Выбрать главу

De eerste zwiep scheurde de rug van een man open, de tweede sneed een reep huid uit een onbeschermde nek. Het bloed spoot op het stro. De twee mannen die nog op de been waren lieten hun kozakkenprooi in de steek en richtten zich op Jens, maar een volgende beweging van zijn pols deed de leren band in elegante kronkels door de lucht bewegen. Ze deinsden achteruit. Te laat werden ze zich bewust van de gewonde man die achter hen weer op de been was gekomen. De gestolen koevoet in zijn vuist kwam eerst op het ene hoofd neer, daarna op het andere, en ze vielen als stenen.

‘Klootzakken!’ brulde Popkov.

‘Jij bent een klootzak!’ mompelde Jens hijgend. ‘Wat heb jij in godsnaam uitgespookt om dit gevecht uit te lokken?’

Ze stonden elkaar aan te kijken en probeerden niet te grijnzen. Onverwachte bloedbroeders.

‘Verdomme, man,’ zei Jens. ‘Waar heb je me nou mee opgezadeld?’

Er klonk een kalme stem achter hem. ‘Leg die zweep neer. En jij, pummel, laat die staaf vallen.’ Geen dreigement. Gewoon een rustige opmerking. ‘Anders jaag ik een kogel door je hoofd.’

25

Angst kent vele verschijningsvormen. Voor Jens kwam hij in de vorm van een pen, de pen in de hand van zijn ondervrager. Wanneer zijn ondervrager kalm was, lag de pen stil en slaperig tussen de vingers van de man, maar wanneer hij geagiteerd was, klonk er een snel tik-tik-tik. Jens’ hart herhaalde dit geklik.

‘Vraagt u het aan minister Ivanov,’ zei Jens voor de twintigste keer. ‘Het is zíjn huis, niet het mijne. Ik kwam alleen maar mijn paard ophalen, dat is alles.’

‘Waarom was het paard daar dan?’

‘Dat heb ik u verteld. Ik was op bezoek bij de dochter van de minister.’

‘Of gebruikte u dat excuus slechts als dekmantel om u toegang te verschaffen tot de stallen?’

‘Nee.’

‘Om de kist met handgranaten die u daar had verstopt op te halen.’

‘Nee.’

‘Wanneer hebt u die granaten in de stallen verstopt?’

‘Dat heb ik niet gedaan.’

‘Wie heeft u gevraagd ze op te halen?’

‘Niemand. Ik weet er niets van.’

‘U heeft mijn agenten aangevallen met een zweep.’

‘Ze probeerden de kozak te vermoorden.’

‘Dus u geeft toe dat Liev Popkov uw handlanger is in een complot dat tegen de regering is gericht.’

‘Nee. Ik ken de man nauwelijks. Hij is daar een bediende, dat is alles wat ik van hem weet.’

‘U liegt.’

‘Nee.’

Ze dansten in kringen rond. Tik-tik-tik. Jens zat erbij alsof hij onverschillig was voor dit alles, terwijl hij steeds weer antwoord gaf op dezelfde vragen. Toch was het allemaal heel beschaafd, verwarrend beschaafd. Geen kale ondervragingsruimte, geen felle lampen, geen handboeien die in zijn huid sneden. Een comfortabele stoel, zelfs het aanbod van een sigaret. Hij wees beide af.

Ze zaten in een gewoon kantoor met manilla mappen en een weelderige plant in een pot op een kast. Op de vloer lag een fraai nieuw tapijt. Geen bloedvlekken, constateerde Jens. Zijn ondervrager was een kleine, kalende man met een geduldig gezicht en grote oren die hij betastte op momenten van onzekerheid. Elke keer dat Jens zei: ‘Spreekt u met minister Ivanov. Hij is een trouwe dienaar van Zijne Keizerlijke Majesteit,’ zochten de vingers een oorlel op. De man ging heel voorzichtig te werk, tastte voortdurend hoe dun het ijs onder zijn voeten was.

De verdomde kozak was stom. Nergens was het veilig, nergens bleef je onopgemerkt voor de ogen van de Ochrana. Als Popkov dacht dat de stallen van de minister een slimme plaats vormden om antiregeringswapens te verbergen, had hij geen flauw idee hoe de geheime politie te werk ging. Toch vond hij het moeilijk te geloven dat Popkov een bolsjewiek was. Verdomme, hij kreeg kippenvel bij de gedachte dat Valentina bij zo’n dodelijk pakket in de buurt was geweest.

‘Waar is Liev Popkov?’ vroeg hij abrupt.

‘De revolutionair wordt ondervraagd.’

Jens voelde zijn bloed ijskoud worden. Ondervraagd.

‘Ik geloof niet dat Popkov een revolutionair is. Iedereen kan die granaten daar hebben geplaatst om de minister in gevaar te brengen.’

‘Inclusief u.’

‘Nee, niet ik.’

