Выбрать главу

Petra van Sliedrecht reageerde niet direct. Ze boog haar hoofd.

Het sluike haar van haar pony hing als een franje naar beneden. Toen ze weer opkeek had ze tranen in haar ogen.

“Devotie,” lispelde ze. “Dat was het…devotie. Ik hield van die man met geheel mijn hart, met geheel mijn ziel, met geheel mijn verstand.”

De Cock knikte.

“En het was die devotie, die u tot moord dreef.”

Ze reageerde plotseling fel.

“Ik heb Friedrich von Bodenwerder niet vermoord. Niet echt. Niet in werkelijkheid. Ik geef toe, heel in het geniep, diep verborgen in de bodem van mijn ziel, heb ik wel eens met de gedachte gespeeld om Von Bodenwerder uit het leven van Alexander te verwijderen, uit zijn omgeving weg te rukken.”

“Moord?”

“Ja.”

“Maar het is er niet van gekomen?”

Petra schudde haar hoofd.

“Ik heb met de moorden op Von Bodenwerder en Van Hogenbroek niets te maken. Dat ik u naar Von Bodenwerder dirigeerde, kwam voort uit mijn angst dat deze man Alexander ook na zijn dood nog iets zou aandoen. Van Hogenbroek wilde ik oproepen voor het bijwonen van een vergadering van het bestuur van de stichting. Toen hij niet reageerde, heb ik u dat gemeld.”

Petra zweeg. Ze strekte haar rug en bracht haar rechterhand naar haar borst.

“In mijn hart groeit angst,” sprak ze bevend. “Ik heb Charles van Lochem, een ander lid van het bestuur, een paar dagen geleden opgeroepen voor een vergadering. Ik heb hem vanmorgen thuis nog gebeld. Hij nam niet op.”

De Cock keek haar verbijsterd aan.

“U denkt…”

Petra van Sliedrecht knikte.

“Dat ook hij is vermoord.”

13

Toen Petra van Sliedrecht de grote recherchekamer met een rood hoofd en een dreunende tred had verlaten, gebaarde De Cock naar de telefoon op zijn bureau.

“Probeer het eens.”

“Wat?”

“Het nummer van die Charles van Lochem. Als hij op ons bellen wel reageert bespaart ons dat een tocht naar de Herengracht.”

Vledder pakte een map met aantekeningen uit een lade van zijn bureau en schoof het toestel naar zich toe. Toen hij het nummer had ingetikt, hield hij de hoorn bijna een minuut lang omhoog, zodat zijn oudere collega kon meeluisteren. Er werd niet gereageerd.

De Cock maakte een wegwerpgebaar.

“Laat maar.”

Vledder legde de hoorn op het toestel terug.

“Hij is met vakantie.”

Het klonk niet overtuigend.

De Cock kwam met een zucht uit zijn stoel omhoog en slenterde naar de kapstok.

Vledder volgde gedwee.

Op de steiger achter het politiebureau stapte de jonge rechercheur met een somber gezicht achter het stuur van hun oude Golf. Toen De Cock naast hem was ingestapt, startte hij de motor en bleef daarna besluiteloos zitten. Mistroostig blikte hij opzij.

“Ik heb er helemaal geen zin in,” sprak hij somber. “Ik…eh, ik zie er gewoon tegen op om nog eens naar de Herengracht te rijden.”

De oude rechercheur maakte een grimas.

“Waarom?”

Vledder snoof.

“Ik ben bang dat wij een derde moord krijgen voorgeschoteld. Die Petra van Sliedrecht is in mijn ogen een soort wraakgodin. Als zij ons de naam van een man noemt, dan vinden wij hem vermoord.”

De Cock lachte.

“Een wraakgodin. Hoe kom je erop? De wraakgodinnen uit de mythologie der Grieken,” legde hij uit, “waren de vreselijke Erinyen — oorspronkelijk de zielen van mensen die om het leven waren gebracht. Het waren met bloed bevlekte wezens, die in de onderwereld moordenaars achtervolgden en hen tot waanzin brachten. Ze waren toornig, wraakzuchtig en met slangen en brandende fakkels bewapend.”

Vledder luisterde aandachtig.

