Выбрать главу

François van Harrecoven maakte een hoofdknik in de richting van de jonge rechercheur.

’Aangenaam,’ mompelde hij. Daarna wendde hij zich weer tot De Cock. ’Ik heb beneden aan de wachtcommandant gevraagd of ik een paar agenten mee kon krijgen om de deur van het huis van oudoom Herbert open te breken.’

’En?’

François van Harrecoven schudde zijn hoofd.

’De wachtcommandant voelde er niets voor om mij assistentie te verlenen. Hij wees naar boven en zei: ga maar met die oude rechercheur praten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

’Zei hij oude rechercheur?’

’Dat zei hij.’

De Cock bromde.

’Ik zal het hem inpeperen.’ Hij trok zijn gezicht in een ernstige plooi. ’Uw oudoom Herbert,’ sprak hij plechtig, ’baart u zorgen?’ François van Harrecoven knikte.

’Ik sta in zijn testament.’ De jongeman glimlachte. ’En dan is het toch niet meer dan een staaltje van je plicht om zo nu en dan iets van je te laten horen.’

’Als enige?’

’Wat bedoelt u?’

’Bent u de enige erfgenaam?’

’Was dat maar waar,’ antwoordde François vrolijk. ’Oudoom Herbert is niet onbemiddeld.’ Hij schudde zijn hoofd. ’Ik zal de erfenis moeten delen met drie ooms van mij, directe neven van mijn oudoom Herbert.’

De Cock glimlachte.

’Zo staat het in zijn testament?’

’Ja.’

’De reden van uw zorgen?’

François wees naar de telefoon op het bureau van De Cock.

’Eergisteren belde ik oudoom Herbert. Zomaar een belletje om mijn belangstelling voor hem te tonen. Dat doe ik zo nu en dan. Ik heb de telefoon vele malen laten overgaan, maar hij nam niet op.’

’En toen?’

François schudde zijn hoofd.

’Niets. Oudoom Herbert is nog goed ter been en bezoekt graag concerten en schouwburgen. Ik nam aan dat hij die avond uit was.’ Hij zweeg even, krabde aan zijn wenkbrauw.

’De volgende dag belde ik weer, ’s middags. Opnieuw liet ik de telefoon vele malen overgaan.’

De Cock keek hem vragend aan.

’Weer geen reactie?’

François schudde zuchtend zijn hoofd.

’Ik vond dat vreemd, maar gisteren had ik geen tijd om eens poolshoogte te nemen.’

’Dat hebt u nu vanavond gedaan?’

’Inderdaad. Ik ben naar de Brouwersgracht gegaan. Oudoom Herbert bezit daar een prachtig oud pand, op nummer 317. Een juweeltje met een sierlijke halsgevel. Dat pandje op zich is al een vermogen waard.’

De Cock beluisterde de opgewonden toon.

’U belde?’

’Ja.’

’En kreeg geen gehoor?’

’Er kwam geen enkele reactie.’

De Cock boog zich iets naar de jongeman toe.

’Woont oudoom Herbert daar alleen?’

François knikte.

’Hij is nooit getrouwd geweest.’

’Huisgenoten?’

’Heeft hij niet. Oudoom Herbert is een wat introverte, eenzelvige man. Hij bemoeit zich met niemand. Ik geloof dat ik de enige ben met wie hij wel eens contact heeft.’

’De deur was op slot?’

’Ja.’

’Hebt u bij buren geïnformeerd?’

François trok een droevige grijns.

’Dat heeft geen enkele zin. Zoals ik al zei: oudoom Herbert bemoeit zich met niemand. Zijn naaste buren zullen hem niet kennen.’ De Cock keek de jongeman onderzoekend aan.

’En nu?’

François toonde voor het eerst enige emotie.

’Ik wil naar binnen!’ riep hij fel. ’Ik wil weten wat er met hem aan de hand is. Misschien ligt hij wel ziek op zijn bed. Onverzorgd. Er moet toch iets gebeuren?’

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst. Hij voelde weinig voor een nieuw onderzoek. De lade van zijn bureau puilde uit van oude stukken. Even kwam de beker warme chocolademelk terug in zijn gedachten, toen stond hij zuchtend van zijn stoel op. ’We gaan kijken,’ sprak hij mat.

