Выбрать главу

De lijkschouwer liep hem brommend voorbij. 'Waar is het?' vroeg hij nors.

De Cock scheen naar de dode op de matras. De oude dokter stapte door het kamertje en knielde bij haar neer. Hij bekeek het lichaam aandachtig. Al na een paar seconden keek hij schuin omhoog. 'Zij is dood,' stelde hij laconiek.

De Cock glimlachte. 'Dat had ik al begrepen,' zei hij fijntjes. Hij hurkte naast de dokter. 'Kunt u nog iets zeggen over de oorzaak van de dood, het tijdstip van overlijden?'

Dokter Den Koninghe gebaarde naar de gapende wond aan het hoofd. 'Die klap lijkt mij beslist dodelijk. Dokter Rusteloos zal je dat morgen bij de sectie zeker bevestigen.' Hij verschoof iets aan zijn metalen brilletje. 'En het tijdstip van overlijden?' Hij tilde de schouder van de dode iets op en keek naar de lijkvlekken laag in de nek. 'Ik schat zo,' zei hij met enige aarzeling, 'dat ze twee a drie dagen geleden is gestorven.'

'Bedankt.'

Ze kwamen beiden overeind. De kleine dokter bleef voor de grijze speurder staan en blikte omhoog. 'Heb ik u al goedenavond gewenst?'

De Cock trok een droef gezicht en schudde het hoofd. 'Nog niet, dokter.'

De oude lijkschouwer maakte een grimas. 'Bij deze dan, bij deze.' Met een olijke trek op zijn gezicht liep hij het kamertje uit.

Van Wielingen lachte luid. Zijn schrille lacht kaatste schaterend tegen de kale wanden. Hij verdraaide wat aan de lens, richtte zijn Hasselblad op de dode en schoot zijn eerste plaatje. Het felle blitslicht maakte De Cock een paar seconden blind.

Rechercheur Vledder kwam het kamertje binnen. In zijn kielzog stapte de man van de Dactyloscopische Dienst. Frans Kreuger schudde De Cock hartelijk de hand. 'Heb je weer een lijk? Soms denk ik dat je er in grossiert.' Hij keek met een vies gezicht het kamertje rond. 'Wat een troep. Wat moet ik in dat oude krot zoeken?'

De Cock keek hem vol onbegrip aan. 'Vingertjes,' zei hij simpel.

Kreuger spreidde beide armen in een hulpeloos gebaar.

'Oké, oké,' zei hij wat kriegel. 'Maar al hadden ze hier de koningin vermoord…'

De Cock trok zijn brede schouders op. 'Jij moet het weten,' zei hij berustend. 'Jij bent deskundig. Als jij denkt dat hier geen vingertjes te vinden zijn…'

Hij maakte zijn zin niet af, draaide zich langzaam om. In de deuropening stonden twee geüniformeerde broeders van de Geneeskundige Dienst. Ze hielden een brancard rechtop in hun midden. De oudste broeder wees naar de dode vrouw op de matras. 'Kan ze al mee?'

De Cock stak afwerend een hand omhoog. 'Nog even… als de fotograaf klaar is.'

Van Wielingen keek op. 'Van mij mag ze weg,' zei hij onverschillig. 'Ik heb hier alles gehad!' Hij wuifde naar de matras. 'Die paar close-ups van haar maak ik morgen wel in het sectielokaal.'

De broeders schoven de brancard naast de matras en tilden de dode vrouw in het canvas. Ze spreidden een laken over haar uit, sjorden de riemen vast en droegen haar wiegend weg. Het peuterig portaaltje en de smalle trap vormden voor hen geen beletsel. Zonder enige moeite manoeuvreerden ze de brancard naar beneden.

Na luttele seconden hoorde De Cock buiten de deuren van de ambulancewagen dichtklappen. Het geluid trof hem. Opnieuw viel zijn blik op de spreuk aan de wand; this is the first day of the rest of your life. Hij schudde het grijze hoofd en klemde zijn lippen op elkaar. Voor Colette niet, bedacht hij bitter. Voor haar geen rest en nooit meer een first day.

Van Wielingen hing zijn tas aan zijn schouder en zwaaide tot afscheid. 'Je hebt ze morgenochtend, behalve de close-ups dan. Die komen een paar uur later.'

De Cock wuifde.

Ook Frans Kreuger borg zijn potten en kwasten op. 'Het is gewoon hopeloos,' verzuchtte hij somber. 'Het kleeft van de vettigheid.' Hij wees met een droef gezicht naar de smoezelige deurstijlen. 'Ik vraag mij af hoe lang het geleden is, dat hier voor het laatst een sopdoek overheen kwam.'

