Выбрать главу

Vledder liet hem begaan. Hij begreep iets van de gedachteworsteling, waarin zijn oudere collega was gewikkeld.

Na enige tijd bleef De Cock bij het bureau van Vledder staan.

‘Hoe laat is de sectie?’

De jonge rechercheur keek op zijn horloge.

‘Over een halfuur.’

De Cock keek hem geschrokken aan.

‘Dan mag je wel vertrekken. Je kunt dokter Rusteloos niet laten wachten.’

Vledder stond op.

‘En wat doe jij?’

Alle sombere trekken waren uit het markante gezicht van De Cock verdwenen. Hij wees stralend omhoog.

‘Ik ga naar boven, naar onze volijverige, maar vooral lieve Afra Molenkamp van de administratie.’ Hij zweeg even. Om de mond van de oude rechercheur dartelde een geheimzinnig lachje. ‘Ik ben bang dat Afra heel wat met mij te stellen krijgt.’

De Cock blikte door de voorruit van de Golf. Hij voelde zich gespannen. Het tintelde in de toppen van zijn vingers. De oude rechercheur keek schuin omhoog naar een wolkeloze hemel, die een heldere nacht voorspelde.

Verderop in de Amstelveense Graaf Florislaan stond een crèmekleurige Volkswagen Polo. Hij was duidelijk van de andere geparkeerde auto’s te onderscheiden. Van den Bosch van de Amstelveense recherche had in de loop van de dag op verzoek van De Cock een reflecterend lintje aan het topje van de radioantenne gehangen. Daardoor was de wagen gemakkelijker te volgen.

De grijze speurder draaide zich half om. Op de achterbank van de Golf zat angstig ineengedoken Annette van het Sticht. Ze droeg opnieuw haar opvallende wijde mantel met het bijpassende zuidwesterhoedje.

Annette van het Sticht had erop aangedrongen om de ontknoping bij te wonen en De Cock had geen bezwaren ingebracht.

‘Zit u goed?’ vroeg hij vriendelijk.

Annette van het Sticht knikte.

‘Er gebeurt toch niets met Felix? Hij loopt toch geen gevaar?’ In haar stem trilde angst. ‘Felix heeft toch zijn medewerking toegezegd.’

De Cock grijnsde.

‘Zo loyaal was hij niet. Hij besloot pas mee te werken nadat ik hem had geopenbaard dat ik het geheim van het klavertjevier kende.’

Annette van het Sticht kreunde.

‘Felix was bang.’

‘Angst is een slechte raadgever.’

Annette van het Sticht kwam iets naar voren en legde haar hand op de arm van De Cock.

‘Er gebeurt toch niets met Felix?’

De Cock keek haar schattend aan.

‘U schijnt van hem te houden.’

Het klonk als een analyse.

Annette van het Sticht knikte.

‘Dat doe ik… dat doe ik,’ sprak ze gehaast. ‘Voor het eerst in mijn leven word ik gedreven door een… eh, een bruisend gevoel van genegenheid, waarvan ik niet dacht dat het bestond. Daarom maak ik mij zorgen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat is niet nodig. Felix Rietfeld heeft een zendertje in het borstzakje van zijn colbert. Een heel klein apparaatje dat niemand opmerkt. Dat apparaatje zendt voortdurend alles uit wat er door Felix of door mensen in zijn omgeving wordt gezegd. Die gesprekken worden opgevangen in een snelle wagen, die hem zal achtervolgen met drie van mijn beste collega’s erin: Fred Prins aan het stuur, en Hans Rijpkema en Appie Keizer met hun radio-ontvanger.’

De hand van Annette van het Sticht op de arm van De Cock beefde. ‘Weet u waar Felix naartoe wordt gebracht?’

De Cock zuchtte.

‘Dat weet ik niet. Ik heb geen flauw idee. Felix heeft een afspraak op het Rembrandtsplein. Ik vermoed dat hij vandaar met een wagen ergens heen wordt gebracht… een onderkomen, een ontmoetingspunt.’

Annette van het Sticht slikte.

‘Waarom staan wij dan hier?’

De Cock draaide zich weer half om en wees voor zich uit.

‘Omdat ik vermoed dat die crèmekleurige Volkswagen Polo met dat lintje aan zijn antenne straks naar datzelfde ontmoetingspunt zal gaan.’

Vledder stootte hem van opzij aan.

‘Daar komt ze.’