Na een kort twistgesprek tussen De Cock en de wachtcommandant achter de balie, verlieten ze met hun drieën het politiebureau en slenterden in de richting van de Oudebrugsteeg. Vledder en François van Harrecoven liepen voorop. De Cock sjokte er in zijn eentje achteraan. Het was druk op straat en klemmend warm. De hitte van de dag kleefde nog aan de oude geveltjes. Uit de vele cafés in de Lange Niezel denderden flarden van muziek. Via de Oudebrugsteeg liepen ze rechts naar de Nieuwendijk en vandaar naar de smalle Haarlemmerstraat. Bij het West-Indisch Huis gingen ze linksaf naar de Herenmarkt en slenterden vandaar naar de Brouwersgracht. Op dat moment liepen Vledder en François van Harrecoven al meer dan honderd meter voor De Cock uit. De oude rechercheur haastte zich niet. Brouwersgracht 317 bleek een statig oud pand met een imposante halsgevel. Op de donkergroen gelakte toegangsdeur was een koperen naambord met H. van Harrecoven in zwarte, diep verzonken letters.

De Cock liep aan Vledder en François van Harrecoven voorbij en drukte op een koperen bouton aan de stijl van de deur. In het inwendige van het huis dreunde een ding-dong.

De oude rechercheur wachtte geduldig. Toen na drie keer bellen nog geen reactie kwam, tastte hij in zijn broekzak en diepte het apparaatje op dat hij eens, lang geleden, van zijn oude vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen toen die besloot om voortaan het smalle pad van de deugd te gaan bewandelen. Het was een koperen houdertje met uitschuifbaar een keur van sleutelbaarden.

Uit het koperen houdertje koos hij met kennersblik de juiste sleutelbaard. In luttele seconden had hij de groene deur ontsloten en drukte die voorzichtig open.

Hij gaf Vledder een teken dat hij hem moest volgen en beduidde François van Harrecoven dat hij buiten moest blijven wachten tot ze hem zouden roepen.

Het was donker in de kleine hal. Langs een smalle, met wit marmer beklede gang liepen ze verder. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het lichtend ovaal langs de muren glijden. Bij de eerste deur links bleef hij staan en luisterde. Het enige geluid dat hij waarnam, was het tikken van een klok. Hij deed de deur open. Er was geen licht in het vertrek. Voorzichtig stapte hij naar binnen. Het licht van zijn zaklantaarn gleed over een tafel, waarop een halfgevulde fles rode wijn en twee lege glazen, danste over een brede bank met een bloemenpatroon en bleef bibberend rusten op een lederen fauteuil.

In die fauteuil zat onderuitgezakt een bejaarde man met dun grijs haar. Zijn hoofd hing iets voorover, rustte met de kin op zijn borst. De camelkleurige kamerjas die hij droeg, hing halfopen. In zijn witte hemd was ter hoogte van zijn hart een grillig gevormde rode vlek.

Terwijl hij het licht van zijn zaklantaarn op de oude man gericht hield, liep De Cock op hem toe. De dode ogen staarden langs hem heen in het niets.

Vledder hijgde in zijn nek.

’Vermoord,’ sprak hij hees.

De Cock knikte traag.

’Zonder twijfel.’

2

De Cock hurkte bij de dode neer en bezag de grillige vorm van de bloedvlek op het hemd. Daarna drukte hij de rug van zijn hand tegen de wang van het slachtoffer en voelde vervolgens aan de stijve kin. Zijn blik bleef enige tijd rusten op de pijpen van een gestreepte pyjama en een paar blote voeten in afgetrapte pantoffels. Op de wreef van beide voeten waren blauwpaarse lijkvlekken zichtbaar. Lijkvlekken ontstonden het eerst op de laagste plekken van het lichaam. Toen de oude rechercheur overeind kwam kraakten zijn knieën.

’Hij is in ieder geval meer dan acht uur dood,’ verzuchtte hij. ’Vermoedelijk al vele uren langer. Het lichaam is ondanks het warme weer sterk afgekoeld. De lijkstijfheid is algemeen. Gezien zijn kleding heeft de moord in de late avonduren plaatsgevonden.’ Hij keek naar Vledder op. ’Heb jij je mobiele telefoon bij je?’

De jonge rechercheur knikte.