Выбрать главу

‘Uiteraard.’ Ze streek met haar hand langs haar hals omlaag, gewoon om te zien hoe zijn blauwe ogen dit pad volgden. ‘Alsof ik het uniform van anderen nog op zou merken.’

Hij lachte en begon toen een verhaal te vertellen over een weddenschap bij een hanengevecht, maar Valentina raakte de draad al snel kwijt.

‘Ik ga nog even iets te drinken halen,’ kondigde ze aan.

‘Laat mij een bediende vragen het voor je te halen.’

‘Nee, dank je. Ik wil graag even wat beweging.’

‘Doe het snel.’ Hij wees naar waar tsaar Nicolaas aan een tafel vlak bij hen zat. ‘Wij zijn de volgenden die de eer zullen hebben gezelschap van Zijne Keizerlijke Majesteit te krijgen.’

Terwijl ze haastig door de enorme vergulde deuren liep, drong iets tot haar door. Hij wilde haar maar al te graag zeggen wat ze moest doen.

27

Jens rookte een sigaret met het monogram van tsaar Nicolaas. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het moest zijn om je initialen afgedrukt, verguld of geborduurd te zien op alles om je heen. Het betekende dat je nooit kon vergeten wie je was. Hij was alleen maar naar het Keizerlijke Bal gegaan om minister Davidov een plezier te doen – Jens was niet in de stemming voor vrolijk vertier. Maar hij had gesproken met de mannen die Davidov in een van de meer discrete zijkamers had verzameld, hij had over zaken gesproken tot de lucht blauw zag van de rook, en hij had aan het eind hun hand geschud. Toch vertrouwde hij hen niet. In Petersburg vertrouwde je niemand.

Zelfs geen paar donkere, lachende ogen. Hij trok een zuur gezicht en drukte de sigaret uit.

‘Wat is er vanavond met jou aan de hand?’ vroeg Davidov. ‘Je ziet eruit alsof je gaat bijten.’

‘Ik ben hierheen gekomen. Ik heb met die verdomde geldkerels van je gepraat. Verwacht nou niet van me dat ik ook nog eens tegen jou glimlach.’

Minister Davidov grinnikte en liet zijn cognac in het glas rondwalsen. Zijn havikachtige gezicht zag er tevreden uit en dat was een zeldzaamheid. ‘Het moet een vrouw zijn,’ verklaarde hij.

‘Waarom denk je dat?’

‘Ik heb je aan het werk gezien, Friis, en ik heb gezien hoe jij je leven waagt in die verrekte tunnels van je. Ik heb je slechtgehumeurd en eigenwijs gezien. Maar ik heb je nog nooit zo gezien. Kijk nou eens naar jezelf.’

Beide mannen droegen een zwart rokkostuum met goudkleurige revers, maar het kostuum van Jens was verkreukeld en hij lag languit in een brokaten stoel.

‘Ik ben hier om zaken te doen,’ snauwde Jens. ‘Verder niets.’

Hij stak nog een sigaret op, maar terwijl hij dit deed zag hij een vrouw de kamer binnenkomen. Op een Keizerlijk Bal waren de vrouwen verplicht wit of crème te dragen, dus op het eerste gezicht was ze gewoon de zoveelste vrouw in een elegante lichte avondjurk. Maar de manier waarop ze liep maakte dat hij op zijn hoede was – ze had een hooghartige en bazige manier van doen die hem niets beviel.

‘Gravin Serova.’ Hij kwam overeind en boog zijn hoofd over haar uitgestoken hand.

‘Jens, waarom heb je je hier begraven? Weet je niet dat die kleine pianiste van je voor Zijne Keizerlijke Hoogheid zit te spelen?’ Haar glimlach was hard als de klauw van een kat. ‘Je moet je haasten. Ze heeft veel bekijks gekregen.’

Hij kon haar niet helpen. Het was alsof hij een jong katje zag verdrinken. De handen worstelden, de mond hapte naar lucht terwijl de golven meedogenloze spot over haar heen spoelden en de minachting haar omlaag trok. Toen hij net binnen was gekomen dacht hij dat Valentina haar gehoor voor de gek hield, grapjes maakte door de verkeerde noten aan te slaan. Maar het was geen grapje. Ze zat op het randje van de kruk achter de vleugel, en haar aanblik sneed Jens door de ziel.

De uitvoering was een ramp. Valentina kon in tranen zijn uitgebarsten en de zaal uit gehold. Maar dat deed ze niet, ze zat daar met opeengeklemde kaken. Ze bleef spelen. Haar hoofd en haar handen schenen geen contact meer met elkaar te hebben. Ze speelde ‘Ode an die Freude’ van Beethoven, en niets had minder toepasselijk kunnen zijn: er was geen vreugde in deze zaal te vinden. Aan de ene kant zaten de tsaar en tsarina op fraaie gouden stoelen, omringd door meer dan honderd vertegenwoordigers van de elite van Sint-Petersburg, die zich hadden verzameld in deze kleinere zaal, waar eerst het balalaika -orkest had gespeeld. Overal klonk gefluister.

