Выбрать главу

De Cock wreef zich achter in de nek. 'Misschien,' zei hij wat traag, 'misschien was het de moordenaar helemaal niet om het beertje te doen.'

Vledder keek hem onthutst aan. Zijn ogen werden plotseling groot. Een dwarse denkrimpel ontsierde zijn voorhoofd. Met een ruk kwam hij uit zijn stoel overeind. 'Heroïne,' mompelde hij hees. 'Natuurlijk… heroïne. Er zat heroïne in het beertje.' Hij liep op zijn collega toe. 'Colette gebruikte heroïne. Begrijp je? Ze was eraan verslaafd. Ze kon het normaal niet kopen. Daar had ze geen geld voor. Wat moest ze dus doen om aan heroïne te komen?'

'Handelen.'

De jonge rechercheur knikte nadrukkelijk. 'Juist, handelen. En om te handelen heb je een voorraadje nodig, een voorraadje dat je niet open en bloot bij je kunt hebben, dat je moet verbergen.' Hij staarde hijgend voor zich uit. 'In een koalabeertje…'

De Cock trok een ernstig gezicht. 'Het is inderdaad een redelijke mogelijkheid,' zei hij instemmend. 'We zullen morgen aan Marianne van Buuren vragen hoe Colette aan haar heroïne kwam en… welke relaties zij in de drugswereld had.'

Vledder gebaarde wild. 'Dat is het,' riep hij enthousiast. 'Dat is het motief. Geloof me, heroïne. Wat voor reden zou men anders hebben om een arm hippiemeisje te vermoorden?'

Voordat De Cock kon antwoorden, vloog de deur open en stormde een zware vrouw de recherchekamer binnen. Met een rood gezicht kwam ze op de grijze speurder toe. De Cock herkende haar direct. Het was Josefine van de Kraaienberg. In de buurt van de Walletjes beter bekend als Zwarte Jossie. Hij pakte een stoel en zette die voor haar neer. 'Ga zitten,' zei hij vriendelijk. 'Wat kan ik voor je doen?'

Haar hoog opgebonden boezem deinde heftig. 'Ik kon niet eerder komen. Ik had nachtvolk.' Ze veegde met een zakdoekje langs haar bezweet gezicht. 'Een lastig mannetje. Veel noten op zijn zang en weinig poen.'

De Cock knikte begrijpend. 'En?'

Ze wees naar de slapende Bonny op het bureau. 'Ik zag je lopen met het kind. Ik riep nog naar je.'

De Cock maakte een droef gebaartje. 'Ik heb je niet gehoord,' loog hij.

'Heb je het eindelijk afgenomen?'

De rechercheur keek haar schuins, onderzoekend aan. 'Afgenomen?'

'Natuurlijk, het is toch een schande.'

'Wat?'

Ze zwaaide verbolgen in de ruimte. 'Die vieze meiden. Ze lopen al weken met het kind te leuren.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Leuren?' vroeg hij verbaasd.

Zwarte Jossie knikte heftig. Haar ronde gezicht trilde van verontwaardiging. 'Ze hebben het schaap al aan een paar vrouwen te koop aangeboden.'

Rechercheur Vledder pakte zijn notitieboek en schraapte zijn keel. 'Colette Maesen,' las hij hardop, 'werd vierentwintig jaar geleden in Utrecht geboren. Ze was het tweede kind in een gezin met redelijke verhoudingen. Vader, nu gepensioneerd, was machinist bij de Nederlandse Spoorwegen. Moeder, een weinig ontwikkelde vrouw, was voor haar huwelijk als interieurverzorgster werkzaam in een warenhuis.

Na haar basisopleiding ging Colette naar het atheneum. Ze was net zeventien jaar toen ze wegens wangedrag van school werd gestuurd. Ze zocht en vond een baantje bij een uitzendbureau. Het werk beviel haar niet. Ze kreeg moeilijkheden in de werksfeer. Ook thuis ontstonden strubbelingen. Twee maanden nadat ze van school was gestuurd, liep ze van huis weg. Er volgde een verzoek tot opsporing door de ouders. Twee jaar later — ze woonde toen op kamers — werd ze voor winkeldiefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een maand gevangenisstraf onvoorwaardelijk.' De jonge rechercheur klapte zijn boekje dicht. 'Dat is alles. Daarna zijn er geen meldingen meer.'

De Cock keek zijn collega bewonderend aan. 'Hoe kom je aan zoveel inlichtingen?'

Vledder wees met een hautain gebaartje naar de telefoon. 'Ik heb gebeld met de kinderpolitie in Utrecht. Er werkt daar een collega, met wie ik samen op de rechercheschool ben geweest. Hij vertelde mij dat er een paar rapporten over Colette Maesen zijn opgemaakt na enkele gevallen van weglopen. Sinds ze op het atheneum in contact kwam met drugs, ging het mis. Tot die tijd was ze, net als haar oudere zuster, een brave leerlinge met redelijke resultaten.'