‘Wat u gelooft is niet relevant.’

De ogen van de man waren hongerig. Hij had het liefst zijn tanden ontbloot om Jens te verslinden, maar er was iets wat hem weerhield. Jens besefte dat het de titel was naast zijn naam op de voorzijde van de map op het bureau. JENS FRIIS: INGENIEUR VAN ZIJNE MAJESTEIT DE TSAAR.

Hij zou gebruikmaken van die titel. Waarom niet? Zijn bloed klopte in zijn oren. Hij wist dat er honderd redenen waren waarom niet, honderd ondervragingscellen in het souterrain die lang niet zo gezellig waren als deze hier. Cellen met boeien die aan de stoelen waren bevestigd, en met opgedroogd bloed op de betegelde muren. Hij sprak vriendelijk tegen zijn ondervrager.

‘Waar is Liev Popkov?’ vroeg hij nogmaals. ‘Ik wil hem zien.’

Het was duidelijk dat de man boos werd van dit verzoek maar probeerde het niet te laten merken. Na een lange stilte waarin de pen heen en weer klikte, stond hij op, liep naar de deur en wierp deze met zoveel kracht open dat hij tegen de muur knalde.

‘Kom mee.’

Stank. Zweet. Bloed.

Jens had de grootste moeite zijn woede te bedwingen. Niet met zijn vuist op de metalen deur te timmeren, zijn begeleider niet bij de nek te grijpen om die door het smalle kijkluikje te rammen. Hij stond buiten de cel en riep Popkovs naam.

Binnen kon hij een brede rug ontwaren, met bloed dat uit verse wonden stroomde. Hij kwam dichterbij en zag door het vierkante kijkgat in de deur dat de kozak met de polsen tegen de muur aan de overkant was geketend, met zijn gezicht tegen de smerige tegels gedrukt. De zware spieren van zijn billen waren zwart van de kneuzingen, er liepen elektroden van zijn geslachtsdelen naar een batterij. Langs de achterkant van zijn benen glibberde ontlasting.

Stank. Zweet. Bloed.

De geluiden van de stad klonken gedempt. Het was laat in de avond toen Jens bij de imposante residentie van de Ivanovs arriveerde en half en half verwachtte die afgesloten aan te treffen, met soldaten die buiten de wacht hielden, alle ramen zwart en levenloos. Maar nee. Overal brandde licht. Dat was een goed teken. Hij werd onmiddellijk binnengelaten door een huisknecht, die nerveus zijn blik afwendde. Wat zich hier, nadat hij met Popkov was afgevoerd, moest hebben afgespeeld tussen minister Ivanov en de politie, had een duidelijk merkteken achtergelaten.

Jens voelde zijn eigen merkteken. Zijn rechterschouder deed pijn waar één bepaalde rotzak tijdens de arrestatie te vrij was geweest met de kolf van zijn geweer. De huisknecht bracht hem naar de blauwe salon, de salon waar hij die eerste keer met Valentina had gezeten, maar hij verwachtte niet haar vanavond te zullen zien, want hij was ervan overtuigd dat haar vader haar hierbij vandaan zou willen houden. Haar naam mocht niet bezoedeld worden door het schandaal in zijn stallen.

‘Jens Friis,’ kondigde de huisknecht aan.

Jens stapte de helder verlichte salon binnen, en hij moest zijn ogen even laten wennen. Tot zijn verbazing waren ze er allemaal. Generaal Ivanov zag er officieel uit, in een donkergroene pandjesjas, met zijn rug naar de haard, zijn borstelige wenkbrauwen samengetrokken boven vermoeide ogen, terwijl hij met één voet op de marmeren haard tikte. Jelizaveta Ivanova zat roerloos als een pop op de ottomane, met haar handen in haar schoot, een glas water naast zich.

Maar Jens merkte hen nauwelijks op doordat Valentina zijn blik vulde. Ze zat op een sofa met haar zusje naast zich, allebei in een roomkleurige jurk, maar het contrast tussen hen had niet groter kunnen zijn. Katja’s gezicht was nat van de tranen en ze glimlachte meteen naar Jens. Ze leek opgelucht te zijn door zijn komst, maar Valentina schonk hem niet zo’n welkom. Haar bruine ogen waren bijna zwart van woede en in de blik die ze hem schonk kon hij zien dat het niet haar vader was op wie ze boos was, ze was kwaad op hem. Haar haar was uit haar gezicht naar achteren gebonden zodat het er naakt uitzag, en deze keer was het niet haar schoonheid die hem zo sterk trof, maar haar kracht – alsof er een stalen gaas onder de huid lag. Hij had dit al eerder bespeurd maar hij had het nog nooit zo duidelijk gezien. Hij wilde het liefst gaan zitten om haar uit te leggen hoe hij in een gevecht met de agenten van de Ochrana verwikkeld was geraakt, maar in plaats daarvan richtte hij zich tot haar vader.