Выбрать главу

Vledder stapte naar binnen.

“Adelheid is weer thuis en ze wilde vanavond mee, maar dat leek mij niet verstandig. Ze moet eerst honderd procent zijn.”

De Cock lachte.

“Zij verdient ook wel een bloemetje.”

Vledder reageerde niet op de hint.

“Zijn de anderen er al?”

De Cock knikte.

“Appie Keizer en Fred Prins. Ze kwamen net voor jou binnen.”

Ze liepen de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand.

Toen haar man haar de rozen overhandigde, keek ze hem verwonderd aan.

“Hoe kom jij aan dat boeket?”

“Van Vledder gekregen om jou te overhandigen.”

Mevrouw De Cock lachte.

“Waarom die omweg?”

Vledder kwam tussenbeide.

“Dan kan hij er vast aan wennen. Het is een schande. Volgens mij heeft hij nog nooit een bloemetje voor u meegebracht.”

De Cock nam plaats in zijn lederen fauteuil. Naast hem op een bijzettafeltje stonden een fles cognac Napoleon en een reeks diepbolle glazen. Klokkend schonk hij in en reikte de glazen aan.

“Ik breng een toast uit op de enkelingen in onze samenleving die nog in recht geloven.”

Mevrouw De Cock keek hem bestraffend aan.

“Dat mag je niet doen, Jurrian. Er zijn nog genoeg mensen die in recht geloven.”

De Cock trok een grijns.

“Ik heb toch een angstig gevoel dat hun aantal steeds kleiner wordt.”

Appie Keizer boog zich iets naar voren.

“Hoe is het nu met hem?”

“Peter van de Valkenhorst?”

Appie Keizer knikte.

“Toen ik Fred Prins en Dick Vledder op hem zag duiken, dacht ik: die komt er verkreukeld onder vandaan.”

De Cock glimlachte.

“Het valt reuze mee. Alleen een kapotte knie. Ik heb hem vanmiddag in de Warmoesstraat uitgebreid verhoord. Hij heeft er spijt van dat hij jou achterover heeft gekegeld. Zijn excuses. Peter van de Valkenhorst is toch wel een aardige jongen.”

Fred Prins grinnikte.

“Een man die koelbloedig drie mensen heeft vermoord, bijna vier, en op weg was om nog een moord te plegen, noem jij een aardige jongen?”

De Cock tuitte zijn lippen.

“Hij was vanmiddag zeer openhartig, maar toonde geen spijt van zijn daden.”

Fred Prins spreidde zijn armen.

“Wat bezielde die man?”

De Cock nam een klein slokje van zijn cognac en zette zijn glas neer.

“Voor alle duidelijkheid…Peter van de Valkenhorst is een zoon van Alexander de Rijke. Alexander is niet altijd homofiel geweest. Hij heeft vijf jaar samengewoond met Adriana van de Valkenhorst. Uit die relatie is zoon Peter geboren. Hij kreeg de naam van zijn moeder. Peter van de Valkenhorst adoreerde zijn vader…zijn verwekker, zoals hij hem noemde. Hij heeft ook zijn hele leven een nauw contact met hem onderhouden. Peter wist exact welke problemen zijn vader had met de leden van het bestuur van zijn stichting, de Bond van Haters van Geweld, de BHG. Peter zag in zijn vader de nieuwe Messias…een man die het vermogen bezat om de positieve factoren die in mensen sluimeren op te wekken en tot wasdom te laten komen. Volgens Peter was de moord op Alexander de Rijke geen simpele moord op een man, maar een moord op al het goede dat nog in de mensen leeft. Jezus, zo zei hij vanmiddag tegen mij, had toen hij op aarde wandelde discipelen…trouwe discipelen…onder wie één verrader, Judas Iskarioth. Alexander de Rijke was door louter Judassen omgeven.”

De Cock pauzeerde even.

“In Peter,” ging hij verder, “leeft de overtuiging dat enige leden van het bestuur van de stichting de man hebben ingehuurd die zijn vader in Amsterdam voor de deur van De Rode Hoed kil en koelbloedig neerschoot.”

Fred Prins onderbrak hem.

“Hij pleegde de moorden dus uit wraak.”

De Cock knikte.

“En omdat ze het heilige gedachtegoed van zijn vader verkwanselden.”

Appie Keizer nam het woord.

