Выбрать главу

Vledder trok zijn schouders op. ‘Ze liet zich Lucille noemen. Maar of ze werkelijk zo heette, wist Blonde Annie niet. Het kon haar ook niet zoveel schelen, zei ze.’

De Cock knikte begrijpend. ‘What is in a name?’

Bram van Wielingen, de politiefotograaf, kwam met veel gedruis het peeskamertje binnen. Hij zette zijn aluminium koffer op de vloer en keek naar de dode op het bankbed.

‘Hebben ze er weer eens eentje gemold?’ riep hij opgewekt. ‘Prostituee… een link beroep. Als ik hoer was zou ik gevarentoeslag eisen.’

De Cock keek hem monsterend aan. ‘Jij een hoer? Je hebt er het figuur niet voor.’

Bram van Wielingen negeerde de opmerking. Hij pakte zijn Hasselblad uit zijn koffer en monteerde een flitser.

‘Heb je nog bijzondere wensen?’

De Cock knikte. ‘Ik wil dat je het gehele interieur van dit kamertje vastlegt. Met een groothoeklens moet dat lukken. Verder een shot van de pedaalemmer met goed zichtbaar de datum van de krant en een paar duidelijke plaatjes van haar gezicht… voor de herkenning. Ik weet nog niet wie zij is.’

Bram van Wielingen wees. ‘Kan die vieze knoedel uit haar nek?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik wil een deskundige laten vaststellen of de wurger misschien een bijzondere knoop in die… eh, die panty heeft gelegd.’

Terwijl Bram van Wielingen in het dode gelaat flitste, kwam dokter Den Koninghe het kamertje binnen. Hij liet de deur achter zich open. Naast de ingang, buiten op het smalle trottoir van de gracht, stonden twee onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard.

De Cock liep op Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. Hij had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed. Al vielen de mussen dood van het dak… de oude lijkschouwer verscheen altijd in hetzelfde tenue.

‘Hoe maakt u het?’ vroeg De Cock belangstellend.

Dokter Den Koninghe glimlachte. ‘Een beetje last van mijn jicht,’ antwoordde hij met een schorre stem. ‘Maar verder? Verder gaat het met mij wel goed.’ Hij gebaarde naar het lijk op de bedbank. ‘Met haar niet zo… dacht ik.’

De oude lijkschouwer duwde Bram van Wielingen ruw opzij en liep op haar toe. Hij boog zich ver voorover en bezag de gelaatstrekken van de dode. Uit een pand van zijn jacquet pakte hij een kleine zaklantaarn en scheen in haar pupillen. Daarna drukte hij voorzichting met zijn duim en wijsvinger haar beide oogleden toe. Het gelaat van de dode vrouw kreeg met gesloten ogen een vrediger aanzien. Haar doodsangst bleef achter haar dichte oogleden verborgen.

Dokter Den Koninghe kwam overeind, nam zijn bril af, pakte zijn witte pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste gewoontegetrouw zijn glazen schoon. ‘Ze is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte met een ernstig gezicht. ‘Daar gingen we reeds vanuit.’

De dokter wees naar het lijk. ‘Ik schat zo’n tien tot twaalf uur. Misschien nog wel iets langer. Gezien de temperatuur in dit kamertje is het lichaam al sterk afgekoeld.’

De Cock plukte peinzend aan het puntje van zijn neus. ‘Schat u, dat ze is… eh, misbruikt?’

‘Je bedoelt seksueel?’

‘Ja.’

Dokter Den Koninghe keek naar hem op. Zijn ogen achter dikke brillenglazen twinkelden vrolijk. ‘Ik weet niet of men bij haar nog van mis-bruik kan spreken. Maar die vraag kun je morgen beter aan dokter Rusteloos stellen.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Maar ik mag toch aannemen, dat die verwurging de oorzaak van haar dood is?’

Dokter Den Koninghe glimlachte. ‘Dat mag je.’ Hij lichtte tot groet zijn garibaldihoed en liep van hem weg. Na een paar passen draaide hij zich half om en wees met gestrekte arm naar de dode op het bankbed. ‘Ze draagt een pruik.’

De Cock wuifde vaag ten afscheid. Hij liep snel terug naar het lijk en bekeek nogmaals haar gezicht. Hij blikte opzij naar Bram van Wielingen.

