Выбрать главу

Friedrich Gosler was over dit soort gerechtigheid niet tevreden. Hij sprak erover met zijn zuster en met zijn zwager, Pierre Bras-sel. Ze waren het er alledrie over eens dat er aan oom Hampel-mann geen recht was geschied en Friedrich opperde het idee van moord als een wat verlate executie.' Vledder keek op.

'Dat klinkt mij bekend in de oren.' De Cock knikte.

'Dat klopt ook wel. Pierre Brassel versprak zich een keer. Dat was tijdens onze eerste ontmoeting in de recherchekamer. Hij vroeg zich toen hardop af, waarom hij risico's zou nemen voor een moord, die uiteindelijk niet meer was dan een wat verlate… ' De Cock glimlachte. 'Kun je het je nog herinneren? Het laatste woord slikte Brassel in. Dat woord was executie.' Mevrouw De Cock gebaarde. 'Het idee van Gosler, werd dat direct aangenomen?' 'Nee, Pierre Brassel was er tegen. Hij voelde er niets voor. Begrijp goed, hij was in feite een buitenstaander. Hij stond veel nuchterder tegenover de wraakgedachte van broer en zus Gos-ler. Hij vond het maar een dwaas idee om hun leven, hun positie, in de waagschaal te stellen voor een moord op een Brets en een Kamperman, in zijn ogen maar een paar inferieure wezens, de aandacht van een gentleman niet waard. Hij wist zijn zwager te overreden van de verlate executie af te zien.' 'Ma… maar,' stotterde Vledder, 'dat begrijp ik niet. Het plan werd ten slotte toch uitgevoerd?'

'Ja, maar dat had een andere oorzaak,' verzuchtte De Cock. 'Een andere oorzaak?'

'Kanker.'

Hij zweeg even. In zijn gedachten drong zich het beeld op van de zieke man in de fauteuil. Hij zag weer de fletse ogen, de ingevallen wangen en de scheefgezakte mond, die van gerechtigheid sprak.

'Ja,' ging hij verder, 'Friedrich Gosler kreeg kanker en een openhartige arts vertelde hem dat hij nog maar een half jaar te leven had.'

De Cock streek met zijn hand over zijn gezicht. 'De rest laat zich raden. Gosler besloot dat laatste halve jaar van zijn leven te gebruiken om zijn geliefde oom recht te doen. Hij riep de hulp in van zijn zwager, Pierre Brassel.' Mevrouw De Cock keek haar man onderzoekend aan. 'En,' vroeg ze aarzelend, 'was Brassel nu wel bereid zijn medewerking te verlenen?'

'De positie van Brassel,' zei hij bedachtzaam, 'was wat moeilijk. In principe was hij het wel met zijn zwager eens, er was aan oom Hampelmann geen recht geschied. Hij was alleen veel minder geneigd om ter wille van de wraakgedachte risico's te nemen. Bovendien was hij van nature veel humaner. Brassel was van mening dat een misdadiger zich kon reclas-seren, dat Jan Brets na al die jaren niet per se nog dezelfde man hoefde te zijn als de inbreker Brets, die destijds oom Hampel-mann had neergeslagen. Hij bepleitte bij zijn zwager een test.' 'Een test?' vroeg Vledder.

'Ja, een test. Jan Brets zou, gefingeerd, in eenzelfde keuzesituatie worden geplaatst.'

'Een keuzesituatie?'

'Ja,' antwoordde De Cock geduldig, 'een situatie, waarin Brets kon kiezen tussen doden… of niet doden.' 'Ik begrijp het, de oude nachtwaker en de hockeystick.' 'Juist. Brassel benaderde Brets met veel hocus-pocus over een bende en…' hij stak gebarend een vinger omhoog, 'met een plan voor een inbraak bij de firma Van Brunssum in de Spuistraat. Hij stelde dat daarbij een oude nachtwaker moest worden neergeslagen en gaf Brets het wapen, waarmee dit moest gebeuren, de met lood verzwaarde hockeystick. Het was voor eenieder duidelijk dat iemand, die met een dergelijk wapen een klap op zijn hoofd kreeg, de slag niet zou overleven. Jan Brets nam de hockeystick echter blijhartig aan en verklaarde zich zonder meer bereid daarmee de oude nachtwaker neer te slaan.'

'En daarmee tekende hij zijn eigen doodvonnis,' zei Vledder. 'Inderdaad. Jan Brets had de test niet doorstaan.' Mevrouw De Cock schudde vertwijfeld het hoofd. Een kille test om uit te maken of een man zou worden vermoord of niet. 'Maar Kamperman dan?' riep ze uit.

'Pierre Brassel had geen argumenten meer,' antwoordde hij somber. Hij had de wraakoefening aanvankelijk kunnen opschorten door te wijzen op de risico's, die daaraan voor hen persoonlijk verbonden waren, de ziekte van Gosler had die risico's weggenomen. Hij had met veel moeite Gosler zover gekregen dat hij een test toestond. Jan Brets bleek nog net zo tot moord bereid als acht jaar geleden.

Toen Brassel ook voor Kamperman een test bepleitte, wilde Go-sler daar niets van weten. Bovendien drong de tijd. De krachten van Friedrich Gosler namen zienderogen af. De ziekte sloopte zijn lichaam sneller dan hijzelf en zijn arts verwachtten. Wilde hij zijn taak nog volbrengen, dan was haast geboden.' 'Reinier Kamperman kreeg dus geen enkele kans?' Het klonk wat verbitterd.

'Dat is het tragische van deze hele geschiedenis, of feitelijk, de tragiek van Brassel, want Reinier Kamperman had zich na de moord op oom Hampelmann wel gereclasseerd. Hij had de misdaad voorgoed de rug toegekeerd en was een oppassend huisvader geworden.'

De Cock zweeg. Zijn laatste woorden bleven lang in de kamer zweven.

'Wat is gerechtigheid toch een akelig woord,' zei mevrouw De

Cock.

De Cock schoof zijn onderlip vooruit en knikte. 'Soms,' zei hij bitter.

Vledder zat nog steeds in gepeins verzonken.

'Waarom,' vroeg hij na een poosje, 'handel je deze zaak niet normaal af?'

'Hoe bedoel je?'

'Wel, arresteer Gosler.'

'Nee, dat doe ik niet. Begrijp me goed, niet omwille van Gosler wegens zijn ziekte, of dat ik zou sympathiseren met zijn motieven, maar omdat ik bang ben.'

'Bang?'

'Ja, ik ben bang voor navolging. Zie je, kanker is een veelvoorkomende ziekte. Als eenieder, die weet dat het onvermijdelijke nabij is, een soort privé-gerechtigheid gaat bedrijven, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Daarom is het beter dat de zaak van de dode harlekijnen nooit tot de openbaarheid doordringt.'

Het was al laat in de avond toen Vledder naar huis ging. 'Doe morgen de groeten aan de collega's,' zei hij. Vledder glimlachte. 'Wanneer kom je weer op bureau?'

'Zo gauw als Friedrich Gosler is overleden. Volgens zijn arts een kwestie van dagen. Pas dan doe ik verslag aan de commissaris, eerder niet.'

Hij maakte een simpel handgebaartje. 'Je kunt een dode niet laten arresteren.'