“Waarom gaven zijn slachtoffers hem toegang tot hun woning?”

De Cock gebaarde.

“Ze kenden hem als de zoon van Alexander de Rijke en waren van mening dat ze van hem niets te duchten hadden. Ze lieten hem argeloos binnen.”

Vledder boog zich naar voren.

“Ik heb mij suf gepiekerd, maar kwam er niet uit. Hoe wist jij dat Peter van de Valkenhorst de moordenaar was en hoe wist jij dat hij om acht uur naar het kantoor van de stichting zou komen om Petra van Sliedrecht aan te vallen?”

De Cock glimlachte.

“Dat zijn twee vragen. Om met de eerste te beginnen…de vlekken op de overhemden van de slachtoffers.”

“Wat is daar mee?”

De Cock antwoordde met een wedervraag.

“Wat vonden wij na zijn arrestatie bij het fouilleren?”

“Een nieuw wurgkoord met stokjes.”

“En?”

“Een plastic zakje met suiker.”

“Verbaasde je dat niet?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Ik vond het vreemd.”

De Cock stak zijn handen naar voren.

“Een overhemd met eigeel; een overhemd met eiwit; een overhemd met whisky; een zakje suiker dat hij zeker over Petra van Sliedrecht had uitgestrooid wanneer hij haar gewurgd had achtergelaten. Vier ingrediënten voor het maken van…Crème Beauvoir.”

Vledder kneep even zijn beide ogen dicht.

“Het toetje dat de moeder van Peter vroeger bereidde om Alexander de Rijke na een kleine onenigheid weer gunstig te stemmen.”

De Cock knikte.

“Die vlekken op de overhemden van de slachtoffers vormden in feite een hommage…een eerbetoon aan zijn verwekker… Alexander de Rijke. In feite wilde hij hem door zijn daden gunstig stemmen.”

Vledder zwaaide.

“En mijn tweede vraag?”

De Cock pakte zijn glas en nam een tweede slok van zijn cognac.

“Toen ik door die vlekken de overtuiging had gekregen dat Peter van de Valkenhorst de moorden had gepleegd, heb ik om de medewerking van Petra van Sliedrecht gesmeekt. Echt gesmeekt. Ik wist niet wie ik anders in vertrouwen kon nemen.

Gelukkig stemde ze toe.

Ik heb haar een brief aan Peter laten schrijven waarin zij uiteenzette waarom zij wist dat hij verantwoordelijk was voor de dood van Von Bodenwerder, Van Hogenbroek en Van Lochem. Ze stelde hem in die brief voor om te onderhandelen over de positie van leidster van de stichting in ruil voor haar zwijgen.”

“Die tekst is van jou?”

De Cock knikte.

“Ik ben goed in die dingen. Ik hoopte en verwachtte dat Peter van de Valkenhorst in Petra een ernstige bedreiging zou zien…te gevaarlijk om haar in leven te laten.”

Fred Prins lachte.

“Goed gegokt.”

De Cock keek zijn kring van vrienden rond.

“Nog vragen?”

Toen niemand reageerde leunde De Cock in zijn fauteuil achterover. De uiteenzetting had hem vermoeid. Hij schonk nog eens in.

Mevrouw De Cock repte zich naar de keuken en kwam terug met schalen vol lekkernijen en liep presenterend rond. De oude rechercheur placht op strikt vertrouwelijke momenten wel eens te onthullen dat hij zijn lang-en-gelukkig huwelijksleven mede dankte aan de culinaire gaven van zijn vrouw.

Het was al vrij laat toen de laatste gasten vertrokken. De Cock liet zich onderuitzakken in zijn fauteuil en nam zijn tweede glas.

Zijn vrouw schoof een poel bij en ging tegenover hem zitten.

“Ik heb het idee,” sprak ze liefjes, “dat je vanavond iets hebt verzwegen.”

De Cock keek haar onderzoekend aan.

“Wat?”

“Wie verdoofde de slachtoffers met die verkrachtingsdrug?”

“Peter. Peter zei dat hij dat deed en dat niemand hem daarbij behulpzaam was.”

“Dat geloof jij?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Nee.”

“En?”

De Cock zuchtte.

“Ik ben na het verhoor van Peter naar Bussum gereden. Ik heb aan Samuel Ridderspoor gevraagd of hij bij zijn verklaring bleef.”