Выбрать главу

De Cock zuchtte opnieuw.

“Die vrouw,” sprak hij vertwijfeld, “moet toch op de een of andere manier indruk op hem hebben gemaakt.”

Vledder knikte.

“Ridderspoor herinnerde zich wel dat de vrouw nogal vreemd en verward op hem overkwam. Of ze met haar figuur geen raad wist. Vermoedelijk, zei hij, droeg ze een zwarte pruik…was ze vermomd.”

“Vermomd?”

Vledder knikte.

“Dat zei hij.”

De Cock snoof.

“Met zo’n wildvreemde vrouw,” sprak hij hoofdschuddend, “die vreemd en verward bij je overkomt, van wie je bovendien denkt dat ze zich heeft vermomd, ga je toch niet gezellig een wijntje drinken?”

Zijn stem droop van sarcasme.

Vledder glimlachte.

“Misschien was ze in zijn ogen toch charmant, lief en aantrekkelijk?”

De Cock staarde secondelang nadenkend voor zich uit.

“In ieder geval was die tante zo helder van geest, dat ze het glas waaruit ze had gedronken en waarop vermoedelijk haar vingerafdrukken stonden, bij haar overhaaste vlucht heeft meegenomen.”

De oude rechercheur pauzeerde even.

“En dan nog iets.”

Vledder keek naar hem op.

“Wat?”

De Cock trok een grijns.

“Was het wel een vrouw?”

Duidelijk wat gespannen blikte De Cock omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer. Het was bijna elf uur. Een paar seconden later schoof de oude rechercheur nerveus op zijn stoel heen en weer en blikte opnieuw naar de klok. Hij voelde zich blijkbaar niet op zijn gemak. Vledder keek hem aan. Het onrustige gedrag van zijn oudere collega viel hem op.

“Wat is er?”

De Cock gebaarde wat gespannen in de richting van de toegangsdeur tot de grote recherchekamer.

“Ik ben benieuwd of ze komt.”

“Wie?”

“Ik heb haar om elf uur ontboden.”

Vledder boog zich naar voren.

“Wie?” vroeg hij scherper.

De Cock kuchte even.

“Petra van Sliedrecht.”

In de ogen van Vledder glansde een twinkeling.

“Ga je haar eindelijk aanpakken?”

De Cock antwoordde niet direct.

“Ik…eh,” reageerde hij aarzelend, “ik durf Petra van Sliedrecht niet te arresteren. Daarvoor hebben wij tegen haar onvoldoende bewijzen. Het zijn niet veel meer dan gevoelens van onvrede over haar gedrag. Wat voor mij sterk telt…bij Samuel Ridderspoor in de keuken heb ik haar parfum niet geroken.”

Vledder grijnsde.

“Misschien heeft ze een ander parfum.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik heb een sterke reuk. Volgens mij was er rond het lichaam van Samuel Ridderspoor helemaal geen parfumlucht.” Hij zweeg even. “Ik heb haar ook gevraagd om de bewijzen van chantage, gepleegd door Friedrich Heinrich von Bodenwerder mee te brengen.”

“Heeft ze dat beloofd?”

De Cock antwoordde wat onzeker.

“Ze zou kijken of ze er nog waren.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Dat snap ik niet.”

De Cock reageerde geduldig.

“Toen ik vannacht na ons onderzoek in Bussum thuis kwam, heb ik haar uit bed gebeld. Ze schrok van de mededeling dat er een moordaanslag op Ridderspoor was gepleegd en ik realiseerde mij op hetzelfde moment dat wij gisteravond in Bussum een fout hebben begaan.”

“Een fout?”

De Cock knikte.

“Ik was gisteravond niet scherp genoeg. Wij koesterden al enige tijd verdenking tegen Petra van Sliedrecht. Toen wij in zijn huis de verdoofde Samuel Ridderspoor ontdekten, hadden wij onmiddellijk de wachtcommandant Recherche aan het Hoofdbureau moeten bellen met het verzoek om haar woning en ook het kantoor van de stichting in de gaten te houden om te zien of zij daar met een grote zwarte wagen uit Bussum arriveerde.”

Vledder knikte.

“Inderdaad…een gemiste kans.” De jonge rechercheur grijnsde.

“Dat jou dat als oude rot in het vak nog kan overkomen.”

De Cock reageerde niet.