“Zijn ze er nog…die wraakgodinnen?”

De Cock lachte voluit.

“Dat weet ik niet. Ik ben zelf nog niet in de onderwereld geweest.”

Vledder trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“Je hebt Petra van Sliedrecht weer laten lopen. Terecht. Je had volgens mij ook geen andere keus. Wraakgodin of niet…ik blijf haar een vreemde vrouw vinden.”

“Waarom?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Een gevoel. Ik weet niet hoe, maar volgens mij is zij toch op de een of andere manier bij die moorden betrokken.”

De Cock reageerde niet. Hij wees naar de pook van de versnelling.

“Ik zou maar eens op pad gaan,” sprak hij simpel. “Of wil je hier overnachten?”

Vledder gromde, schakelde en reed knorrig van de steiger naar de Oudebrugsteeg. Op het Damrak, wachtend voor het rode stoplicht, keek de jonge rechercheur opzij naar de grijze speurder.

“Dat wil ik je toch even zeggen,” opende hij vriendelijk. “Ik vond dat je het verhoor van Petra van Sliedrecht heel goed opbouwde. Het klonk alles zeer zakelijk en overtuigend. Er was zelfs een moment dat ik dacht dat ze tot een bekentenis zou komen.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“De geur van het parfum bij de vermoorde slachtoffers was toch een zwak argument. Ik heb er lang over nagedacht. Er moet een andere reden zijn dat die geur bij de slachtoffers hing. Die parfumlucht was naar mijn gevoel steeds te nadrukkelijk aanwezig.”

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Een vals spoor?”

De Cock knikte.

“Die mogelijkheid moeten we overwegen.”

“Hoe?”

De Cock gebaarde.

“Als de moordenaar of moordenares bewust een spoor in de richting van Petra van Slied recht heeft gelegd, dan moet hij of zij in haar omgeving te vinden zijn.”

Vledder keek hem blij aan.

“Je bedoelt,” reageerde hij opgewonden, “dat de dader uit eigen ervaring moet weten welk parfum Petra van Sliedrecht gebruikt?”

De Cock knikte.

“Ik moet daarbij toch aan een vrouw denken.”

“Een vrouw…als dader?”

De Cock knikte opnieuw.

“Vrouwen hebben, dacht ik een uitgebreidere kennis van parfumgeuren dan mannen. En bedenk dat het een vrouw was die gisteravond bij Samuel Ridderspoor binnendrong en hem met die verkrachtingsdrug verdoofde.”

Vledder trok een pijnlijk gezicht.

“Ken jij uit de praktijk een moord waarbij een vrouw een wurgkoord hanteerde?”

De Cock bleef het antwoord schuldig.

Herengracht 1210 was bijna identiek aan de grachtenhuizen van Friedrich von Bodenwerder en Herman van Hogenbroek.

Ook dit pand had een fraaie halsgevel, indrukwekkende festoenen, een kroonlijst en kunstige guirlandes onder de ramen. Boven de deur naar het souterrain was een breed bordes.

De gordijnen achter de ramen van het souterrain waren gesloten.

Na enige aarzeling bestegen de rechercheurs de blauwstenen treden van het bordes. Naast een imposante hardgroen gelakte toegangsdeur was aan de muur een koperen naamplaat aangebracht met CHARLES VAN LOCHEM in verzonken zwarte letters.

Daaronder stond in een ander lettertype ASSURADEUR.

Wat besluiteloos bleef De Cock staan. Hij wees naar een koperen bouton onder de naamplaat.

“Bellen heeft geen zin.”

“Of hij moet net zijn thuisgekomen.”

“Daar geloof ik niet in.”

Vledder wees naar beneden.

“Als we met dezelfde moordenaar te maken hebben, dan is ook nu de deur van het souterrain niet afgesloten.”

De Cock knikte.

“Je hebt gelijk.”

De rechercheurs verlieten het bordes. Beneden bij het souterrain drukte De Cock met de punt van zijn elleboog de klink naar beneden en duwde met zijn rechterknie tegen de deur. Die gleed geluidloos open. Voorzichtig stapte de oude rechercheur naar binnen.

Vledder volgde.

Een paar traptreden leidden naar de lager gelegen keuken.