Выбрать главу

De Cock nam de omgeving in zich op. De bomen, heesters en struiken in de voortuin van de villa waren vrijwel kaal. Het slechte weer van november had de resten van de herfsttooi vroeg verwaaid. Door de takken heen zag hij dat in de villa een flakkerend licht brandde.

Het fraaie smeedijzeren hek naar de oprijlaan, zo merkte de oude rechercheur op, stond in het midden half open. Alsof iemand zich niet de tijd had gegund om de beide delen van het hek behoorlijk te sluiten. De Cock stopte de waarneming in de achterzak van zijn geheugen. Daarna stapte hij soepel tussen de hekhelften door en sjokte naar de voordeur. Het grove grind knarste onder zijn voeten. Vledder, waakzaam, volgde schuin achter hem.

Voor de zware, blankgelakte voordeur in de vorm van een toog, bleef De Cock staan en bezag het slot. Met tintelend genoegen constateerde hij dat de constructie van het slot hem vertrouwd was. Voor het eventueel onbevoegd openen voorzag hij geen problemen. Het apparaatje van zijn oude vriend en ex-inbreker Handige Henkie, was daarvoor uitermate geschikt. Aan de muur, rechts van de deursponning, hing een glimmend gepoetste koperen plaat met ’H. Cooperbrander’ in zwarte verzonken letters.

De Cock drukte naast het naambord op een koperen bouton. In het inwendige van de villa dreunde luid een gong. De oude rechercheur wachtte geduldig. Seconden vergleden in minuten, maar er kwam geen reactie.

De Cock drukte voor de tweede keer. Toen na lange minuten opnieuw een reactie uitbleef, voelde de oude rechercheur aan de deurknop. Tot zijn verbazing draaide die mee. De deur bleek niet op slot.

De Cock hield de knop vast en zette zijn rechterknie tegen de deur. Langzaam, vrijwel zonder enig geluid, gleed de deur verder open. Voorzichtig stapte de oude rechercheur naar binnen. Vledder kwam hem oplettend na.

In de hal telde De Cock vier deuren. Hij koos de meest rechtse deur naar het vertrek waar hij door een kier een flakkerend licht waarnam. Toen hij die deur, omzichtig, op alles voorbereid, verder had geopend, constateerde hij tot zijn verwondering dat het flakkerend licht kwam van vlammende houtblokken in een open haard. Voorzichtig stapte hij verder. Plotseling bleef hij staan. Niet ver van het open haardvuur lag op een wit hoogpolig tapijt het lichaam van een man. Hij lag op zijn buik. Zijn armen lagen gestrekt langs zijn hoofd, zijn handen, ver voor zich uit, grepen geklauwd in het tapijt. In zijn brede rug stak hoog, trots, bijna uitdagend, een ponjaard. In het flakkerende licht van de houtblokken trilde aan de overzijde op een wit gemetselde muur, sterk vergroot, de schaduw van een kruis. Vledder hijgde in zijn nek.

’Allemachtig.’

Koel, bijna achteloos, nam De Cock de situatie in zich op. Jarenlange ervaring had bij hem een haast fotografisch geheugen ontwikkeld. Daarna knielde hij bij het slachtoffer neer en bekeek de ponjaard aandachtig. Het wapen was volkomen gelijk aan de Ponjaard van het Kruis dat in de rug van Antonie de Lavaterne stak. Ook de plek waar het wapen in de rug van het slachtoffer was gedrongen, was vrijwel identiek, iets links van de ruggengraat. Het lemmet, zo overwoog de oude rechercheur, moet tussen de ribben door het hart hebben geraakt. Hij kende het gevolg: dood door een inwendige verbloeding. De Cock hield de rug van zijn rechterhand even tegen de wang van het slachtoffer. Daarna kwam hij omhoog. Zijn knieën kraakten.

Vledder keek hem van terzijde aan. Om zijn mond lag een grijns. ’Ik heb het je voorspeld,’ sprak hij gniffelend, ’opnieuw een dode tempelier.’

De Cock knikte traag. Hij wees naar de dode op het tapijt. ’Als dit Henry Cooperbrander is.’

’Twijfel je daaraan?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Niet echt, maar we zullen dat toch moeten verifiëren. Mijn ervaring is dat men met de identiteit van een dode erg voorzichtig moet zijn.’[2]

De oude rechercheur blikte om zich heen. Buiten de dode man op het tapijt waren er geen sporen van misdrijf. Hij stootte Vledder met zijn elleboog aan.

