Выбрать главу

De Cock nam het kind in beide handen en hield het een eindje van zich af. 'Hoe oud zal het zijn?'

De jonge rechercheur trok zijn schouders op. 'Twee jaar? Ik heb er eerlijk gezegd niet veel verstand van. Heeft het al tandjes?'

'Tandjes?'

Vledder gniffelde. 'Kinderen, weet je, worden nooit met een vol gebit geboren.'

De Cock nam het kereltje weer op zijn arm en wurmde met een dikke vinger in het mondje. Hij knikte traag voor zich uit. 'Ik voel ze,' sprak hij ernstig. 'Van voren. Het zijn er al heel wat.' Hij nam zijn vinger terug, bukte zich en pakte een paar lappen uit de doos. Daarna gaf hij het ventje in handen van de jonge Vledder en wikkelde het zo goed mogelijk in de lappen. 'Avondlucht is gevaarlijk,' verduidelijkte hij.

Vledder knikte bezorgd. 'Wat wil je er mee?'

De Cock keek verbaasd naar hem op. 'Meenemen.'

'Naar het bureau?'

'Wat anders? We kunnen het kind hier moeilijk in de kast laten liggen.'

'En dan?'

'Wat bedoel je?'

Vledder lachte wat zenuwachtig. 'We zijn geen crèche. Je kunt het niet op je bureau houden.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Nee,' zei hij peinzend. 'Je hebt gelijk. Dat kan niet.' Hij hield zijn hoofd wat schuin en krabde zich achter in de nek. 'Daar moeten we wat op vinden.' Hij scheen met zijn zaklantaarn door de kale kast. Daarna liet hij het licht nog eens langs de wanden en het plafond glijden. 'Leg het kind maar even terug in de doos. Als ik het van buitenaf goed heb gezien, is hier boven nog een verdieping. Daar zijn we nog niet geweest.'

Vledder zakte door een knie en zette het jochie voorzichtig neer. Op het moment, dat hij het kind losliet, begon het te krijsen. De Cock keek vanaf de hoogte toe. 'Je bezeert hem.' zei hij streng.

'Ik doe niets.'

'En hij huilt?'

Vledder kwam uit zijn gebukte houding omhoog. 'Hij wil niet meer in de kast.'

De Cock gaf zijn lantaarn aan de jonge rechercheur. 'Hier, ga jij maar even boven kijken. Ik blijf wel zolang bij hem.'

Vledder stoof weg. Al na een paar minuten was hij terug. 'Leeg… daar is niemand. Kale balken. De hele vloer is weggebroken.'

De Cock knikte begrijpend. Hij nam het jochie voorzichtig op en liet het tegen zijn schouder leunen. Langzaam verliet hij het kamertje. Bijgelicht door Vledder zakte hij langs het gammele trappetje naar beneden.

Het was stiller op straat dan een paar uur terug. Op de Nieuw-markt, bij het bronzen beeld van de Spaanse Brabander, stond een enkele taxi. De anders zo drukke Zeedijk was verlaten. Slechts uit een enkele kroeg klonk rumoer. Via de Molensteeg liepen ze naar de Achterburgwal. Op de brug naar het Oudekerksplein stond een groepje vrouwen. De Cock liep snel door, bang het middelpunt te zullen vormen van een stel vertederde hoeren. Hij kende hun sentimenten, hun bijzondere genegenheid voor jonge kinderen. Een van hen riep de grijze speurder na. De Cock herkende de stem van Zwarte Jossie en versnelde zijn pas.

In het oude politiebureau, voor de balie, stonden enkele dienders met een arrestant. Ze keken wat vreemd naar De Cock en het in lappen gewikkelde kind. Toen de wachtcommandant hem in het oog kreeg, kwam hij vanachter zijn dienstboek omhoog. 'Ik ben blij, dat je er bent,' zei hij opgelucht. Hij duimde naar de wachtkamer. 'Ze wil er uit.'

De Cock knikte bedaard. 'Ze zal toch nog even geduld moeten hebben,' sprak hij gelaten.

De wachtcommandant liep op hem toe en monsterde het kind op zijn arm. 'Hoe kom je daar aan?'

De Cock keek om zich heen en zag hoe de dienders met hun arrestant nieuwsgierig dichterbij schuifelden. 'Gevonden,' zei hij simpel. Zonder verdere uitleg stoof hij de balie voorbij en ging de trap op. Vledder volgde.

In de recherchekamer schoof rechercheur De Cock een schrijfmachine opzij en legde het kind voorzichtig op een bureau. Hij nam de lappen weg en bekeek het van alle kanten. Een stevig gebouwd kereltje, stelde hij vast, met een melkblanke huid, blond haar en helblauwe ogen in een vriendelijk gezichtje. Het droeg een wit glansgaren truitje… verder niets. Lichamelijk zag het kind er patent uit, mollig, goed doorvoed.

