Die maakte net zozeer deel van hem uit als zijn rode haar en zijn lange, slungelige ledematen. Af en toe hoorde ze het geluid ’s nachts in haar dromen en dan werd ze er wakker van. Haar lichaam probeerde zich dan te herinneren hoe hij aanvoelde, hoe het was om zijn arm rond haar middel te voelen. In haar dromen ging hij op het voeteneinde van haar bed zitten, met zijn rode haar blinkend in het maanlicht, en vertelde hij haar dingen terwijl zijn zwarte schaduw van muur naar muur verschoof. Ze was ervan overtuigd dat de dingen die hij haar vertelde heel belangrijk voor haar waren, maar elke morgen verdwenen ze zodra ze haar ogen opende.

‘Jens,’ zei ze toen ze een brug naderden, ‘hoe vorderen de werkzaamheden aan de ingestorte tunnel?’

‘Te langzaam.’

‘Dat moet heel frustrerend voor je zijn.’

Hij haalde zijn schouders op, maar ze liet zich niet misleiden.

‘Ik grijp deze gelegenheid aan,’ ging hij verder, ‘om de Doema over te halen meer middelen ter beschikking te stellen om een ander deel van de oude houten rioolbuizen te vervangen en de afvoeren naar de baai van de Neva te verbeteren.’

Ze waren bij een kruising blijven staan om te wachten tot twee zware, door paarden getrokken wagens moeizaam voorbij ratelden, waarbij de regen op de dikke vacht van de paarden glansde.

‘Jens, waarom zijn die tunnels zo belangrijk voor je?’

‘Het is mijn werk.’

Ze lachte en schudde haar hoofd. De capuchon van haar cape gleed omlaag. Ze had haar verpleegstershoofddoek afgedaan maar ze droeg haar uniform nog wel. ‘Ja, het is je werk. Maar het is duidelijk dat de tunnels meer voor je betekenen dan dat.’

Ze greep met beide handen zijn arm en hield hem daar op de rand van de stoep, hoewel de weg inmiddels vrij was. De regen begon heviger te vallen, striemend in het donker, de daken omhullend en plassen vormend op de wegen. Later zou alles in ijs veranderen.

‘Waarom wil jij zo graag tunnels bouwen? In plaats van bruggen, zoals die Isambard Brunel van jou in Engeland. Hij heeft die mooie hangbrug bij Clifton gebouwd, toch?’

‘Ik ben diep onder de indruk.’

Ze ging op haar tenen staan om hem op de kin te kussen. Ze voelde ruwe stoppels tegen haar lippen. ‘Weet je wat ik denk?’

‘Vertel me eens wat er in die gecompliceerde geest van jou omgaat.’

‘Ik heb een theorie. Volgens mij wil jij orde scheppen in de chaos.’

‘Poeh! Dat is me nogal een theorie.’

‘Een berg stenen, jij maakt er een tunnel van. Een stad die leidingen onder de grond nodig heeft, en jij berekent de hellingshoek voor de afvoeren. Een rij huizen die in de viezigheid wegzinkt met overstroomde souterrains, jij geeft ze een riolering. Orde in de chaos.’

Zijn gezicht was stil, zijn ogen waren op haar gericht. Alleen zijn adem bewoog, kronkelde tussen de regendruppels door. Hij hief zijn hoofd op en staarde naar de daken van de stad. Boven hen verduisterde een deken van laaghangende bewolking elke hoop op sterren. ‘Petersburg moet zelf worden gereinigd. Niet alleen haar watervoorziening.’

‘Kom eens mee, Jens. Ik wil je iets laten zien.’ Ze greep hem bij de hand en ze holden samen de weg over.

Arkin maakte zich los van de muur bij de portiek van een winkel. Hij glipte uit de schaduwen de ijsregen in toen de koplampen van een auto de gestalten van Valentina en haar ingenieur verlichtten. Ze holden, waarbij haar cape als vleugels achter haar aan fladderde, alsof ze konden voelen dat hij hen volgde, ook al was hij ervan overtuigd dat dit niet het geval was. Daar was hij veel te voorzichtig voor.

De regen kwam hem goed van pas. De inwoners van Sint-Petersburg haastten zich over de trottoirs onder een golf van paraplu’s die een zwarte barrière voor hem vormde om onder weg te duiken. Hij volgde hen met gemak, via alle bochten en zijwegen. Hij wachtte geduldig in donkere hoeken wanneer ze bij winkels stopten, nieuwsgierig naar wat ze onder hun arm hielden als ze weer naar buiten kwamen.

Hij zag meer dan hem lief was. De manier waarop ze steeds weer naar elkaar keken, zo vaak dat ze bijna over de weg struikelden. De manier waarop hun lichamen continu contact maakten, alsof ze door een onzichtbare draad bijeen werden gehouden. Hij zag het allemaal.

Ze bewogen nu snel, kozen onverlichte wegen. Maakten het hem gemakkelijk.

21

Het duurde even voor Valentina de juiste straat had gevonden, maar zodra ze de hoek om ging, herkende ze alles. De wind was aangewakkerd en striemde de regen in hun gezicht.

‘Dit is het huis.’

Jens maakte geen aanstalten om op de deur te kloppen waarvoor ze waren blijven staan. Hij toonde in feite geen enkele neiging om deel te nemen aan deze expeditie, maar ze had hem naar deze achterafstraatjes meegetroond zonder zich iets van zijn afkeuring aan te trekken. Zijn schouders stonden strak en hoekig.

‘Dit is geen plek voor jou, Valentina. Je verpleegstersuniform is geen vermomming, weet je. Je kunt niet verbergen wie je bent. Het is hier niet veilig voor je.’

Ze lachte hem uit, zodat hij fronste. ‘Natuurlijk is het wel veilig. Ik heb jou toch bij me! Kijk, dit is de deur.’