Выбрать главу

De adem van Vledder kriebelde in zijn nek.

“Is hij dood?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Hij ademt, kreunt en hij heeft geen wurgkoord met stokjes om zijn nek.”

Vledder zocht en vond het knopje van het licht. Toen het aanfloepte keek Samuel Ridderspoor even lodderig op en liet toen zijn hoofd weer zakken.

De jonge rechercheur zuchtte.

“De man is verdoofd. Duidelijk. Ik ken de symptomen. Ik vermoed dat hem gammahydroxybutyraat is toegediend…die verrekte verkrachtingsdrug. Resten van dat gore spul zaten volgens het rapport van het laboratorium in Rijswijk ook in de glazen bij Von Bodenwerder en Van Hogenbroek.”

De Cock keek hem verwonderd aan.

“Heb je dat rapport al binnen?”

Vledder knikte.

“Het lag vanavond op jouw bureau. Ik heb het snel even ingekeken. Het zat bij het rapport over die grijze vlek op het overhemd van Herman van Hogenbroek.”

De Cock blikte om zich heen.

“We zullen de politie van Gooi- en Vechtstreek moeten waarschuwen en op hen moeten wachten voor tekst en uitleg. Wij mogen het onderzoek naar deze poging tot moord niet op ons nemen.”

“Dat is het volgens jou…poging tot moord?”

De Cock knikte nadrukkelijk.

“Absoluut. Ons aanbellen heeft de moordenaar of moordenares gestoord. Dat heeft Samuel Ridderspoor het leven gered. Hij mag jou wel dankbaar zijn.”

“Waarvoor?”

De Cock glimlachte.

“Omdat jij vanavond zo vurig voor een huurmoordenaar pleitte, kwamen wij nu net op tijd.”

Vledder pakte glimlachend zijn mobieltje.

“Ik zal ze ook een ambulance laten sturen.”

De Cock wees naar de gebogen figuur.

“Komt hij weer bij?”

Vledder knikte.

“Maar dat kan nog wel even duren,” verzuchtte hij. “Soms komen ze pas na uren weer bij hun positieven. Ik hoop alleen dat hij zich dan nog iets herinnert…weet wie hij op bezoek heeft gehad.”

De Cock boog zich over de verdoofde Samuel Ridderspoor.

Daarna liep hij snuivend de keuken rond.

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Wat is er?”

De Cock zwaaide om zich heen.

“Ik mis het parfum van Petra van Sliedrecht.”

12

Het was al bijna tien uur toen De Cock de volgende morgen de grote recherchekamer binnenstapte. Hij liet de deur achter zich dichtklappen en wierp zijn hoedje met een sierlijke boog naar de kapstok. Toen hij doel had getroffen en zijn hoedje aan een haak bleef hangen, dansten de grillige accolades rond zijn mond een samba van blijdschap. Daarna wurmde hij zich uit zijn regenjas, hing die onder zijn hoed en slofte naar Vledder, die zijn rappe vingers over het toetsenbord van zijn computer liet dartelen.

“Ben je hier al lang?”

Vledder liet zijn vingers even rusten en keek op.

“Vanaf negen uur…dat is onze tijd.”

De Cock keek hem verstoord aan.

“Ik ging vannacht pas om drie uur naar bed. Die luitjes van de Gooi- en Vechtstreek waren nogal nieuwsgierig. Ze wilden van de hoed en de rand weten.”

Vledder knikte.

“Terecht. Ons verhaal over de vreemde moorden op enkele leden van de Bond van Haters van Geweld blinkt niet uit in helderheid. Trouwens…ons hele onderzoek rammelt. Wat hebben wij tot nu toe bereikt?”

De Cock antwoordde niet direct. Hij ging zitten, steunde met zijn ellebogen op het blad van zijn bureau en liet zijn hoofd in het kommetje van zijn handen rusten.

“Ik geef toe,” verzuchtte hij, “dat we nog maar weinig zijn opgeschoten. Ik zie ook nog steeds geen duidelijke lijn. We hebben te maken met een vreemde moordenaar of moordenares, die zijn of haar slachtoffers eerst bedwelmt, vervolgens toeslaat en daarna een onbegrijpelijk genoegen beleeft aan het bevlekken van hun overhemd.”

De oude rechercheur keek even op.

