Выбрать главу

De Cock knikte. 'Waar werd Bonny geboren?'

Ze aarzelde even en streek met haar tong langs haar droge lippen. 'Dat… eh, dat weet ik niet. Colette heeft het mij nooit verteld.'

De Cock hield zijn hoofd wat schuin en keek haar onderzoekend aan. 'Waarom bleef Colette niet bij haar ouders?'

Marianne reageerde ineens fel. Ze snoof opnieuw. 'Ouders.' Het klonk als een vloek. Al haar verachting lag in dat ene woord. 'Als een kind toevallig goed terechtkomt, slaan ze zich hooghartig op de borst. Maar als hun zogenaamde opvoeding faalt, jagen ze hun mislukte producten het huis uit.'

De Cock wreef over zijn breed gezicht. Hij voelde weinig voor een debat over de pedagogische kwaliteiten van sommige ouderparen. Het meisje leek hem geen objectieve gesprekspartner. 'Colette,' stelde hij voorzichtig, 'kreeg dus een kind en verliet Utrecht.'

Marianne maakte een moedeloos gebaartje. 'Zo, zo zal het wel geweest zijn.'

'Had Colette het kind bij zich, toen je haar op de weg bij Hoevelaken ontmoette?' Marianne knikte.

'Ze droeg Bonny in een zak op haar rug.'

'Sindsdien zijn jullie bij elkaar gebleven?'

'Ja. Min of meer toevallig. We kregen een lift naar Amsterdam en trokken samen in dat kraakpand aan de Keizersstraat. We hoorden van jongens bij het monument, dat daar nog een kamer was.'

'Waar leefden jullie van?'

Ze verschoof iets op haar stoel en grinnikte vreugdeloos. 'Stelen, gewoon stelen. In winkels, warenhuizen en supermarkten.'

'Zijn jullie nooit gepakt?'

Er gleed een moede glimlach over haar gezicht. 'Een keer. In de Bijenkorf. We hadden gelukkig nog niet veel. Toen hebben ze ons laten gaan.'

'En leverde het genoeg op?'

'Wat?'

'De diefstallen?'

'Niet altijd. We namen ook 's avonds wel eens een mannetje mee.'

'Tegen betaling?'

Ze liet het hoofd iets zakken. Het lange haar viel als een gordijn om het hoofdje van het kind. 'Alleen als de nood erg hoog was.'

'Wie zorgde voor Bonny?'

Marianne van Buuren bracht haar hoofd weer omhoog en toonde het ovale gezicht met de blauwe ogen. 'Ik… ik zorgde voor Bonny. Vooral de laatste weken, toen Colette steeds meer verslaafd raakte aan de heroïne.' Er gleed een traan op haar wang. Ze zette het kind op de rand van het bureau en wreef met de rug van haar hand langs haar ogen. 'Het geeft toch niet. Ze was toch gestorven, Colette… morgen, overmorgen, volgende week. Ze ging hard achteruit. Je kon het zien. De dood had haar al getekend. Zijn schaduw lag op haar gezicht.'

De Cock beluisterde de toon, de manier waarop zij sprak en zocht naar oprechtheid. Het viel hem moeilijk het verdriet van het meisje te analyseren. Haar reacties waren vreemd, anders. 'Iemand sloeg haar de hersens in,' zei hij scherper dan zijn bedoeling was.

Ze staarde langs hem heen in het niets. 'Het was twee dagen geleden,' zei ze zacht. Ze weifelde even, dacht na. 'Drie, denk ik, ja, drie. Ik kwam thuis. Ik had wat brood en worst… en een doos van die koeken voor Bonny. Colette lag op de matras, scheef tegen de muur. Er was bloed op haar gezicht, op haar hoofd. Ik zette de boodschappen neer en liep op haar toe. Colette… zei ik… Colette. Ze had haar ogen wel open, maar ze keek niet meer. Er was geen licht, geen leven. Ik begreep toen, dat ze dood was. Ik raakte helemaal in de war. Ik ben naast haar op de matras gaan zitten, heb haar hand vastgehouden en heb gebeden… het Onze Vader, wat ik er nog van kende.'

Ze zweeg even. Haar blauwe ogen vulden zich opnieuw met tranen. 'Hoe lang ik zo naast haar heb gezeten, weet ik niet meer. Toen het donker werd, heb ik haar neergelegd. Ik sloot haar ogen, veegde het bloed uit haar gezicht en vouwde haar handen.'

'En toen?'

Ze keek op. Haar blik kwam uit het niets terug. 'Ik heb Bonny een paar koeken gegeven.' Ze streek het kereltje over het blonde haar. 'Hij was zo lief. Hij begreep het, echt, hij begreep wat er met Colette was gebeurd. Ik heb hem in zijn doos gelegd. Pas toen hij sliep, heb ik mijn tamboerijntje gepakt en ben de straat op gegaan.'

