Выбрать главу

‘Je mag van geluk spreken, kameraad,’ zei hij zacht. ‘Je hebt de veldslag van de leerjongens tegen het leger gemist.’

‘Ik heb gehoord dat het heel erg was.’

‘Het was meer dan erg.’

‘Heel akelig,’ zei Sergejev. Zijn blik was op de lade gericht. ‘Ben je gewond geraakt?’

‘Een paar snijwonden, niet erg.’

Een droevige stilte maakte de sfeer in de kamer benauwd. Sergejev haalde moeizaam adem.

‘Waarom heb je het gedaan?’ vroeg Arkin.

‘Wat gedaan?’

‘Hen verraden.’

Larisa slaakte een gesmoorde kreet. ‘Neem dat terug, kameraad Arkin,’ zei ze heftig.

Maar Sergejev zei niets, hij staarde slechts naar de lade.

‘Waarom?’ vroeg Arkin weer. ‘De soldaten stonden ons op te wachten, klaar om aan te vallen. Waarom heb je het gedaan?’

‘Vanwege de baby,’ fluisterde Sergejev.

Larisa sloeg een hand voor haar mond.

Sergejev keek haar niet aan. ‘De Ochrana heeft me nog eens te pakken gekregen, die avond dat we voor ze op de loop waren gegaan. Toen jij en ik uit elkaar waren gegaan, Viktor, hebben ze me als een rat in het nauw gedreven. Ze hebben me in de goot in elkaar geslagen tot mijn arm weer gebroken was. Ze dreigden me verdomme in hun gevangenis te gooien om weg te rotten. Hoe moest het dan met Larisa? Hoe moest het dan met de baby die we gingen krijgen? Ik kon niet anders.’ Zijn ogen gleden even naar Arkin. ‘Goede vriend,’ zei Sergejev hees, ‘je weet niet wat het is om iemand anders meer lief te hebben dan je eigen leven. Zelfs meer dan je eigen opvattingen. Ik kon mijn vrouw en kind niet op straat laten zetten om dood te vriezen.’

Larisa weende stille tranen. De baby leek haar verdriet aan te voelen en begon klaaglijk te huilen.

‘Kameraad,’ zei Arkin op vlakke toon, ‘laten we deze discussie buiten voortzetten. Je vrouw en kind hoeven het niet te horen.’

Hij stak zijn arm uit en trok Sergejev overeind. Toen ze de kamer uit gingen nam Larisa de baby in haar armen, hield het hoofdje onder haar kin en maakte zachte geluiden om het huilen te sussen. Arkin keerde dit beeld de rug toe, maar het stond al in zijn geheugen gegrift. Buiten op straat liepen de twee mannen enige tijd zonder iets te zeggen. Het was opgehouden met sneeuwen maar aan de daken hingen dikke pakketten die op nietsvermoedende voorbijgangers omlaag dreigden te glijden. Rusland was net zo. Het stortte zich op je, smoorde je, vernietigde je als het daar de kans toe kreeg.

‘Beste vriend…’ begon Sergejev.

‘Ik ben je vriend niet.’

‘Viktor, alsjeblieft, ik…’

‘Je hebt de leerjongens verraden. Ze vertrouwden ons, en dat vertrouwen is hun dood geworden. En je hebt mij verraden. Je hebt de Ochrana verteld dat ik de granaten in de garage van Ivanov had verborgen.’

‘Nee, nee, niet jij, Viktor. Het was de bedoeling dat de Ivanovs zelf de schuld zouden krijgen.’

‘Maak mij niets wijs, kameráád.’

Ze passeerden een van de donkere steegjes die tussen de achterzijden van huizen kronkelden, bezaaid met bevroren viezigheid en dode ratten. Viktor bleef staan. Zonder van blik te veranderen trok hij het kleine pistool onder zijn jas vandaan, zette het tegen Sergejevs hoofd en haalde de trekker over. Hij slingerde het levenloze lichaam in het steegje en liep weg. Het beeld van Larisa die de baby tegen zich aan klemde, bleef hem nog lang bij.

26

Valentina wapperde met haar waaier van zwanenveren toen ze de beroemde grote trap van het Winterpaleis op liep. Het was officieel. Ze was een hoer. Te koop voor de hoogste bieder. Geld op de tafel? Neem maar mee, ze is van jou.

