Выбрать главу

Francois van Harrecoven knikte.

’Oudoom Herbert bezat een fraaie verzameling beeldjes van de apostel Petrus. Volgens mij is die verzameling heel veel geld waard.’

’Waar bewaart uw oudoom Herbert die beeldjes?’

Francois van Harrecoven wees omhoog.

’Op de eerste etage. Aan de voorzijde. Er is in de hal een trap naar boven.’

De Cock keek hem peinzend aan.

’Kunt u met uw handen in uw zakken een trap oplopen?’

’Waarom met mijn handen in mijn zakken?’

’Ik wil niet dat u vingerafdrukken achterlaat.’

’Dat zal wel gaan.’

’Dan gaan we samen kijken.’

In de hal bestegen ze een redelijk begaanbare trap, die eindigde op een portaal op de eerste etage. Francois wees naar een deur. ’Als hij ze niet ergens anders heeft verstopt, moeten ze daar zijn.’ De Cock deed de aangewezen deur open en scheen met zijn zaklantaarn naar binnen. Het lichtend ovaal gleed tot zijn verbazing over een bonte verzameling beeldjes in allerlei fatsoenen. Francois slaakte een diepe zucht van verlichting.

’Gelukkig! Ze zijn er nog.’

3

Toen De Cock de volgende ochtend vrolijk en opgewekt fluitend de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn computer. Zijn rappe vingers dansten over de toetsen. De oude rechercheur bekeek het tafereeltje met genoegen. Daarna wierp hij vanaf de deur zijn hoedje missend naar de kapstok. Hij raapte zijn trouwe hoofddeksel weer op en hing het op een haak. Daarna wurmde hij zich uit de oude regenjas. Op zijn gemak slenterde hij naar zijn bureau tegenover Vledder. ’IJverig?’

De jonge rechercheur liet zijn vingers rusten.

’Je bent voor jouw doen aardig op tijd,’ sprak hij grijnzend. Hij keek op zijn horloge. ’Nog geen twintig minuten te laat. Het mag geen naam hebben.’

’Mijn vrouw had een vroege afspraak met de tandarts en bonjourde mij de deur uit.’

’Vandaar.’

De Cock gebaarde naar de computer.

’IJverig,’ sprak hij nogmaals.

Vledder knikte.

’Een nauwgezet proces-verbaal over onze bevindingen in dat pand aan de Brouwersgracht gisteravond en het begin van de nacht. Ik pak dat het liefst direct op. Als ik daarmee een paar dagen wacht raak ik misschien details kwijt.’

’Je hebt toch aantekeningen?’

Vledder grinnikte.

’Mijn geheugen is beter. Aantekeningen geven toch maar een summiere weergave.’

De Cock knikte begrijpend.

’Heeft het dactyloscopisch onderzoek van Ben Kreuger nog iets opgeleverd.’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Het was nogal smerig in de woonkamer van de oude man. Veel vet. Het houtwerk aan deuren en stijlen was in lange tijd niet afgesopt. Ben Kreuger raakte zichtbaar uit zijn humeur. Het aluminiumpoeder* maakte alleen maar vlekken, geen bruikbare vingerafdrukken.’

’De fles en de wijnglazen op tafel?’

’Afgeveegd.’

De Cock keek zijn jonge collega onderzoekend aan. ’Wat heb je met die Adelheid van Buuren gedaan?’ De jonge rechercheur toonde enige aarzeling.

’Met… eh, met toestemming van haar wachtcommandant heb ik haar naar huis gebracht.’

De Cock vroeg niet verder. Hij ging achter zijn bureau zitten, pakte uit de lade van zijn bureau twee beeldjes en zette die voor zich neer.

’Ik heb die twee vannacht vanaf de Brouwersgracht meegenomen. Uiteraard met toestemming van Francois van Harrecoven. Ik heb de beeldjes in die kamer boven geteld. Het waren er zevenenvijftig. Ik heb Francois mee laten tellen. Voor de zekerheid. Ik wil niet dat er beeldjes verdwijnen en de erfgenamen van de oude Herbert van Harrecoven worden benadeeld.’ Vledder kwam achter zijn bureau vandaan. Hij pakte een stoel, schoof die naar De Cock en ging er achterstevoren op zitten. ’Ze stellen de apostel Petrus voor?’ vroeg hij geïnteresseerd. De Cock knikte.

’Er zijn diverse voorstellingen van apostel Petrus. Ik heb de twee meest gangbare meegenomen.’

De oude rechercheur wees voor zich.