'Om… eh, om te dansen.'

Ze knikte traag. 'Om te dansen. Begrijpt u… dat moest ik. Het was voor mij de enige manier… om terug te komen, tot mijzelf.

Ik weet niet meer wat ik die nacht heb gedaan. Ik denk, dat ik alleen maar heb gelopen en gedanst. Toen het weer licht werd ben ik teruggegaan om Bonny te verzorgen. Colette lag heel vredig op de matras te slapen. Ze was mooi, vond ik, mooier dan ik haar ooit had gekend. Ik heb de hele verdere dag bij haar gezeten, op een kussentje op de vloer. Pas toen de avond viel, ging ik weg. De dag daarop was ik er weer.'

'Er kwam niemand anders?'

'Nee.'

'Waarom ging je niet naar de politie?'

'Ik was nog niet klaar.'

'Waarmee?'

'Met haar dood. Ik had het nog niet verwerkt. Het begrip bleef weg. Het wilde niet tot mij doordringen. Na twee dagen besefte ik, dat het wel heel lang kon duren. Daarom wil ik voor haar een graf.'

De grijze speurder wreef met duim en wijsvinger in de ooghoeken. Het was een duidelijk gebaar van vermoeidheid. 'Heb je enig idee,' vroeg hij loom, 'waarom ze werd vermoord?'

Ze blikte naar hem op. 'Vraag het haar moordenaar.'

De Cock keek haar verbijsterd aan, peilde de uitdrukking op haar gezicht. Er was iets in haar stem dat hem waarschuwde, dat hem dwong waakzaam te zijn. 'Jij kent hem?' vroeg hij verbaasd.

Ze knikte nauwelijks merkbaar. 'De man die de koala meenam.'

'Koala?'

'Bonny's beertje.'

4

Vledder klapte met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd. 'Die griet is gek!' riep hij hartstochtelijk. 'Stapelgek. Ik heb nog nooit zo'n mal portret meegemaakt.'

De Cock plooide zijn lippen tot een tuitje. 'Ik geloof,' zei hij bedachtzaam,'dat Marianne van Buuren veel intelligenter is dan wij denken. Haar gedachtegang voltrekt zich niet volgens het patroon dat ons vertrouwd is, daarom doet ze wat vreemd aan.'

Vledder snoof. 'Wie gaat er nu als een vriendin vermoord is 's nachts met een tamboerijntje de straat op om te dansen?'

De Cock maakte een lichte schouderbeweging. 'Sommigen zoeken vergetelheid voor hun verdriet in de drank, anderen dansen.'

Vledder schudde het hoofd. 'Het is een bijzonder meisje, en dan druk ik mij heel vriendelijk uit. Zou majoor Bosschaert haar opnemen?'

De Cock knikte voor zich uit. 'Voorlopig wel. De majoor heeft het mij beloofd. Er is altijd wel een plaatsje in het Goodwill Centrum vrij.' Hij glimlachte. 'Het Leger des Heils is van ouds een bron van barmhartigheid.'

De jonge rechercheur wees naar het kind, dat midden op een van de bureaus in een oude regenjas van De Cock lag te slapen. 'Wat doen we met Bonny?'

'Die brengen we naar de zusters in de Warmoesstraat.' Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'Zusters… welke zusters?'

De Cock maakte een wijds gebaar. 'Mijn meest dierbare vriendinnen, Zuster Augustinessen van Sint Monica. Men hoort niet zoveel van hen. Ze timmeren niet zo aan de weg. Maar ze doen veel en goed werk in de buurt. Ik heb nog nooit tevergeefs een beroep op hen gedaan.'

'Nemen ze kinderen op?'

'In een bijzonder geval, zoals dit, zeker. We zullen uiteraard de familierelaties van Colette Maesen moeten nagaan. En dan spreekt verder de voogdijraad nog een hartig woordje mee.'

De jonge rechercheur liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken. 'We zijn er mooi klaar mee. Een jong kind. Een verknipte getuige. En een moord zonder motief.'

De Cock keek op hem neer. Het hoofd een beetje schuin. 'Wie zegt dat?'

Vledder knikte met een strak gezicht. 'Zonder motief,' herhaalde hij. 'Geloof jij dan dat Colette werd vermoord om een koalabeertje?'

De Cock gebaarde wat vaag voor zich uit. 'Het zou een motief kunnen zijn.'

Vledder grijnsde breed. 'Een paar gulden handel.' In zijn stem klonk een zoet sarcasme. 'De warenhuizen liggen vol met die beertjes. In elke speelgoedwinkel kun je ze krijgen.'