Het Keizerlijke Bal in het Winterpaleis was een zorgvuldig geregisseerd vertoon van grandeur en extravagante rijkdom, een van de hoogtepunten van het sociale seizoen in Sint-Petersburg. De uitnodigingen op dik velijnpapier, dat in goud met tweekoppige adelaars was bedrukt, vormden de meest begeerde bezittingen in de stad, en de competitie om er een te bemachtigen was groot. Honderden kroonluchters en kandelaars overspoelden het paleis met licht dat haar uit spiegels tegemoet schitterde en van gouden vazen weerkaatste. Marja, het nichtje van gravin Serova, fluisterde dat de orchideeën met speciale treinen uit de Krim waren aangevoerd, maar Valentina kon er geen belangstelling voor opbrengen. Ze was naar het bal gegaan, ze had gedaan wat haar vader had gevraagd. Naast haar slaakte Marja onderdrukte kreetjes van opwinding toen ze door de Nicolaas-zaal liepen.

‘Valentina,’ zei ze, ‘volgens mij ben ik gestorven en in de hemel beland.’

‘Ik ben gestorven en in de hel beland.’

‘Doe niet zo belachelijk. Kijk eens naar al die knappe officieren die gewoon staan te wachten om aan de haak te worden geslagen.’

De menigte gasten scheen voor Valentina’s ogen in één flakkerende schittering te deinen. Weelderige uitstallingen van sinaasappelen citroenbomen en hoge, spichtige palmen tolden door haar hoofd. Ze wuifde zich koelte toe en besteedde geen aandacht aan de stoet prinsen en prinsessen, aan de hertogen of graven, of aan de bisschoppen in hun paarse gewaad met lange, witte hoofddoek.

Ik zou nog liever dood zijn dan hier te moeten lopen. Die gedachte drong zich aan Valentina op. Daardoor moest ze denken aan Katja en aan de nacht van de schaar die in haar pols was gestoken, en ze huiverde, ondanks de warmte.

Marja greep haar bij de arm. ‘Zenuwachtig?’

‘Nee, waarom zou ik zenuwachtig zijn?’

‘Omdat jouw Stepan er zal zijn. En ook zijn ouders, graaf en gravin Tsjernov.’

‘Míjn Stepan.’ De woorden kleefden aan Valentina’s tong.

‘Waarom zeg je dat zo?’

‘Om er alvast in gedachten aan te wennen.’

Marja keek haar bevreemd aan. ‘Is hij er al?’

Het leger stapte in alle overdadige opsmuk door de schitterende zalen: officieren uit alle regimenten; kozakken in het rood; lansiers in het blauw. Ze kon kapitein Tsjernov nergens vinden.

‘Marja,’ zei ze, ‘ik wil iets te drinken hebben.’

De wodka hielp. Er zaten vossenbessen in. Die vond ze grappig. Ze had dit gekozen uit een rij gekoelde glazen wodka, die op smaak was gebracht met citroenschil, peperkorrels, vossenbessen of buffelgras. Ze had eigenlijk die met buffelgras willen proberen, maar ze verloor de moed om erom te vragen toen de bediende bijna de drankjes over zijn gouden uniform kieperde toen ze hem aanhield om een glas van zijn zilveren dienblad te nemen. Marja dronk limoenlimonade en staarde haar vriendin met grote ogen aan.

‘Valentina,’ siste ze, ‘je zult jezelf te schande maken.’

Valentina schoot in de lach, verbaasd dat ze nog zo’n geluid kon maken. ‘Ik heb mezelf al te schande gemaakt, begrijp je dat niet?’

Ze zocht een pilaar op, een zware pilaar van Italiaans marmer, die niet snel om zou vallen. Ze stond er met haar rug tegen aan maar ze leunde er niet echt tegen – alleen mannen mochten tegen pilaren of deurposten leunen. Ze raakte de witte pilaar echter wel met de achterkant van een satijnen schoen en met de punt van haar elleboog, net genoeg om rechtop te kunnen blijven staan. De neiging van haar lichaam om zonder enige waarschuwing te wankelen baarde haar zorgen.

Marja was verdwenen. Valentina wist niet zeker wanneer dat was gebeurd, maar zodra ze haar vriendin aan de overkant van de zaal met een officier zag praten, keek ze opzij en vond een lege plaats naast zich. Valentina was bedreven geraakt in het opsporen van de zilveren dienbladen die in de zaal rondgingen en in het met een opgetrokken wenkbrauw wenken ervan. Ze voelde zich verbazingwekkend warm en op haar gemak. Niet echt slaperig, maar op het randje ervan, en de vreselijke zwarte afgrond die nog niet zo lang geleden aan haar voeten had gegaapt leek te zijn verdwenen, net als Marja. Het enige waaraan ze nu kon denken was Jens. Zijn glimlach. Haar wang tegen zijn naakte borst, zijn hartslag die door de beenderen van haar schedel drong tot die het ritme van haar gedachten werd.

‘Valentina, ik heb je overal gezocht.’

‘Kapitein Tsjernov, goedenavond.’