Выбрать главу

'En hoe heet je?'

'Marianne… Marianne van Buuren.' Ze maakte een komisch gebaartje en glimlachte blij. 'Mijn vader noemde mij vroeger Bolletje Beer. Ik was nogal mollig, toen ik klein was.' Ze keek plotseling naar de oudere man op. Lichtjes twinkelden in haar blauwe ogen. 'Hoe noemden ze u vroeger, toen u klein was?'

De Cock wreef over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst. De plotselinge onbevangenheid van het meisje verwarde hem, wipte hem uit zijn evenwicht. 'Dat… eh, dat weet ik niet meer,' reageerde hij nogal nukkig. 'Het is zo lang geleden.'

Ze lachte vrijuit. Vrolijk, opgewekt. 'Al word ik honderd, Bolletje Beer vergeet ik nooit.'

De Cock keek haar van terzijde aan. Zijn gezicht stond ernstig. 'Je bent niet erg onder de indruk van Colettes dood,' stelde hij.

De uitdrukking op haar gelaat versomberde. Als een gestraft kind boog ze het hoofd. Ze antwoordde niet. Aan het eind van de Korte Niezel gingen ze rechtsaf de Zeedijk op naar de Nieuwmarkt. Ze zochten zich daar een weg langs geparkeerde auto's, staken de drukke rijbaan over en liepen de Keizersstraat in. Het meisje vertraagde haar pas. Ze keek naar De Cock. 'Bent u wel eens high geweest?' vroeg ze.

De oude speurder schudde het grijze hoofd. 'Niet zoals jij bedoelt, denk ik.'

Ze beet op haar onderlip en knikte gelaten. 'Colette wel,' sprak ze hees. 'Colette was vaak high. Dat wilde ze ook. Ze had er alles voor over.'

'En jij?'

Ze reageerde ineens fel. 'Ik niet. Ik moet die rommel niet. Ik wil geen slaaf zijn… van niets… van niemand.' Midden op de rijbaan bleef ze staan en staarde voor zich uit. De Cock volgde haar blik. De bouw van de metro had in de oude Keizersstraat vele gaten geslagen. Ze strekte haar arm uit en wees naar een duidelijk kraakpand, waarvan de gevel wat voorover hing. 'Daar,' zei ze vlak, 'daar is het.' De grijze speurder vatte haar bij de schouder en dwong haar voort te gaan. Ze hield zich stram. 'Ik ga niet mee,' sprak ze zacht, bijna fluisterend.

De Cock ging voor haar staan en schoof het lange haar uit haar gezicht. Toen het licht van een lantaarn in haar ogen viel, las hij angst. 'Ben je bang?' vroeg hij verwonderd. 'Bang voor een dode?'

Ze schudde traag het hoofd. 'Voor Colette niet.'

'Voor wie wel?' Ze antwoordde niet.

De Cock drong opnieuw aan en sloeg zijn arm om haar schouders. Ze aarzelde. 'Ik blijf liever buiten.' Hij negeerde haar woorden. Hij duwde haar zachtjes vooruit. Na een paar passen bleef ze weer staan. 'Colette… ze krijgt een graf?'

'Daar was je toch voor gekomen?'

Ze knikte en liep schuifelend door. De Cock hield haar bewegingen nauwlettend in het oog, bang, dat ze zou vluchten. Ze duwden de oude deur van het kraakpand open en bestegen de gammele trap. Het hout kraakte onder hun voeten. Op het portaal van de eerste verdieping bleef het meisje staan.

'Is het hier?' vroeg De Cock. Ze knikte vaag.

Vledder drukte de deur open. Een zoete, weeë lucht walmde hen tegemoet. De jonge rechercheur scheen met zijn zaklantaarn naar binnen. In de hoek van het kamertje, bij het raam, lag op een goor matras een lichaam bedekt met vodden. De Cock stapte naderbij, bukte zich en trok de vodden weg. Het bleke gezicht van een nog jonge vrouw werd zichtbaar. Bloed kleefde in geronnen klonten aan het haar. Een brede wond liep in de lengterichting van het hoofd. De Cock kwam overeind. In een vlaag van woede en verbijstering greep hij de lantaarn uit de handen van Vledder en scheen daarmee het meisje in het gezicht.

'Ze is vermoord,' riep hij fel. 'Ze is niet gewoon gestorven.'

Ze schudde bedaard het hoofd. 'Dat heb ik ook niet gezegd,' reageerde ze kalm.

De Cock voelde hoe het bloed naar zijn hoofd steeg. Hij pakte haar wild bij de schouder en schudde haar heftig heen en weer. 'Ze is vermoord,' brulde hij. 'Begrijp je… vermoord.'