’Hier staat Petrus in een schip. Zijn rechterhand zegent. In zijn linkerhand torst hij een enorme sleutel. Petrus wordt geacht de sleutel van de hemelpoort te bewaren. Hij ziet erop toe wie tot de hemel wordt toegelaten en wie absoluut wordt geweigerd. Zo je ziet zwemmen onder het schip enige vissen. Petrus was, voor hij Jezus als apostel volgde, visser van beroep.’ Vledder wees.

’En die andere?’

* Hiermee worden vingerafdrukken zichtbaar gemaakt.

De Cock glimlachte.

’Petrus wordt hier voorgesteld met een korte baard en een kale schedel. Of hij er werkelijk zo heeft uitgezien, weet niemand. In zijn armen houdt hij een kruis, ondersteboven.’

’Een kruis, ondersteboven?’

De Cock knikte.

’Kijk maar… de dwarsbalk van het kruis is onderaan.’

’Waarom?’

De Cock trok een ernstig gezicht.

’Vermoedelijk in het jaar vierenzestig werd Petrus in Rome, tijdens de toen heersende christenvervolgingen onder keizer Nero, tot de kruisdood veroordeeld. Hij wilde niet zoals Jezus rechtop worden gekruisigd, maar om zijn ondergeschiktheid en minderwaardigheid te tonen… ondersteboven aan een kruis ter dood worden gebracht. Petrus stierf dus een marteldood met zijn hoofd naar beneden.’

Vledder wees opnieuw.

’En die vogel links van hem aan zijn voet?’

De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.

’Apostel Petrus was een driftkop, een gedreven mens. Toen Jezus gevangen werd genomen om later op Golgotha te worden gekruisigd, sloeg hij met zijn zwaard de knecht Malchus, een man in dienst van de hogepriester Kajafas, zijn rechteroor af. Jezus bestrafte dat. ”Steek uw zwaard in de schede, want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.” Petrus reageerde emotioneel. Hij bezwoer dat, wat er ook gebeurde, hij Jezus nooit in de steek zou laten. Jezus keek hem aan en zei: ”In deze nacht, eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, zult gij mij driemaal hebben verloochend”.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

’Wat is verloochenen?’

’Miskennen, afzweren.’

’En… deed Petrus dat?’

De Cock knikte.

’Het gebeurde. Toen Petrus in de kille nacht van de gevangenneming driemaal tegen mensen die hem als volgeling van Jezus herkenden, had beweerd dat hij Die mens niet kende, kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus, zo staat in het Nieuwe Testament, indachtig de woorden van Jezus, weende bitterlijk.’ ’Vandaar die haan.’

’Precies.’

Vledder keek hem bewonderend aan.

’Je bent goed op de hoogte.’

De Cock spreidde zijn handen.

’De gebeurtenissen rond de dood van Jezus en de verloochening door Petrus is mij in mijn jeugd zo vaak voorgehouden en uitgelegd, dat het in mijn geheugen staat gegrift. Ik zou je ook zonder haperen de tien geboden kunnen opdreunen. Die werden elke zondag voorgelezen in de kerk waar ik zat.’ Vledder wees opnieuw naar de beeldjes.

’Zijn ze veel waard?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

’Ik zal ze door een expert later onderzoeken, maar volgens mij is de waarde gering. Ik vermoed dat deze beeldjes nog steeds worden gemaakt en verkocht.’

Vledder gniffelde.

’Wie verzamelt er nu zulke beeldjes?’

De Cock trok zijn schouders op.

’Mensen verzamelen van alles. Zo gek kun je het niet bedenken. Ik ben in mijn recherchepraktijk de vreemdste verzamelingen tegengekomen. Van vlinders en sokophouders tot sigarenbandjes. Vooral beelden van de Heilige Antonius vormen een zeer gewild verzamelobject.’

Het gezicht van de oude rechercheur fleurde op.

’Ik had in mijn jeugd een katholiek vriendje. Bij hem thuis op de kast stond een beeld van de Heilige Antonius. Dat beeld was een keer van de kast gevallen en daarbij was de kop van de romp gescheiden. Men had toen in de kop en de romp een gaatje geboord en kop en romp weer met een lucifershoutje samengebracht. Het leek een geslaagde operatie, maar kop en romp waren met elkaar geen hecht verband aangegaan. Wanneer mijn vriendje werd bestraft, wat nog wel eens gebeurde, stampte zijn moeder met haar voet op de houten vloer in de kamer. De kast dreunde dan mee en de Heilige Antonius knikte met zijn eerbiedwaardig hoofd. ”Zie je wel,” riep zijn moeder dan, ”de Heilige Antonius is het met mij eens”!’