‘Ik weet wie je bent.’ Haar stem klonk beheerst maar hij hoorde de woede erin, ook al wilde ze dat niet. ‘Je bent Viktor Arkin. Je was mijn vaders chauffeur.’
Er was geen enkele reden om die laatste woorden eraan toe te voegen, behalve om hem eraan te herinneren dat hij straatvuil was. Hij rukte de blinddoek van haar gezicht en zag haar heftig knipperen tegen het plotselinge licht. Lange slierten donker haar lagen als ranken tegen haar hals en wangen geplakt, alsof ze haar konden beschermen.
‘Zoals je ziet,’ zei hij vriendelijk, ‘heb je het bij het rechte eind. Heel slim van je.’
Haar ogen pasten zich aan, de pupillen slonken, maar ze kon de minachting niet goed van haar gezicht houden. ‘Dat was niet zo moeilijk.’
‘Je mag van geluk spreken dat je nog leeft, nadat je me had neergestoken met dat mes.’
‘Waar is ze?’
‘Wie?’
Haar mond werd strak van woede. ‘Waar is ze?’
‘Ze ligt te slapen.’
‘Dat betwijfel ik.’ Ze ging staan, en onmiddellijk waren er twee mannen die haar bij de armen grepen. Ze hadden ze zonder enige krachtsinspanning kunnen breken. ‘Breng me naar haar toe.’
‘Eerst moeten we praten.’
‘Alsjeblieft, Arkin.’ Haar ledematen trilden van woede maar haar stem bleef rustig. ‘Breng me alsjeblieft naar haar toe. We kunnen morgen praten, als ik droog ben en jij wat slaap hebt gehad.’
Was het zo duidelijk te zien dat hij in geen drie nachten een bed had gezien? Elke beweging van zijn oogleden voelde alsof ze over steengruis gleden. Hij knikte kortaf naar de deur met de sleutel in het slot. Ze was de kamer al door, met haar voorhoofd tegen de deur, voor hij het bevel had gegeven.
‘Laat haar erin,’ snauwde hij.
Hij liep de andere muffe slaapkamer in en ging in het donker op het kale matras liggen, maar hij kon niet slapen.
‘Katja!’
Valentina sloeg haar armen om haar zusje heen, op het smalle bed. Ze rook de dierlijke geur van zweet bij haar, hoewel haar huid ijskoud was.
‘Alles is goed met me,’ zei Katja.
Maar Valentina kende die stem, zo klonk haar zusje als ze de kiezen opeenklemde van de pijn. ‘Natuurlijk is alles goed.’ Valentina trok de deken hoog om haar heen. Hij stonk naar urine.
‘Waarom ben jij hier?’ vroeg Katja verbaasd. ‘Hebben ze jou ook ontvoerd? Het is Arkin, weet je dat wel, de chauffeur? Wat gaat hij met ons doen? Weet papa het? Valentina, je bent helemaal nat, trek je jurk uit, je moet niet…’
‘Stil maar, liefje, stil maar.’ Ze pakte haar hand. ‘Rustig maar, we zijn nu samen. Je hoeft echt niet bang te zijn. Arkin zal ons geen kwaad doen.’
‘Toch wel.’
‘Nee. Ik zal morgenochtend met hem praten. Als het licht is. Vannacht was hij niet…’
‘Waarom hebben ze óns genomen?’
‘O Katja, ik weet het niet. Maar ik denk dat hij van plan is papa te dwingen iets te doen.’
Katja kreunde. ‘Papa zal nooit iets tegen de tsaar doen, zelfs niet voor ons.’
‘Stil nu maar, we weten het nog niet. Laten we wachten tot morgenochtend. Het kan nu niet lang meer duren. Probeer wat te slapen.’
‘Je moet je jurk uittrekken. Je rilt van de kou.’
‘Nee. Niet met die mannen voor de deur.’
De kamer was in duisternis gehuld, maar er viel een klein streepje licht onder de deur door, en ook door een kier waar het hout scheef was getrokken. Valentina gleed van het bed, liep naar de deur en sloeg erop met haar vuist.
‘Doe open!’ schreeuwde ze.
Geen antwoord.
Ze timmerde weer. ‘Ik moet met je praten.’
‘Hou je kop, verdomme,’ snauwde een onbekende stem.
‘Doe nú open!’
‘Hou je kop, kreng.’
Ze schopte woest tegen de deur, zodat hij rammelde in zijn scharnieren. ‘Ik wil droge kleren.’
‘Hou op.’
‘Droge kleren en nog een deken. Een emmer. Een kaars.’ Ze schopte weer tegen de deur en vloekte binnensmonds.