De Cock plukte aan zijn onderlip. 'En de oudere zuster is normaal geslaagd?'

'Ja. Heel goed zelfs. In een van de gezinsrapporten wordt ze bijzonder intelligent genoemd.'

De Cock knikte. 'De tweede ontspoord. Een bekend beeld. Het komt vaker voor. Wist men nog iets over haar relaties met mannen?'

Vledder schudde het hoofd. 'Colette verkeerde al vroeg in wat men "hippiekringen" zou kunnen noemen. Van enige min of meer vaste verbindingen was niets bekend. Er zijn geen namen vermeld.'

'Leven haar ouders nog?'

'Zeker. Beiden. Ze zijn in de zestig.'

De Cock staarde peinzend voor zich uit. 'Wanneer komt dokter Rusteloos?'

'Om drie uur vanmiddag.'

'Laat de ouders dan vanmorgen nog komen. De herkenning kunnen we beter voor de sectie doen. Misschien ziet ze er daarna niet zo gaaf meer uit. Vraag of ook de oudere zuster meekomt. En als het kan een niet-familielid, die Colette heeft gekend.'

Vledder raadpleegde zijn horloge. 'Twaalf uur, vanmiddag, schikt je dat?'

De Cock knikte instemmend. Hij ging in zijn stoel achter zijn bureau zitten en leunde achterover. 'Wanneer werd Bonny geboren?'

De jonge rechercheur trok zijn schouders op. 'Bij het bevolkingsregister in Utrecht was dat niet bekend,' zei hij somber. 'Ze werd drie jaar geleden uitgeschreven naar Amsterdam.'

De Cock keek verbaasd op. 'Amsterdam?'

Vledder zocht tussen de papieren op zijn bureau. 'Ik heb het hier ergens… Sint Jacobsstraat 112.'

'En, heb je dat al nagetrokken?'

Vledder maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Zover ben ik nog niet gekomen.'

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. De jonge rechercheur nam de hoorn op en legde hem vrijwel direct weer op het toestel terug. Hij blikte naar zijn oudere collega. 'De commissaris, hij wil je spreken.'

Commissaris Buitendam, de lange statige politiechef van het politiebureau aan de Warmoesstraat wenkte met een slanke hand. Zijn lang smal gezicht straalde van welwillendheid. 'Ga zitten, De Cock,' sprak hij opgewekt, vriendelijk. 'In de Keizersstraat… die moord op dat hippiemeisje, heb jij in behandeling?'

De Cock knikte. 'Colette Maesen.'

De commissaris keek wat verstrooid op. 'O… Colette Maesen, heet ze zo.'

De Cock plukte aan zijn neus. 'Colette met een C en Maesen met ae.'

De commissaris noteerde de naam. 'Ze was een verslaafde?'

'Heroïne.'

'Er zijn geen complicaties te verwachten?'

De Cock keek op. In zijn grijze ogen lag een blik van onbegrip. 'Hoe… eh, hoe bedoelt u?' vroeg hij achterdochtig.

De commissaris maakte een vaag gebaartje. 'Stukken in de pers… moeilijkheden met de familie. Je begrijpt me wel.' Hij plooide zijn lippen. 'Het is in feite niet zo ongewoon,' sprak hij geringschattend. 'Het gebeurt wel meer dat een verslaafde dood in een kraakpand wordt aangetroffen.'

De Cock slikte. 'Het is moord.'

De commissaris knikte instemmend. 'Zeker, en er moet ook een onderzoek komen.' Hij glimlachte charmant. 'Maar ik zou het niet te ingewikkeld maken. Het onderzoek kan in een paar dagen bekeken zijn. We hebben tenslotte nog belangrijke zaken lopen.'

De Cock kneep zijn ogen halfdicht. Hij voelde de weerstand in hem bruisen, maar bedwong zich. 'Deze moord is niet belangrijk?' vroeg hij ijzig. 'De dood van een onbetekenend hippiemeisje is niet de moeite waard?'

De commissaris kwam uit zijn stoel overeind. 'Zo heb ik dat niet geformuleerd, De Cock,' sprak hij streng.

De rechercheur schudde traag het hoofd. 'Zo niet… dat doe ik nu voor u… ter wille van de duidelijkheid.' Hij grijnsde. 'U wilt toch niet, dat er tussen ons misverstanden bestaan?'

Op de vale wangen van de commissaris verschenen blosjes. Zijn handen trilden. 'Ik ben van jouw sarcasme niet gediend. De Cock,' riep hij opgewonden.