“Maar wat rammelt er aan ons onderzoek?”

Vledder trok even zijn schouders op.

“Ik heb het gevoel,” sprak hij wat weifelend, “dat ons het elan ontbreekt…de bezieling, de geestdrift. We zijn zo tam.”

De Cock lachte.

“Ik heb eens een film gezien waarin de leider van een rechercheteam na een moord tegen zijn manschappen zei: “Arresteer de gebruikelijke verdachter.””

De oude rechercheur lachte opnieuw.

“Dat kan natuurlijk niet. We zullen toch eerst deugdelijk bewijsmateriaal moeten verzamelen voor we tot een arrestatie kunnen overgaan.”

De Cock strekte zijn wijsvinger naar Vledder uit.

“Jij was gisteravond na ons bezoek aan het café van Smalle Lowietje helemaal niet zo tam. De bezieling en geestdrift droop van je af. De wilde je niet temmen. Daarom zijn we naar Bussum gegaan.”

Vledder liet zijn hoofd wat zakken.

“Je hebt gelijk,” sprak hij gedwee. “In plaats van een verdachte Samuel Ridderspoor vonden we in hem een bijna-slachtoffer van een moord. Het was voor mij een onthutsende ervaring.”

“Heb je al geïnformeerd hoe het met hem gaat?”

Vledder knikte.

“Ze hebben hem een paar uur in Amsterdam in het AMC gehouden. Toen hij voldoende van zijn bedwelming was hersteld, is hij met een ambulancewagen van de Geneeskundige Dienst naar zijn huis in Bussum vervoerd.”

“Heb je dokter Rusteloos al op de hoogte gebracht van het feit dat de slachtoffers voor hun dood vrijwel zeker met die verkrachtingsdrug zijn verdoofd?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Nog niet. Maar ik zie dokter Rusteloos vanmiddag op Westgaarde bij de gerechtelijke sectie op het lijk van Herman van Hogenbroek.”

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip.

“Heb je de luitjes van de recherche van Gooi- en Vechtstreek gevraagd of ze Samuel Ridderspoor vandaag willen verhoren of hij zich nog iets van zijn bezoek van gisteravond kan herinneren?”

Vledder gniffelde.

“Ik heb ze niet benaderd. Dat is volgens mij ook niet nodig. Het is hun onderzoek. Het zou stom zijn als ze dat verhoor niet uit zichzelf zouden doen.”

“Je hebt gelijk.”

De jonge rechercheur verschoof iets op zijn stoel.

“Ik heb ook maar niet op dat verhoor van Gooi- en Vechtstreek gewacht. Ik heb Samuel Ridderspoor vanmorgen zelf gebeld.”

De Cock keek hem bewonderd aan.

“Dat noemt zich een man zonder elan.”

Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.

“Ik was nieuwsgierig.”

“En?”

Vledder ademde diep.

“Samuel Ridderspoor werd gisteravond gebeld door een vrouw, die vroeg of zij hem onder vier ogen kon spreken. Ze had belangrijke aanwijzingen in verband met de moord op Alexander de Rijke.”

“Daar is hij op ingegaan?”

Vledder knikte.

“Een halfuurtje later meldde zich een vrouw bij hem aan de deur. Hij heeft die vrouw in zijn villa toegelaten. En dan houdt het op.”

De Cock boog zich met een ruk naar voren.

“Wat houdt op?”

Vledder spreidde zijn handen.

“Verder kan hij zich niets meer herinneren.”

De Cock reageerde geschokt.

“Wat was het voor een vrouw…oud…jong…dik…dun? Wat droeg ze…hoe sprak ze?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Wat ik ook deed, hoe ik mijn vragen ook steeds anders formuleerde, ik kon niets meer uit hem krijgen. Ik heb de vragen die bij jou onmiddellijk opkwamen uiteraard ook gesteld, maar Samuel Ridderspoor zei niet in staat te zijn om die te beantwoorden.”

De Cock zuchtte diep.

“Jammer. Echt jammer. Ik had gehoopt dat wij via hem dichter bij de oplossing zouden komen.”

Vledder knikte instemmend.

“Dat is het…jammer. Samuel Ridderspoor beklaagde zich er steeds over dat de beelden uit zijn herinnering zo vaag waren…zo zonder contouren. Hij sprak van een trillend televisiebeeld.”