Выбрать главу

In de stal waren de stalknechten bezig stro te harken en de paarden te roskammen, terwijl ze flarden van deuntjes floten en het ijs op wateremmers braken. Het rook er naar haver en naar de zoetheid van hooi, en ze zag dat de stevige kleine merrie die ze gisteren voor het rijtuig had gemend, weer veilig in haar box stond. Een van de stalknechten draaide met zijn ogen naar haar toen ze regelrecht naar de steile trap liep die naar de kamertjes boven leidde, maar ze negeerde hem.

‘Liev,’ riep ze toen ze zijn deur openrukte, ‘je bent een verdomd slechte schutter.’

Popkov lag plat op zijn rug op de vloer, gekleed in dezelfde smerige tuniek als de vorige dag, en hij maakte geen aanstalten om op te staan. Zijn ogen waren dof en glazig maar keken haar belangstellend aan.

‘De klootzak bukte,’ gromde hij.

‘Je hebt Arkin een schram op zijn hoofd bezorgd, dat is alles.’

‘Ik had zijn hersens bedoeld.’

‘Wat wilde hij daar?’

‘Wraak, hoogstwaarschijnlijk.’

‘Wraak kan zich ook tegen je keren.’

De kozak ontblootte zijn tanden, en het viel onmogelijk te zeggen of dit een grijns of een grimas was. Valentina ging op zijn smalle bed zitten en bekeek zijn gespierde gestalte. ‘Het geweer?’ vroeg ze. ‘Terug in de studeerkamer?’

‘Uiteraard.’

Spasibo.

‘Die ingenieur van je is in leven?’

Ze knikte. ‘Heb je morfine nodig?’

Njet.

Ze haalde van onder haar jas de wodkafles uit de blauwe salon. Op slag verloren zijn zwarte ogen hun doffe blik en glansden ze donker als de zonde. Ze gaf hem de fles.

‘Probeer er lang mee te doen, wil je?’ drong ze aan. ‘Minstens tot na het ontbijt.’

Hij lachte, een bulderend geluid dat de dunne muren deed schudden, en maakte de fles open.

Valentina besefte onmiddellijk dat kapitein Stepan Tsjernov zwaar gedrogeerd was. Zijn pupillen waren kleine speldenknoppen in het midden van wazige blauwe irissen en zijn mond vertoonde niet langer zijn strakke lijn – hij was slap en soepel, alsof hij iemand anders toebehoorde. Het was duidelijk dat zijn dokter pijnbestrijding net zo belangrijk vond als zij.

Ze ging rustig naast zijn bed zitten en luisterde naar het gesnik van zijn moeder. Gravin Tsjernova, een broze vrouw, die te veel parelsnoeren rond haar hals droeg, zat in een vergulde stoel aan de andere kant van het bed, wenend in een klein kanten zakdoekje dat Valentina heel ontoereikend leek voor dit doel. Ze kon geen medelijden opbrengen voor de moeder van de man die had gezworen Jens te zullen doden. Ze was hier gekomen omwille van haar ouders en het was de laatste keer dat ze de rol van verloofde zou spelen. Ze weigerde hem aan te raken. Zijn rechterhand lag op de sprei, maar ze zou die eerder afhakken dan vastpakken. Dit was de misdadige hand die zo gretig naar het duelleerpistool had gegrepen.

‘Valentina,’ fluisterde Stepan Tsjernov, ‘ga met me mee.’

Hij probeerde te glimlachen, maar dat ging de kracht van zijn verdoofde spieren te boven. Hij had veel bloed verloren uit een buikwond en had de hele nacht op het randje van de dood verkeerd, maar vanmorgen had hij al zijn krachten verzameld en nu was hij aan de beterende hand. Dat had zijn vader, graaf Tsjernov, haar verteld. Zijn krachten verzameld. Aan de beterende hand. Ze had haar oren ervoor gesloten.

‘Ik kan niet met je meegaan.’ Ze sprak duidelijk, opdat er in zijn wazige geest geen misverstand zou ontstaan. ‘Mijn zusje is ziek, dus ik kan niet weg uit Petersburg.’

Zijn ouders hadden aangekondigd dat ze van plan waren hem mee te nemen, zodra hij voldoende was aangesterkt, naar hun datsja aan de Zwarte Zee, waar het weer warmer was en het genezingsproces sneller zou verlopen. In haar hoofd zag ze allerlei beelden van bloed, even rood als zijn jasje, en ze bood één kruimel troost aan het lijkbleke gezicht op de kussens.

‘Als je terug bent, zullen we weer praten,’ zei ze terwijl ze ging staan. ‘Misschien ga ik zelfs wel piano voor je spelen.’ Ze kon een vage glimlach niet helemaal onderdrukken.