Valentina, mijn liefste, ik wou dat ik je mijn vingers kon geven.

Tsaar Nicolaas plukte verveeld aan zijn keurige sikje, en zijn frons werd pruilerig. Ten slotte stond hij op zonder iets te zeggen, bood zijn vrouw zijn arm aan en liep de zaal uit. Een groepje gasten volgde, en Jens zag dat de gravin een van de eersten was.

Verdomd stelletje lomperds, ze zit nog steeds te spelen, te proberen.

Vooraan in het publiek stond kapitein Tsjernov, zijn gezicht was even rood als het uniform aan zijn lijf. Jens voelde zijn maag ineenkrimpen. Wat Valentina’s vader had gezegd moest waar zijn, haar huwelijk moest al gearrangeerd zijn, want de kapitein zag haar nu al als een verlengstuk van zichzelf, hij beschouwde haar vernedering als die van hemzelf. Jens verachtte hem daarom. Niet om de arrogante veronderstelling dat haar gedrag hem kon worden aangerekend, maar het feit dat de man zich vernederd voelde. Dat hij geen medelijden had met Valentina, niet meeleefde met haar narigheid. Niet bereid was desnoods zijn rechterhand af te hakken om haar weg te krijgen uit dit gat waarin ze dreigde te verdrinken. Hij voelde zich alleen maar vernederd. Hij schaamde zich voor haar.

De muziek hield abrupt op en Jens leidde een kabbelend applausje in. Daarna liep hij naar voren. ‘Valentina Ivanova,’ zei hij met luide stem, ‘wat goedhartig van u om bereid te zijn voor ons te spelen terwijl u zich niet goed voelt.’

Ze richtte haar ogen op hem. Er waren geen tranen. Ze stak haar kin in de lucht, rechtte haar rug en stond met al haar gebruikelijke gratie op van haar kruk, legde een hand op haar slaap om aan te geven dat ze hoofdpijn had. Ze glimlachte naar hem en gaf hem haar arm. Zonder zich te haasten liepen ze samen door de verzamelde schittering en veren van de gasten naar de deur. Ze keek niet één keer naar kapitein Tsjernov.

Jens nam haar in zijn armen. Rook het parfum in haar haar en het verdriet in haar adem. Hij hield haar tegen zich aan geklemd tot het trillen ophield en haar hoofd stil werd, in plaats van steeds weer tegen de harde richel van zijn jukbeen te stoten.

‘Valentina,’ – hij kuste haar gloeiende oor – ‘vergeet hem. Geen mens daar is ook maar één moment van je verdriet waard.’ Hij kuste de kruin van haar hoofd en trok haar in een nis achter een van de marmeren pilaren. ‘Je was geweldig.’

‘Ik was vreselijk.’

‘Nee, je was schitterend. Zo dronken als een matroos en toch nog in staat Beethoven als Beethoven te laten klinken.’

‘Mijn onnozele vingers maakten een miljoen fouten.’

‘Daar heeft niemand iets van gemerkt.’

‘Wat?’ Haar hoofd ging met een ruk omhoog, haar ogen stonden glazig. Het duurde even, maar toen zag ze zijn plagerige glimlach en haar mond trilde toen ze begon te lachen. ‘Je denkt niet dat de tsaar iets verkeerds heeft opgemerkt?’

‘Helemaal niets.’

‘Goddank.’

Haar lichaam in de lichte zijden baljurk rustte tegen hem aan, warm en soepel, en zijn arm rond haar middel hield haar op de been toen ze haar hoofd achterover wierp met alle vreugde die aan haar muziek had ontbroken. Ze lachte, nu alle spanning van haar af viel.

‘Jij leugenaar,’ hijgde ze, een hees en bevrijd geluid.

Hij streek met zijn lippen langs de welving van haar hals en hield het gewicht van haar hoofd in zijn hand. ‘Ga mee,’ fluisterde hij. ‘Ga nu met me mee.’

Ze sloeg haar armen om zijn hals toen hij haar kin voorzichtig omhoogduwde en diep in haar donkere ogen keek. Ze waren half dicht, met slechts een schittering onder de lange wimpers.

‘Wil je met me trouwen?’ vroeg hij.

‘Kus me eerst.’

Hij drukte zijn lippen begerig op de hare en ze antwoordde met alle hartstocht, woede en vreugde die ze in haar pianospel had willen gieten.