‘Niet doen!’ riep ze. ‘Zo gaat er nog meer kapot en gaan je hechtingen los.’
Hij trok haar naar zich toe en kuste haar. Haar lippen waren zacht en meegevend, maar haar donkere ogen bleven open, woedend op hem.
‘Valentina,’ fluisterde hij, ‘ik wil niet dat hij je krijgt.’
Ze huiverde even en legde toen haar hoofd in de holte van zijn hals, alsof ze probeerde in hem weg te kruipen. ‘Ik ben altijd van jou geweest, vanaf het eerste moment dat ik je zag. Ga nu liggen.’
Hij liet zich door haar terugleggen in de kussens en liet haar het bloed met haar doek van zijn kin vegen, maar hij bleef haar pols vasthouden. Ze ging vlak naast hem op het bed zitten en voor het eerst zag hij de paarsrode vlek op haar wang. Hij streek er met zijn vingertoppen over. Hij streek over haar haar. Streek over haar oor en knoopte twee parelknoopjes open.
‘Wat heb jij met jezelf uitgespookt?’ vroeg hij.
‘Je bedoelt dit?’ Ze betastte de gekneusde plek. ‘Ik ben uitgegleden op een plak ijs.’
Maar hij kende haar te goed. Hij dacht weer aan de wolven. ‘Kom eens hier.’
Ze boog zich over hem heen en liet hem de plek kussen. De geur van haar huid bracht iets diep in zijn binnenste in beroering. Pas toen glimlachte ze naar hem, een brede, plagerige glimlach, die naar haar ogen trok en de donkere schaduwen daar verdreef. Ze plaatste een moeiteloze kus op zijn lippen voor ze weer rechtop ging zitten.
‘Jens, als je zo naar me blijft kijken…’
‘Hoe bedoel je, zo?’
‘Alsof je me wilt opeten.’
‘Ik geloof echt dat je lekker zou zijn.’
‘Als je niet ophoudt, zal ik mijn professionele zelfbeheersing als verpleegster verliezen en bij jou onder de lakens duiken.’
Hij sloeg een hoek van het beddengoed opzij. ‘Kom me maar verkrachten.’
Even zag hij de blik waarmee ze hem aankeek, en hij wist dat ze meer zag dan hij wilde laten zien, maar hij kon zich niet verzetten, hij was nog zo slap als een stom jong katje. Teder stopte ze de lapjesdeken om hem heen.
‘Ik zal je wat afleiding geven,’ glimlachte ze, ‘met muziek.’
‘Wat?’ Zijn ademhaling was oppervlakkig en hij kreeg het gevoel dat hij wegzweefde. ‘Ga je een beetje fluiten?’
‘Wacht maar eens af.’
Ze liep bij het bed vandaan. Zijn ogen bleven gericht op de plek waar ze had gezeten, waar haar kleine achterwerk een volmaakt ronde deuk had gemaakt. Hij legde zijn hand erin. De plek voelde warm aan. Verderop in de kamer klonk muziek die zich rond het rafelige blok pijn in zijn borst vouwde en er de scherpste kantjes vanaf haalde. Hij keek op en zag haar. Zijn nimf uit het bos stond aan het voeteneind van het bed viool te spelen. Haar slanke arm ging in zo’n verfijnde beweging op en neer dat hij zijn ogen niet van haar af kon houden.
‘Ga slapen,’ zei ze zacht. ‘Ga slapen, liefste.’
Met tegenzin deed hij zijn ogen dicht en meteen voelde hij zich in warme, zachte lucht omhoog zweven, ver buiten het bereik van de wolven. Ze speelde als een engel.
Na de eerste paar dagen stuurde Jens haar naar het ziekenhuis terug. Valentina was daar niet blij om.
‘Je hoeft me niet steeds te betuttelen,’ zei hij kribbig. ‘Ga nou maar weer aan het werk en laat mij met rust. Als jij hier bent, kan ik niet…’
‘Sst, mijn mopper-Viking.’
Ze had een vinger op zijn lippen gelegd om de woorden erachter af te sluiten, omdat ze wist dat het leugens waren. Ze begreep het, maar ze vond het niet leuk. Hij stuurde haar weg omdat hij niet wilde dat ze haar plaats in het Sint-Isabella zou verliezen. Haar afwezigheid bij de lessen van medsestra Gordonskaja zou niet worden getolereerd, dat wisten ze beiden.