De Cock hield zijn adem in.

‘Ik hoop dat ze dat lintje aan haar radioantenne niet opmerkt.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze stapt in.’ De jonge rechercheur startte de motor van de Golf. Toen de Polo van de trottoirrand wegreed, volgde hij voorzichtig.

Aan het einde van de Graaf Florislaan reed de Polo links de Amsterdamseweg op. Via de Keizer Karelweg bereikte de wagen de oprit naar de A9.

De Polo voegde zich op de snelweg tussen het voortrazende verkeer in de richting Amsterdam.

De Cock blikte opzij.

‘Hebben we benzine genoeg? Wie weet waar ze ons naartoe brengt.’

Vledder tuurde gespannen voor zich uit en bromde.

‘Een tank vol.’

Al na enkele kilometers, bij de afslag Ouderkerk, verliet de Polo de snelweg. Vledder volgde, maar liet de afstand iets groter worden.

De Cock boog zich naar voren.

‘Ze gaat naar de Laan van de Helende Meesters.’

Vledder trok zijn neus op.

‘Naar wat?’

De Cock wees voor zich uit.

‘De Laan van de Helende Meesters,’ herhaalde hij. ‘Herinner jij je dat niet? Wij hebben daar lang geleden in Amstelveen eens een onderzoek gedaan bij het Tulp-ziekenhuis.’[6]

Vledder reageerde knorrig.

‘Bij jou vergeleken heb ik een geheugen als van een garnaal.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij boog zich nog verder naar voren en schudde zijn hoofd. ‘Nee, ze gaat niet naar rechts… ze gaat naar links… naar Langs de Akker. Wees nu voorzichtig. Langs de Akker is een troosteloos verlaten weg met heel weinig verkeer. Neem nog wat meer afstand. Ik wil niet dat ze enige argwaan krijgt. Als ze merkt dat ze wordt gevolgd, kunnen we de operatie wel afblazen.’

Vledder nam gas terug.

‘Waar leidt die weg heen?’

‘Naar de Amstel. Het is daar erg landelijk. Het heet niet voor niets Langs de Akker. Er staan een paar tuinhuisjes en verder is er bijna geen bebouwing.’

In de verte lichtten de remlichten van de Polo op. De wagen stopte en reed langzaam naar rechts.

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Rij haar maar voorbij. Niet te snel. Na een tiental meters… even uit het zicht… stop je. Ze moet daar beslist ergens zijn. Volgens mij loopt daar geen weg die ergens naartoe leidt.’

Vledder knikte begrijpend.

Toen ze een smalle wegstrook voorbijreden, zagen ze hoe de lichten van de Polo werden gedoofd.

Vledder bracht de Golf tot stilstand.

‘Daar stond een witte caravan,’ hijgde hij. ‘Heb je hem gezien?’

De Cock knikte.

‘Dat zal het ontmoetingspunt zijn.’ De grijze speurder wees om zich heen. ‘Zet de Golf ergens onopvallend neer en neem via de mobilofoon contact op met Fred Prins en de anderen.’

‘Wat moet ik zeggen?’

De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Ik weet niet van welke kant ze komen… via Amstelveen of via de Amstel, maar als ze hier in de buurt van Langs de Akker komen, moeten ze het volgen van de wagen met Felix Rietfeld maar staken. Geef wel zo exact mogelijk de plek weer waar die witte caravan staat.’

Vledder reed langs de weg een klein stukje terug en zette de Golf onder wat overhangend struikgewas. Daarna pakte hij de mobilofoon en gaf het bericht door. Geduldig wachtte hij op reactie.

Na enkele seconden begon de mobilofoon te kraken: ‘Begrepen.’ De Cock herkende de stem van Hans Rijpkema. ‘We rijden nu,’ ging de stem verder, ‘vanaf de Holterbergweg in Duivendrecht naar de Burgemeester Stramanweg in de richting van Ouderkerk.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Dan komt ze vanaf de Amstel. Komende vanuit de binnenstad had ik dat ook min of meer verwacht.’ Hij wees naar de voorruit. ‘Als er licht van koplampen in zicht komt, duiken we onder het dashboard.’ Hij draaide zich half om naar Annette van het Sticht. ‘Ook jij duikt naar beneden. Ze mag niet zien dat er iemand in deze wagen zit.’

вернуться

6

Zie: De Cock en een dodelijke dreiging.