De speurder boog zich naar het kereltje toe. De diepe vouwen van zijn breed gezicht lagen in een beminnelijke plooi. 'Waar is mammie?' vroeg hij.

Het jochie kraaide en zwaaide met een open handje. 'Mammie weg.'

De Cock glimlachte. Het kereltje vertederde hem. 'Waar is pappie?'

'Pappie weg.'

'Waar is oma?'

'Oma weg.'

'Waar is opa?'

'Opa weg.'

De jonge Vledder achter hem lachte luid. 'Alles weg,' schertste hij.' Alles weg.'

De Cock ging onverstoorbaar verder. 'Waar is broertje?' vroeg hij vriendelijk.

Het kind reageerde niet. 'Waar is zusje?'

Er gleed een glimlach langs het mondje van het kind, maar in de blauwe ogen lag onbegrip.

De Cock wachtte even, tikte speels met een vinger op een rossig wangetje. 'Waar is mammie?' begon hij opnieuw. Het ventje reageerde verward, verschrikt. 'Mammie weg.' Het klonk niet als de vorige keer. Er was nu een duidelijke ondertoon van onbehagen, angst. 'Mammie weg,' herhaalde hij. 'Mammie weg.'

Vledder schudde afkeurend het hoofd. 'Je moet ophouden. Je maakt het kind bang.'

De Cock draaide zich naar de jonge rechercheur. Zijn gezicht stond ernstig. Diepe rimpels lagen op zijn voorhoofd. 'Haal Marianne naar boven.'

Toen Vledder de kamer uit was, boog hij zich opnieuw over het kind en probeerde het nog eens. 'Waar is pappie?' vroeg hij lief.

Het kereltje trok een lip en begon zacht te huilen. 'Pappie weg… pappie weg.'

De Cock zuchtte diep. Hij nam het jochie van het bureau en zette het op de vloer. Met een vingertje in de mond keek het angstig rond. Het deed een paar onzekere pasjes en plofte toen op zijn blote billen. De Cock schoot geschrokken toe. Een moment keek het kind beduusd voor zich uit, toen begon het te brullen, luid, indringend. De Cock tilde het kind haastig op en maakte sussende tutgeluidjes. Het hielp niet. Integendeel. Het kereltje schakelde over op een groter volume.

Ineens schoot de deur van de recherchekamer open. Met een wilde blik in haar ogen stormde Marianne van Buuren toe en nam het kind van hem af. Het kereltje bedaarde onmiddellijk. 'Wat hebben ze je gedaan?' vroeg ze sussend. 'Wat hebben ze je gedaan?' Ze keek naar De Cock op, fel, beschuldigend. 'Waarom heb je hem niet in de kast in zijn doos gelaten?'

De oude man negeerde de opmerking. Hij wees met uitgestoken vinger naar het jochie op haar arm. 'Jouw kind?'

Marianne antwoordde niet. Ze wiegde het kereltje in een zoete cadans.

'Is het kind van jou?' drong De Cock aan. Ze schudde heftig het hoofd. 'Van Colette.'

'Was Colette getrouwd?'

'Nee.'

'Wie is de vader?'

Ze stak haar kin omhoog. In haar blauwe ogen lag een uitdagende blik. 'Is dat belangrijk?'

De Cock haalde wat nonchalant zijn schouders op. 'Kinderen hebben een vader,' sprak hij gelaten.

Ze stapte op hem toe. 'Bonny niet, Bonny heeft alleen een verwekker.'

De Cock schoof zijn dikke onderlip vooruit. 'Goed, goed,' zei hij berustend. 'Wie is dan de verwekker?'

Ze schudde haar hoofd en grijnsde verachtelijk. 'U… u kunt alleen maar steriel denken, is het niet?' Ze streek met de rug van haar vrije hand langs haar neus en snoof. 'Rechercheur.' Het klonk smalend. 'Wettig beschermer van de burgerlijke moraal.' Ze pauzeerde even, ademde diep. 'Wat weet u ervan? Kunt u zich voorstellen dat een meisje met een man meegaat alleen… alleen omdat ze wat warmte wil?'

De grijze speurder keek haar aan. 'Dat,' zei hij kalm, 'kan ik mij voorstellen.'

Ze streek over het hoofdje van het kind. 'Colette wilde wat warmte.'

De Cock knikte begrijpend. Hij pakte een stoel en zette die voor haar neer. 'En toen kwam Bonny?'

Ze ging met het kind zitten en trok wat onverschillig haar schouders op. 'Hij kwam, ja.'

'Waar?' Ze keek naar hem op, verward, onzeker. 'Waar?' herhaalde ze vragend.