‘Wacht.’
Ze wachtte. Toen ze genoeg kreeg van het wachten begon ze weer te timmeren.
‘Hou op.’ Dat was Arkin.
Er knarste een sleutel in het slot en de deur zwaaide open. Meteen viel er licht naar binnen en Valentina keek naar Katja op het bed, met haar tanden zo hard in haar onderlip gezet dat er een straaltje bloed als zwarte inkt op haar kin te zien was.
‘Hier,’ zei Arkin zuur. ‘Kleren, een deken, een emmer. Geen kaars.’
De deur begon weer dicht te gaan.
‘Wacht.’
Hij hield stil.
‘Mijn zusje heeft medicijnen tegen de pijn nodig.’
‘Nee.’
De deur viel met een klap dicht.
‘Verdomme, Arkin!’ schreeuwde Valentina, en ze schopte weer hard tegen de deur. ‘Ik hoop dat je in de hel zult branden.’
Het raam had luiken aan de buitenkant. Aan de binnenkant was er een zwaar traliewerk voor bevestigd, maar toch veranderde het licht in de kamer van zwart naar grijs en viel er een schijnsel door de latjes. Ze gingen allebei op de emmer. Katja geneerde zich hevig, vooral omdat Valentina haar erbij moest ondersteunen, maar Valentina nam haar beroepsmatige houding van verpleegster aan en deed het met hetzelfde gemak als waarmee ze de tanden van een patiënt poetste. Wat haar verbaasde was de ontdekking dat toen ze haar zusje op de vloer rechtop hield, Katja langer bleek te zijn dan zij. Wanneer was dat gebeurd?
Ze spraken op gedempte toon, terwijl ze elkaars handen stevig vasthielden. Katja hield haar ogen op Valentina gericht alsof ze bang was dat ze misschien niet echt was, en ze liet haar haar voeten masseren om het bloed erdoorheen te laten stromen.
‘Je had niet moeten komen,’ zei Katja. ‘Het maakt niet uit wat mij overkomt, maar hoe moet Jens het zonder jou overleven?’
‘Er zal ons niets overkomen, gekkie. Ik was niet van plan jou van huis weg te laten lopen zonder mij.’
Katja lachte, een zacht, borrelend geluid, en ze wreef over haar nek. ‘Je wilde niet dat ik alleen spannende dingen meemaakte.’
Valentina streelde de kleine hand. ‘Zeg eens, Katja, verwens je mij nog elke dag omdat ik die morgen in Tesovo uit rijden ben gegaan?’ Het was een vraag die ze nooit eerder had gesteld.
‘Natuurlijk niet.’
‘Maar jij was niet naar de studeerkamer gegaan als ik thuis was gebleven.’
‘Ja, toch wel. Jij bent niet degene die me erheen had gestuurd om een pen te halen.’
Valentina’s hart stond stil. ‘Wie dan wel?’
‘Papa.’
Valentina hield haar handen voor zich op de tafel, zoals haar was opgedragen. Ze waren samengebonden met een leren band, maar niet zo strak als vannacht in de wagen – haar vingers waren ervan opgezet. Ze bewoog ze even, met de huid in dikke strepen over de knokkels, en ze liet haar gedachten heel even afdwalen naar de ivoren toetsen.
‘Valentina!’
Ze keek naar zijn handen, met de dikke vingertoppen en de brede, harde streep over de palmen. De handen van een arbeider? De handen van een moordenaar?
‘Valentina, je let niet op.’
‘Ik luister.’
Ze dacht aan Jens’ handen, lang en gespierd, die de huid van haar buik streelden.
‘Begrijp je wat ik zeg?’
‘Ja.’
‘Ik kom vanavond weer terug. Een van mijn mannen zal zolang hier blijven. Tegen die tijd zal ik weten of je vader wil betalen.’
‘Hoeveel?’
‘Een half miljoen roebel.’
Ze hapte naar lucht. Een half miljoen roebel.
‘Arkin.’ Haar ogen richtten zich op zijn gezicht. Het stond gespannen, met donkere stoppels op de kaak. ‘Arkin, je bent gek als je denkt dat mijn vader zoveel geld heeft.’
Hij leunde achterover in zijn stoel. Hij rookte een sigaret en blies nijdig een rooksliert uit. ‘Je vergeet,’ zei hij, ‘dat ik in jullie huis ben geweest. Ik heb de schilderijen en de beelden gezien, het zilver en het goud dat zonder dat jij het opmerkt in elke kamer ligt. Ik heb je moeders diamanten gezien, zo groot als schildpaddeneieren, dus ga nou niet…’