Выбрать главу

“Compromitterende foto’s?”

“Ja.”

“En daar chanteerde die man Alexander de Rijke mee?”

Petra knikte.

“Hij zou ze in een of ander roddelblad laten publiceren als Alexander niet betaalde.”

“Was Alexander de Rijke pedofiel?”

Petra schudde haar hoofd.

“Beslist niet. Hij weigerde dan ook op de chantage in te gaan.”

Petra wees opnieuw naar de foto.

“De man werd steeds driester. Hij dreigde Alexander om de compromitterende foto’s met de jongetjes zelfs na zijn dood te publiceren.”

De Cock keek haar scherp aan.

“Na zijn dood?” Zijn stem trilde van verbazing. “Hoe weet u dat?”

Petra stak haar armen omhoog.

“Dat heeft Alexander mij verteld,” sprak ze emotioneel.

De Cock keek haar onderzoekend aan.

“Hoe komt u aan de foto van die man?”

Petra snoof.

“Die heb ik stiekem gemaakt toen hij bij ons op kantoor geld van Alexander eiste. Ik ben in het bezit van door hem geschreven brieven aan Alexander. Die zal ik eventueel ter beschikking stellen van justitie. Ik wil ook getuigen van de gesprekken die ik heb beluisterd…gesprekken tussen deze man en Alexander.”

Ze wees opnieuw naar de foto, die ze De Cock had toegeschoven.

“Arresteer hem voor hij zijn bedreigingen uitvoert. Ik wil niet dat de naam van Alexander nog na zijn dood wordt bezoedeld.”

3

Met een blik vol ongeloof keek hij de vrouw enige tijd zwijgend aan.

“U zei…na zijn dood?”

Het begrip scheen niet goed tot hem door te dringen.

Petra van Sliedrecht knikte nadrukkelijk.

“Inderdaad…na zijn dood. Kan dat niet? Kan men achteraf een dode niet belasteren?”

De Cock knikte traag.

“Het kan. Persoonlijk huldig ik het standpunt: over de doden niets dan goeds.”

Petra schudde haar hoofd.

“Zo denkt niet iedereen erover.”

Ze boog zich plotseling ver en dreigend naar hem toe. Haar bolrond gezicht met de bijna fosforescerend groene ogen was dichtbij. De scherpe geur van haar parfum kriebelde de neusgaten van de oude rechercheur.

“Ik hoop,” sprak ze met nadruk, “dat u uw plicht kent.”

De Cock trok een grijns.

“U bedoelt: wat u méént dat mijn plicht is?”

Petra tikte met haar wijsvinger op de foto die zij De Cock had toegeschoven.

“Arresteer die man.”

De Cock grinnikte.

“Is dat een bevel?”

Petra rechtte haar rug en stond resoluut op van haar stoel.

Streng gebaarde ze opnieuw naar de foto.

“Ik heb zijn naam en adres achterop geschreven,” sprak ze schor. “U weet zo waar u hem kunt vinden.”

Ze draaide zich om en stapte zonder te groeten op haar zware wandelschoenen dreunend de grote recherchekamer uit.

De Cock keek haar peinzend na. Een reeks vragen welde in hem op, maar hij riep haar niet terug.

Toen de deur achter haar was dichtgevallen, boog Vledder zich ver voorover en pakte de foto.

“Ken jij hem?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Een man van een jaar of veertig, schat ik, met weinig haar en een hoog voorhoofd. Ik heb hem bij mijn weten nog nooit ontmoet.”

Vledder draaide de foto om.

“Friedrich,” las hij hardop. “Friedrich Heinrich von Bodenwerder, Keizersgracht 1807.” Hij liet zich in zijn stoel terugzakken en hield de foto omhoog. “Een Duitser?”

De Cock knikte.

“Naar zijn naam te oordeler.”

“Gaan we hem halen?”

“Arresteren bedoel je?”

“Ja.”

De Cock maakte een schouderbeweging.

“Waarvoor?”

Vledder keek hem verbaasd aan.

“Dat is niet moeilijk, dacht ik. Poging tot chantage en aanzetten tot moord.”

De Cock schudde traag zijn hoofd.

“Ik voel er niets voor.”