De Cock grinnikte. Hij kende de meer dan propere echtgenote van Kreuger. 'Je moet je vrouw hier maar eens langs sturen,' zei hij gekscherend.

De dactyloscoop schudde triest het hoofd. 'Ik houd het goede mens maar zoveel mogelijk buiten mijn werk. Weet ze veel? Ze denkt dat het voor iedereen alle dagen zondag is.' Hij duimde over zijn schouder. 'Als ik haar vertel dat er mensen in dit soort krotten leven, gelooft ze me toch niet.' Hij schudde de grijze speurder tot afscheid de hand. 'Morgen kom ik nog wel even terug, als het licht is. Dan loop ik alles nog even na.'

De Cock knikte instemmend. 'Maak, als je wilt, ook een dactyloscopisch signalementje van het slachtoffer. Je weet het nooit. Misschien heb ik het nodig.'

Frans Kreuger maakte een begrijpend gebaartje. 'Oké, als Van Wielingen morgen naar het sectielokaal gaat voor de close-ups, loop ik even met hem mee. Hoe laat komt dokter Rusteloos?'

De Cock trok zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Ik heb nog geen contact met hem gehad. Maar dat zal wel in de middag worden.'

Kreuger pakte zijn notitieboek en maakte een paar aantekeningen. 'Als ik haar signalementje heb, trek ik het nog even na. Misschien komt ze bij ons voor.'

De Cock knikte traag, nadenkend. 'Je hebt kans, dat ze wel eens voor de Opiumwet is gepakt. Hou me in ieder geval op de hoogte.'

Toen Frans Kreuger was vertrokken, keek de speurder nog eens het kamertje rond. Hij trachtte zich voor te stellen hoe het was geweest, dat moment, toen de moordenaar toesloeg. Het lukte niet best. Het beeld kreeg geen contouren. Het kale kamertje bood te weinig steunpunten voor zijn fantasie. Hij keek opzij naar de jonge Vledder. 'Heb je Marianne weggebracht?'

'Ja.'

'Zei ze nog wat onderweg?'

'Niets bijzonders. Ze vroeg of jij er wel eens een vriendinnetje op na hield.'

'Ik?'

'Ja.'

De Cock streek met zijn hand langs zijn breed gezicht. 'Ze wilde zeker weten hoe gevoelig ik was.'

'Mogelijk. Ik heb haar gezegd, dat jij de keurigste huisvader was die ik kende.'

'Dank je.'

Vledder lachte. 'Ze is me anders wel een juffie. Je had haar moeten horen hoe ze tekeer ging tegen de brigadier, toen die haar in de wachtkamer zette. Ze schreeuwde alle arrestanten wakker.'

De grijze man schoof zijn onderlip naar voren. 'Ze zal toch met duidelijke verklaringen moeten komen,' zei hij scherp. 'Ze is tot nu onze enige getuige en ze…' Ineens stokte hij. Ergens was een gerucht, zacht, nauwelijks waarneembaar. Hij vatte Vledder bij de arm en deed zijn zaklantaarn uit.

De jonge rechercheur hijgde. 'Wat is er?' vroeg hij gedempt.

'Daar is iemand.'

'Waar?'

'Hier… ergens.'

Ze zwegen. Het donker van het kamertje omhulde hen. Ineens was het geluid er weer. Het kwam van rechts. Voorzichtig, balancerend op de ballen van zijn voeten, schoof De Cock in de richting van het geluid. Hij floepte zijn zaklantaarn weer aan. Voor hem was een kastdeur. Met een snelle beweging trok hij de deur open en scheen naar binnen. Laag, op de bodem van de kast, in een oude kartonnen doos met vodden, lag een kind. Het zwaaide met beide armpjes in de lucht, murmelde geluidjes en knipperde tegen het licht van de zaklantaarn.

3

Een paar seconden slechts was De Cock sprakeloos, toen bukte hij zich en tilde het kind uit de kartonnen doos. Voorzichtig nam hij het op de arm.

Vledder keek grinnikend toe. 'Een jongetje,' stamelde hij wat verward. 'Een jongetje.'

De Cock blikte hem van terzijde aan. 'Jouw biologische kennis verrast me.' sprak hij ernstig. Het kind op zijn arm begon te kraaien, luid, vrolijk.

Vledder klapte in zijn handen en lachte vrijuit. 'Hij verstaat je,' riep hij verbaasd. 'Waarachtig, hij verstaat je.'