Dus droeg Valentina overdag het gesteven uniform van een verpleegster en keerde ze elke avond terug naar het huis van dokter Fedorin. Ze daverde dan de logeerkamer binnen om zich op Jens te storten alsof ze dreigde te verdrinken. De hele dag worstelde ze in een zee van gezichten zonder lucht om adem te halen, tot ze zijn kamer binnenkwam en zijn groene ogen zag wachten. Die richtten zich op haar alsof hij eveneens niet had geleefd tot dit moment.
‘Heb je me gemist?’ Ze kuste zijn mond, proefde zijn lippen.
‘Nee,’ lachte hij. ‘Ik heb de hele dag rustig en vredig kunnen slapen, en toen is de kleine Anna gekomen om me voor te lezen. De kokkin van de doktor heeft kippensoep voor me gemaakt.’
Valentina fronste haar wenkbrauwen naar hem. ‘Je begint te veranderen in zo’n dikke, luie autocraat die de hele dag vrouwen om zich heen heeft om hem op zijn wenken te bedienen. Ik zal de volgende keer een waaier van struisvogelveren voor je meebrengen.’
‘Ik kan me niets mooiers voorstellen.’
‘Ik wel,’ zei ze met een plagerige glimlach.
Direct hief hij zijn hoofd op uit de kussens, en ze moest zich snel van het bed laten glijden om te zorgen dat hij haar niet te pakken kreeg.
‘Je bent ziek,’ vermaande ze hem.
‘En jij bent mijn beste medicijn. Ik heb je nodig.’
Hij zei het met een grijns, maar de blik in zijn ogen maakte dat haar hart even stilstond. Hij meende het, woord voor woord. Er loste iets op in haar binnenste, een koude angst, die daar had gezeten sinds die dag in zijn kantoor, toen hij had verklaard dat hij liever dat duel aanging dan met haar naar een veilig oord te vluchten. Langzaam liep ze terug naar het bed, ging naast hem op de sprei liggen, ademde zijn warme, muskusachtige geur in en nam hem zo stevig in haar armen dat hij kreunde van de pijn.
De gebarsten deur ging slechts op een kiertje open.
‘O, ben jij het weer.’
De begroeting had hartelijker gekund, maar Valentina was niet helemaal door de sneeuw hierheen gekomen voor alleen maar een glimlach van Varenka.
‘Ja, ik ben het.’
De deur ging verder open en ze liep achter de vrouw aan de kamer in. Het zag er allemaal beter, schoner en lichter uit dan de vorige keer. De kachel stond in de hoek te pruttelen als een oude man en een pan op de tafel verspreidde de geur van warm eten. Varenka droeg een vrolijk gekleurde hoofddoek.
‘Dus je hebt die baan gekregen?’ merkte Valentina op.
‘Da.’
‘Daar ben ik blij om.’
Ze wachtte op een glimlach. Zelfs een bedankje. Valentina was haar belofte nagekomen en had Varenka aanbevolen voor het schoonmaken van het modehuis van Madame Angelique, maar Varenka was kennelijk niet bedreven in gewone beleefdheid.
‘Wat komt zij hier doen?’
De vraag klonk uit het bed. Ivan lag languit op het bed, met ontbloot bovenlijf en de knopen van zijn broek los, en Valentina besefte gegeneerd dat haar bezoek ongelegen kwam.
‘Goedenavond, dobri vetsjer, Ivan,’ zei ze, en ze bloosde.
In het ziekenhuis was ze gewend mannen in diverse staat van ontkleding te zien, of zelfs volledig naakt, maar dit was anders. Er lag iets agressiefs in het bewegen van zijn spieren toen hij zijn handen achter zijn hoofd vouwde, iets heel mannelijks in de dichte vacht van zwart haar op zijn borst en in de kleine, felle ogen die haar vol afkeer aankeken.
‘Ik ben voor jou hierheen gekomen,’ zei ze.
Hij zette zijn voeten met een zwaai op de vloer, maar bleef op de rand van het bed zitten, met zijn ellebogen op zijn knieën, zonder zich om de knopen van zijn broek te bekommeren. Ze kon nog meer zwart haar in de opening daarbeneden zien krullen.
‘Waarvoor?’ wilde hij weten.
‘Ik ben op zoek naar iemand. Ik dacht dat jij hem misschien zou kennen.’
Hij keek haar belangstellend aan. ‘Wie dan wel?’
‘Viktor Arkin.’
‘Nooit van gehoord.’
Maar er was een aarzeling, zo gering dat het nauwelijks waarneembaar was. Dat onderdeel van een seconde dat nodig is om te besluiten te liegen. Ze bekeek hem zwijgend maar hij zei niets. Varenka zei wel wat.
‘Wil je misschien wat soep?’ vroeg ze verlegen.
‘Hoe zit het met jou, Varenka? Ken jij een zekere Arkin?’
‘Njet.’