“Waarom niet?”

De Cock boog zijn hoofd en wreef zich achter in zijn nek.

“Het is een onmogelijk verhaal.”

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

“Jij gelooft die Petra van Sliedrecht niet?”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Ik wil niet zeggen,” sprak hij traag, “dat ze bewust liegt, maar volgens mij klopt haar verhaal voor geen meter.”

“Wat mankeert eraan?” reageerde Vledder vol ongeloof.

De Cock ademde diep.

“Ik heb in het verleden diverse chantagezaken behandeld,” legde hij uit. “Het verloopt in de regel volgens een vast stramien. Meestal is de basis het bedreigen van het slachtoffer met het openbaar maken van een bepaald geheim. In dit geval…Alexander de Rijke zou zich als pedofiel schuldig hebben gemaakt aan een zedenmisdrijf.”

Vledder keek hem ongeduldig aan. “En?”

“Een chanteur,” antwoordde De Cock met enige nadruk, “zoekt niet de dood van zijn slachtoffer. Integendeel, hij heeft er juist belang bij dat hij of zij blijft leven. Een chanteur wil alleen geld. Bij de dood van zijn slachtoffer is hij zijn geldbron kwijt. Het geheim waarmee hij dreigt, heeft na de dood van zijn slachtoffer geen waarde meer.”

Vledder snoof verachtelijk.

“Theorie.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Praktijk.”

Vledder raakte opgewonden.

“Hij kan toch na de dood van zijn slachtoffer de familie met het geheim chanteren of, zoals in dit geval, de leden van de BHG…Bond van Haters van Geweld?”

De Cock glimlachte.

“Vind je dat een reële mogelijkheid?”

“Ja.”

“Ik niet.”

Vledder trok zijn mond strak.

“We kunnen hem toch benaderen voor die poging tot chantage van Alexander de Rijke…hem zeggen dat wij van zijn pogingen op de hoogte zijn…hem dwingen ons die belastende foto’s te overhandigen.”

De Cock maakte een triest gebaar.

“In feite kunnen we niets. De Rijke zal geen aangifte hebben gedaan. We hebben alleen het verhaal van Petra van Sliedrecht en dat verhaal rammelt aan alle kanten.”

Vledder stak zijn kin omhoog.

“Toch wil ik,” sprak hij doordrammend, “met die Friedrich Heinrich von Bodenwerder praten. Misschien werpt dat enig licht op de zaak.”

De Cock kwam traag uit zijn stoel overeind en sjokte in zijn zo typische slentergang naar de kapstok. Vledder kwam achter hem aan.

“We gaan?” vroeg hij hoopvol.

De Cock wurmde zich in zijn oude regenjas.

“Ik ben van plan veranderd. Ik blijf nog een paar dagen werken voor ik met vakantie ga.”

“Prachtig. En je vrouw…vakantie in Callantsoog?”

De Cock zette zijn hoedje op.

“Daar zoek ik wel een oplossing voor,” sprak hij achteloos. Hij sloeg Vledder vriendschappelijk op de schouder. “En morgenochtend gaan wij samen in het AMC bij jouw lieve Adelheid op ziekenbezoek. De hoop dat ze mij kan vertellen wat haar blindedarm met jouw recalcitrante gedrag heeft te maken.”

Vledder lachte vrolijk en liep bijna dartel voor De Cock uit de grote recherchekamer uit.

Op de houten steiger achter het politiebureau stapten ze in hun bejaarde Golf en reden vanaf de Oudebrugsteeg het Damrak op. Het was er ongewoon druk. Het fraaie zomerweer had vele mensen uit hun bedompte huizen gelokt. Ook het toerisme draaide op volle toeren. Er stonden dikke rijen voor de kassa’s van de rondvaartboten en op het brede trottoir van het Damrak schuifelden luchtig geklede mannen en vrouwen traag langs schitterende etalages, lokkende gokhallen en walmende snackbars.

Ook het verkeer had last van de hitte. Het schoot niet op. Bij de kruising Prins Hendrikkade en Martelaarsgracht stond het muurvast.

Vledder, aan het stuur, blikte opzij.

“We kunnen hier voorlopig niet verder. Weet jij nog een sluipweggetje?”