’Kijk eens in de andere vertrekken van de villa of er naar iets is gezocht. En wees voorzichtig. De moordenaar is misschien niet ver weg.’

Vledder reageerde niet-begrijpend.

’Niet-ver-weg?’

De Cock knikte.

’Volgens mij is de dood van de man nog niet zo lang geleden ingetreden. Het lijk voelt nog warm aan. De lichaamstemperatuur van het slachtoffer is nauwelijks afgenomen. Ik wil best rekening houden met de hitte die de open haard verspreidt, maar geloof me, de moord vond minuten geleden plaats, geen uren.’ Vledder keek hem verschrikt aan.

’Je bedoelt dat de kans bestaat dat de moordenaar nog hier in huis is?’

De Cock zuchtte.

’Gezien de stand van het smeedijzeren hek vermoed ik dat hij of zij kort voor onze komst is gevlucht. Maar je mag de mogelijkheid dat hij of zij zich nog hier in dit huis ophoudt niet uitsluiten.’

’Zal ik in die andere vertrekken het licht aandoen?’ De Cock schudde zijn hoofd.

’Gebruik je zaklantaarn en zorg ervoor dat het licht niet naar buiten uitstraalt. Ik wil…’

De oude rechercheur stokte. Zijn scherp gehoor had het geluid van voetstappen in het grind waargenomen. Iemand naderde de villa. Hij troonde Vledder mee naar een hoek van het vertrek, dat door het schijnsel van het haardvuur niet werd bereikt. Het duurde luttele seconden, toen ging de deur van het vertrek open. In de deuropening verscheen de gestalte van een vrouw. In het halfduister waren haar gelaatstrekken niet te onderscheiden. Ze liep kalm in de richting van het openhaardvuur. Ineens sloeg ze haar handen voor haar gezicht. Haar snerpende gil resoneerde tegen de witgestucte muur waarop de flakkerende schaduw van het kruis stond afgetekend. De Cock liep vanuit zijn schuilhoek snel naar haar toe en ving haar op. In zijn armen verloor ze het bewustzijn.

Met behulp van de jonge Vledder droeg De Cock de bewusteloze vrouw naar een slaapvertrek en vlijde haar op bed. Hij deed het licht in de slaapkamer aan en bekeek haar gelaat. Hij schatte haar achter in de veertig. Om de diepe rimpels bij haar ogen te maskeren, was haar make-up te scherp aangezet en te overvloedig. Het gaf aan haar gezicht een onnatuurlijke expressie. Haar roodgeverfde stekeltjeshaar gaf daaraan nog een extra accent. Ze droeg een zwartwollen, iets getailleerde mantel. De Cock maakte de bovenste knopen los, pakte een stoel en ging naast het bed zitten.

Na enkele minuten opende de vrouw haar ogen. Ze keek verschrikt om zich heen. Toen ze zich wilde oprichten, hield De Cock haar tegen. De oude rechercheur boog zich iets over haar heen. ’Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ’De Cock met ceeooceekaa.’ Hij wees naar het voeteneinde. ’Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van politie, verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Wij kwamen hier om enige vragen te stellen.’

Hij pauzeerde even.

’Wie bent u?’

Ze probeerde zich opnieuw op te richten.

’Mevrouw Cooperbrander, Marianne Cooperbrander.’ Haar lippen trilden. ’Wat is er met Henry gebeurd? Hij lag daar bij de haard met…’

De Cock onderbrak haar.

’Waar was u vanavond?’

’Ik?’ reageerde ze verwonderd.

’Ja.’

’Bridgen. Ik bridge elke donderdagavond. Het is hier niet ver vandaan. Ik kan het lopend af. Soms brengt iemand mij naar huis, maar vanavond…’

Ze stokte.

’Wat is er met Henry gebeurd?’

De Cock kauwde even op zijn onderlip.

’Wij vonden hem vanavond in het donker bij het openhaardvuur.’

Mevrouw Cooperbrander knikte.

’Dat doet Henry graag, zitten in het donker bij het licht van de open haard. Dan voelt hij zich op zijn gemak, nemen zijn gedachten bezit van hem. Het vuur kalmeert en fascineert mijn man.’ De Cock knikte begrijpend.

’Had uw man vijanden?’

Mevrouw Cooperbrander kwam met een ruk overeind. Met toegeknepen lippen keek ze De Cock doordringend aan. Rond haar mond lag een krans van kleine rimpels.

вернуться

2

Zie: De Cock en moord op de Bloedberg.