Vledder schoof de mouw van zijn jasje iets terug en keek op zijn horloge.

“Ik ben bang dat jouw telefoontje bij onze Petra van Sliedrecht achterdocht heeft gewekt…dat je haar hebt gewaarschuwd. Volgens mij is ze gevlogen. Het is al zeven minuten over elf en…”

De jonge rechercheur zweeg.

De deur van de grote recherchekamer ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een struise vrouw.

Ze droeg een kakikleurig linnen jack met brede opgestikte zakken. Onder een pantalon van dezelfde stof staken haar voeten in grove wandelschoenen. Met grote, onvrouwelijke passen stapte ze naar het bureau van de grijze speurder, daar boog ze zich iets voorover.

“Sorry, dat ik te laat ben.”

Haar stem klonk wat schor.

Met een diepe zucht keek De Cock naar haar omhoog en gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

“Neemt u plaats,” sprak hij benepen.

Petra plofte onelegant op de stoel en sloeg haar knieën over elkaar.

“Ik kan u jammer genoeg de bewijzen dat wijlen Friedrich Heinrich von Bodenwerder Alexander de Rijke chanteerde, niet leveren.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Waarom niet?”

“Ik heb ze niet meer. Ik vond vanmorgen in het kantoor van de stichting de laden van mijn bureau opengebroken. Het materiaal dat ik over de chantage had verzameld, is verdwenen.”

“Waren er verder nog sporen van braak?”

Petra schudde opnieuw haar hoofd.

“De toegangsdeur tot het kantoor heb ik normaal met mijn sleutel kunnen openen. Ik heb geen beschadigingen aan de deur opgemerkt.”

“Wie heeft er verder nog een sleutel van het kantoor?”

“Alle bestuursleden van de stichting hebben een sleutel,” zei ze gelaten.

“De dader zou dus een lid van het bestuur moeten zijn?”

Petra knikte.

“Daar lijkt het op.”

De Cock veranderde van onderwerp.

“U was vannacht nogal geschokt door de poging tot moord op Samuel Ridderspoor.”

Petra zuchtte.

“Samuel is een van de weinige leden van het bestuur die ik nog vertrouw. Dat vertrouwen had ook Alexander de Rijke in hem. Hij had Samuel als zijn opvolger aangewezen.”

De Cock boog zich iets naar de vrouw toe.

“Vanaf de moord op Friedrich von Bodenwerder hebben wij u als verdacht beschouwd.”

Het gezicht van Petra betrok.

“Mij?”

De Cock knikte.

“Onze verdenkingen jegens u werden nog versterkt toen wij ook bij het lijk van Herman van Hogenbroek de geur van uw parfum opmerkten.”

Met haar bijna fosforescerende groene ogen wijd opengesperd keek Petra van Sliedrecht de oude rechercheur geschokt aan.

“Mijn parfum?”

De Cock knikte opnieuw.

“Ik heb een scherpe reuk…van kinds af aan. Ik kan geuren heel goed onderscheiden.” De grijze speurder pauzeerde even.

“U was verder ook de vrouw die ons, zowel bij de moord op Von Bodenwerder als bij de moord op Van Hogenbroek, naar de plek van het misdrijf dirigeerde. U wist blijkbaar al…uit eigen bevindingen…wat wij daar zouden aantreffen.”

Het bolronde gezicht van Petra van Sliedrecht onder haar strakke pony kleurde dieprood.

“Dat zijn gedachtespinsels.” reageerde ze bijtend. “Bijeengedroomde feiten zonder enige realiteit.” Ze zuchtte diep. Haar boezem deinde. “Het parfum dat ik gebruik is Epithal 6. Zeer geliefd onder het type vrouw waartoe ik mijzelf reken. Ik vermoed dat duizenden Nederlandse vrouwen dit parfum gebruiken. Wilt u mij op basis van deze parfumgeur van moord beschuldigen?”

De toon van haar betoog was cynisch.

De Cock keek haar onbewogen aan.

“Die parfumgeur,” sprak hij gedragen, “is niet de enige basis van onze verdenkingen. Zeker voor de moord op Von Bodenwerder had u een redelijk motief. U haatte die man. U haatte die man om zijn chantagepogingen, om het verdriet dat hij Alexander de Rijke aandeed. En uw liefde voor Alexander grensde aan devotie.”