De uitdrukking op haar knappe gezichtje veranderde. De ogen vernauwden. Het dromerige verdween. Haar fraaie lippen sloten aaneen tot een smalle lijn. 'Wat maakt het voor verschil?' Haar stem trilde van ingehouden emotie. Ze strekte haar hand naar de dode vrouw op de matras. 'Wat maakt het voor verschil nog… voor haar?'

De Cock liet haar los. Zijn woede ebde weg. 'Voor mij,' zei hij loom, 'voor mij maakt het alle verschil van de wereld.' Hij wendde zich tot de jonge Vledder. 'Breng haar terug naar het bureau. Laat je koffertje hier. En waarschuw de meute.'

2

Met de zaklantaarn in de hand onderzocht De Cock elke vierkante centimeter van de vloer van het kamertje. Hij vond een smerige oude injectienaald, korsten verschimmeld brood, afgebrande lucifers en sigarettenpeuken. Op ongeveer een meter boven het hoofd van de dode zaten bloedspatten op de wand. Ze bedekten de I en de F van een slordig neergekwaste spreuk: THIS IS THE FIRST DAY OF THE REST OF YOUR LIFE. De Cock grijnsde met een scheve mond. Het was een bekende hippiespreuk: dit is de eerste dag van de rest van je leven. Hij had de spreuk gevonden op de wanden en muren van vrijwel alle kraakpanden die hij in de loop der jaren ambtshalve had bezocht. Hij richtte zijn lantaarn op het gezicht van de dode. Ineens overspoelde hem een golf van medelijden. Ze was jong nog, niet ouder dan vijfentwintig jaar. Het inbleke gezicht had lieve trekken. De dood deed daar geen afbreuk aan. Hij trok de vodden wat verder van haar af. Tot zijn verbazing bemerkte hij dat haar handen gevouwen waren op haar borst, devoot, als was zij in gebed. Buiten de afschuwelijke wond aan het hoofd, bood het geheel een vredige aanblik. De Cock sloot even de ogen, dwong zichzelf tot koele observatie. Ze was linkshandig, constateerde hij. De linker wijs- en middelvinger waren geel van de nicotine.

Hij deed enige passen terug en bezag de situatie van een afstand. Het raam, de spreuk, de bloedspatten, het matras. Ze had kennelijk rechtop gezeten, toen de dodelijke slagen haar troffen. Daarna was ze schuin naar rechts weggezakt. Hij bekeek haar kleren, aandachtig, met een scherp oog voor het detail. Ze waren oud, vervuild, maar heel. Niet getornd of gescheurd. Er was geen sprake van een worsteling. De beide armen, tot de schouders zichtbaar, waren gaaf. Geen sporen van uiterlijk geweld. Ook de hals vertoonde geen schrammen of verkleuringen. De oude speurder wreef zich achter in de nek. Het was een vreemde moord. Waarom was dit meisje neergeslagen? Wat was het motief? Hij klemde zijn lippen op elkaar. Wat wist Marianne, die zo nadrukkelijk om een graf vroeg? Was zij hierbij betrokken?

Hij besloot haar straks eens duchtig aan de tand te voelen. Buiten knarsten de remmen van een auto, gevolgd door het dichtslaan van een portier. Even later klonk het kraken van de gammele trap. De Cock deed de deur van het kamertje open en scheen in het gezicht van de baardige politiefotograaf. Van Wielingen duwde zijn hand weg en scheen met zijn eigen lantaarn door het kamertje. Het ovaal danste langs de wanden, bleef rusten op de matras met het bleke gezicht.

De fotograaf grinnikte onbeschaamd. 'Je had charmant gezelschap, zie ik. Een lieflijk onderonsje met de dood.' Het klonk cynisch, spottend.

De Cock keek hem aan. 'De dood,' zei hij bestraffend, 'is niet voor onderonsjes.'

Van Wielingen lachte. 'Ben je nooit op een spiritistische seance geweest? Daar vliegen de geesten om je oren.' Hij zette zijn zware tas met een plof op de houten vloer en zocht naar zijn flits en Hasselblad. 'Heb je veel plaatjes nodig?'

De Cock maakte een triest gebaartje. 'Een vies kaal hok. Wat valt hier te fotograferen? Een paar overzichtfoto's. Neem ook een paar duidelijke close-ups van het gezicht. Misschien heb ik ze nodig. Ik weet nog niet precies wie zij is.' Hij krabde zich nadenkend in de nek. 'Maak ook een plaatje van het geveltje buiten. Als ze het pandje de volgende week slopen, heb ik niets meer.'

Van Wielingen knikte begrijpend.

Er stopte een tweede wagen. De Cock liep naar het raam en keek naar buiten. Hij zag dokter Den Koninghe uitstappen. De altijd wat excentrieke lijkschouwer kwam hijgend het gammele trappetje op. De rechercheur liep hem op het portaaltje tegemoet. 'Goedenavond dokter,' riep hij hartelijk.