30

Jens had akelige dromen. In de donkere uren, wanneer het leven op een ondefinieerbare wijze wordt uitgerekt, zodat de werkelijkheid flexibel wordt en het bewustzijn wijkt, kwamen de wolven. Hij wist dat hij in Fedorins huis was en dat wilde dieren niet in het hart van Petersburg over beklede trappen en door slaapkamers zwierven, maar ze kwamen toch. Aanvankelijk kon hij ze alleen maar ruiken, dezelfde dierlijke stank die had geheerst in het huis waar de vrouw met haar dode kinderen in bed lag.

Maar als hij probeerde rechtop te gaan zitten om ze weg te jagen, sprongen ze met een grauw op zijn borst en zetten hun tanden in zijn lichaam. Hij voelde hun tongen, heet en glad, die het bloed uit zijn hart likten. Steeds weer zei hij tegen zichzelf dat het een nare droom was, maar hoe kon dat? Hij kon hun rode ogen zien. Hij kon hun vettige adem ruiken. Met uiterste krachtsinspanning stompte hij er een in de kaak en hij hoorde het dier grommen. Dat zou hem leren om weg te blijven. Hij ging voldaan weer achteroverliggen.

Het was licht toen hij wakker werd, het soort daglicht dat zo wit is en zo hard dat het zich tussen de oogleden perst en die openduwt. Het duurde even voor Jens’ gehavende brein herkende waar hij was en begreep waarom hij in hemelsnaam plat op zijn rug in een vreemd bed lag, maar alles viel op zijn plaats toen hij haar zag. Wachtend tot hij weer bij haar terugkwam.

Valentina zat op een stoel naast het bed, een kleine, tengere gestalte tussen de zware gecapitonneerde armleuningen, met haar donkere blik op hem gericht. Iets in de stilte van haar houding maakte dat hij dacht dat ze daar al lange tijd zat. Toen ze zag dat hij wakker was, gingen haar ogen wijd open met een opgaande beweging van haar wenkbrauwen die maakte dat zijn pijnlijke borst samentrok van blijdschap. Haar mond welfde zich tot een langzame glimlach die het bloed in zijn aderen verwarmde.

‘Hoe voel je je?’ vroeg ze zacht.

Ze verroerde zich nog steeds niet. Hij wilde haar aanraken. ‘Alsof er een olifant op mijn borst stampt.’

Haar glimlach werd groter. ‘Laat doktor Fedorin dat niet horen. Olifanten mogen niet bovenkomen.’

Hij lachte, en de spieren achter zijn ribben leken te exploderen. Hij begon te hoesten, waarbij er bloed uit zijn mond sijpelde, en ze keek hem aan met een starre, ondoorgrondelijke blik. Haar wangen waren strak en bleek. Toen hij ophield met hoesten pakte ze een rode waslap en veegde zijn lippen ermee af.

‘Niet praten,’ beval ze. ‘En ook niet lachen.’

Hij snakte naar adem, probeerde die verdomde olifant weg te duwen, en liet zijn ogen intussen genieten van haar verschijning. Ze droeg een jurk in warm groen en roestbruin, als een bosnimf die per ongeluk zijn kamer was binnengeslopen. De jurk had een hoge hals met twaalf piepkleine parelknoopjes aan de voorzijde. Hij telde elk knoopje en wilde met een vinger over hun zijdezachte oppervlak strijken. Haar haar zag eruit alsof ze in de wind had gelopen, maar misschien had ze alleen haar handen erdoor gehaald. Die gedachte, het idee dat ze dit in ontreddering deed, was als een koude vinger die onder aan zijn hals was gelegd.

‘Heb je veel pijn? Zeg maar niets. Knik of schud met je hoofd.’

Hij schudde zijn hoofd. Hun ogen hielden elkaar vast.

‘Mooi,’ zei ze.

‘Kus me,’ fluisterde hij.

‘Ga slapen.’

‘Kus me.’

Hij schoof zijn hand naar de rand van het bed, maar ze maakte geen aanstalten om die hand te pakken.

‘Blijf stilliggen,’ beval ze. ‘Er mag niets kapotscheuren daarbinnen.’

‘Kus me, of ik spring uit het bed om je na te zitten, dwars door de kamer.’

‘Je hebt geen kus verdiend.’ Haar gezicht stond ernstig en haar ogen waren fel. ‘Je hebt je bijna laten doden.’

Met een ruk ging hij rechtop zitten en haalde uit. Ze slaakte een kreet van schrik, maar hij greep haar bij een pols en trok haar uit haar stoel naar het bed.