‘Heb je haar al met gesloten ogen?’

De politiefotograaf knikte. ‘Al een paar maal.’

De Cock bukte zich voorover. Voorzichtig pakte hij boven op het hoofd van de dode het zwarte haar vast en tilde het voorzichtig omhoog. Haar hoofd bewoog even toen hij de pruik onder haar wegtrok.

Vledder hijgde in zijn nek. ‘Ze is rood,’ riep hij verbaasd.

Bam van Wielingen flitste opnieuw in het dode gelaat.

Ineens liet hij zijn camera zakken. ‘Ik… eh, ik ken haar,’ stamelde hij. ‘Ik heb kortgeleden nog foto’s van haar onder ogen gehad.’

De Cock keek hem verrast aan. ‘Wat voor foto’s?’

‘Na haar ontsnapping uit de gevangenis in Breda. We wilden haar foto in de kranten laten opnemen, maar de officier van justitie hield dat tegen. Die lui zijn tegenwoordig bang dat ze zich aan koud water branden.’

De Cock kon zijn ongeduld maar net bedwingen. ‘Wie is ze?’ riep hij geprikkeld.

‘Jeanne van Ark.’

‘En ze zat vast in Breda?’

‘Ja.’

‘Waarvoor?’

‘Moord.’

3

De Cock keek Bram van Wielingen verrast aan. ‘Ze zat in Breda voor… eh, voor moord?’

De fotograaf antwoordde niet. Hij tikte met een wrange grijns op zijn gezicht tegen zijn oude Hasselblad.

‘Ik denk,’ sprak hij geheimzinnig, ‘dat ik met deze plaatjes van die dode griet iemand die ik heel goed ken een groot plezier zal doen.’

De oude rechercheur keek hem niet-begrijpend aan.

‘Mij. Mij zul je er een groot plezier mee doen. Ik heb ze nodig.’

Bram van Wielingen reageerde niet direct. Hij bukte zich. Diep ademhalend borg hij het fototoestel in zijn aluminium koffer en klapte het deksel dicht.

‘Morgenochtend,’ sprak hij opkijkend, ‘op je bureau. Is dat vroeg genoeg?’

‘Zeker.’

Vledder nam de zwarte pruik van De Cock over en hield die omhoog. ‘Dit was dus camouflage.’

Bram van Wielingen kwam overeind en wees met een droeve grijns op zijn gezicht naar de naakte dode op het bankbed.

‘Ze is… eh, ze was gek op pruiken,’ sprak hij somber. ‘Jeanne van Ark… Bij haar laatste overval droeg ze een blonde pruik.’

De Cock keek hem schuins aan. ‘Overval?’

Bram van Wielingen knikte traag. ‘Ze werd ongeveer anderhalf jaar geleden na een vuurgevecht met de politie gearresteerd bij een overval op een supermarkt.’

‘Waar?’

‘In Wageningen.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Er worden de laatste jaren zoveel gewapende overvallen gepleegd,’ verzuchtte hij. ‘Het is niet meer bij te houden.’ De oude rechercheur kauwde peinzend op zijn onderlip. ‘Als ik mij goed herinner… Bij die overval in Wageningen vielen toch twee doden?’

Bram van Wielingen knikte opnieuw. ‘Twee leden van het personeeclass="underline" een vrolijke jonge magazijnbediende en een al wat bejaarde bedrijfsleider. Die jongen… eh, die magazijnbediende stierf door een kogel uit haar pistool… een FN 9 mm.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat staat vast?’

Bram van Wielingen knikte nadrukkelijk. ‘Leden van het arrestatieteam zagen haar het wapen weggooien.’

‘Wanneer?’

Bram van Wielingen gebaarde voor zich uit. ‘Toen ze haar laatste kogel had verschoten, wierp ze het pistool uit het raam van het magazijn waarin ze zich had verschanst en kwam met haar beide handen omhoog uit haar schuilplaats tevoorschijn.’ De fotograaf zweeg even. De uitdrukking op zijn gezicht veranderde. ‘Ze hadden haar toen als een hond moeten afschieten.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Was er nog iemand anders in dat magazijn?’ vroeg hij zakelijk.

Bram van Wielingen antwoordde niet direct. Hij kneep zijn lippen op elkaar. ‘Die… eh, die dode magazijnbediende. Ze had hem eerst gegijzeld.’