Выбрать главу

De Cock zuchtte diep en bezag het beeld van de woedende Vledder. Met een geïrriteerde blik en hoofdbewegingen naar de junk probeerde hij hem te stoppen. Hij liet Laurens ophalen, omdat het geen zin had de junk op dit moment verder te verhoren.

Vledder stak zijn armen in van hoop in de lucht en ging met een plof op zijn bureaustoel zitten.

Toen ze alleen waren, gaf De Cock rustig antwoord op de woedende tirade van Vledder.

“Ik ben niet verantwoordelijk,” sprak hij hoofdschuddend, “voor het falende beleid van justitie. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen werk, wat betekent dat ik op een menswaardige manier met mijn arrestanten omga en luister naar wat hun moeilijkheden zijn.”

Vledder snoof.

“Die moeilijkheden,” gromde hij, “los jij niet op.”

De Cock knikte instemmend.

“Dat ben ik me bewust, en toch…”

De telefoon op zijn bureau rinkelde. Vledder reikte naar voren en greep wild naar het toestel.

De Cock keek naar het gezicht van zijn jonge collega en zag hoe zijn rood gezicht verbleekte. Na luttele seconden legde Vledder met halfopen mond de hoorn op het toestel terug. Uit zijn borst ontsnapte een diepe zucht.

“Dat was de wachtcommandant,” legde hij uit.

“En?”

“De Geneeskundige Dienst heeft dat lijk uit het water van de Keizersgracht opgevist en op de wallenkant gelegd. Het is een man, en een diender van de surveillancewagen ter plekke meldt dat de schoenveters van het waterlijk stevig aan elkaar vast zijn geknoopt.”

“Allemachtig.”

Vledder kneep zijn lippen opeen.

“De man is niet gewoon verzopen.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat riekt naar moord.”

2

De twee rechercheurs reden in hun oude Golf vanaf de glibberige houten steiger achter het politiebureau weg naar de Oudebrugsteeg en gingen vandaar rechtsaf de rijbaan van het Damrak op. Een fluweelzachte motregen daalde neer. Veelkleurige lichtreclames spiegelden speels in het natte asfalt. Kleverige regendruppels op de voorruit van de Golf belemmerden het uitzicht. Vledder deed de ruitenwissers aan en De Cock trok zijn hoedje over zijn ogen.

De oude rechercheur had een hekel aan die gestaag heen en weer zwiepende ruitenwissers. Hij had de onweerstaanbare neiging om de bewegingen van de wissers met zijn hoofd te volgen.

Het was voor hem een bijna dwingende, hypnotische beleving, daarom vermeed hij het te kijken naar de ruitenwissers en liet zich ver onderuitzakken.

Vledder blikte bezorgd opzij; zijn stemming was omgeslagen.

“Problemen met de ruitenwissers?”

De Cock knikte.

“Zoals gewoonlijk. Ik heb daar een hekel aan.”

Vledder glimlachte.

“Wat doe je als je zelf achter het stuur zit en het begint te regenen?”

“Dan let ik op het verkeer en storen die ruitenwissers me niet.”

Vledder grijnsde.

“Ik vind het een vreemde afwijking.”

De Cock knikte gedwee.

“Ik heb er meer.”

Vledder lachte vrolijk.

“Zeker. Ik ken je langer dan vandaag. Wat heb je met je arrestant gedaan?”

“Die junk?”

“Ja.”

De Cock grijnsde breed.

“Wat een officier van justitie in zijn almachtige wijsheid kan…kan ik ook.”

“Je bedoelt?”

“Heenzenden.”

“Echt?”

De Cock knikte.

“Ik heb tegen onze wachtcommandant gezegd dat hij de arrestant zijn fouillering kon teruggeven en hem daarna mocht laten gaan.”

“Krijg je daar geen last mee?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik vermeld dat heenzenden van mijn arrestant heel duidelijk in het proces-verbaal…een proces-verbaal dat de officier van justitie seponeert…dat hij in een soort administratieve prullenbak smijt en toch niet leest.”

De ironie en de herhaling van zijn eigen beweringen ontging Vledder niet, maar daar wilde hij het niet meer over hebben.

“En onze commissaris?” vroeg hij.

De Cock grinnikte.

“Buitendam let nergens op. Die komt pas in actie om me te berispen als een of andere officier van justitie hem wakker schudt.”

“Heb je nog een dokter voor die jongen gewaarschuwd?”

De Cock schudde opnieuw zijn hoofd.

“Toen ik hem zei dat ik hem ogenblikkelijk in vrijheid zou stellen, had Laurens van der Dungen ineens geen dokter meer nodig.”

Vledder snoof.

“Allicht niet. Buiten zijn drugsverslaving mankeert hij ook niets.”

Ze reden een tijdje zwijgend voort. Het was Vledder die de stilte verbrak. Hij trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Heb je wel eens,” vroeg hij peinzend, “terugblikkend op het verre verleden, een geval van een waterlijk behandeld waarbij de veters van de schoenen stevig aan elkaar waren gebonden?”

De Cock grinnikte droogjes.

“Nee. Het leven van een rechercheur aan de Warmoesstraat zit weliswaar vol verrassingen, maar dat van die schoenveters ben ik nog niet eerder tegengekomen.” Hij plukte even gniffelend aan zijn neus. “Wel heb ik van oude rechercheurs vaak het lachwekkende verhaal gehoord dat ze vroeger, als ze een waterlijk van het mannelijk geslacht vonden, vaak de gulp van zijn broek openmaakten.”

Vledder keek verwonderd opzij.

“Zijn gulp?” vroeg hij. “Waarom?”

De Cock spreidde zijn handen.

“Dat moest dan als bewijs dienen voor het feit dat het slachtoffer halfbezopen aan rand van de gracht had staan pissen.”

“Staan pissen?”

De Cock knikte.

“Tijdens dat pissen zou hij dan in de gracht zijn gevallen en met zijn zatte kop zijn verdronken. De mogelijkheid dat de man door een misdrijf om het leven was gekomen, sloten ze op die manier uit. En daarmee bespaarden die oude rechercheurs zichzelf een hoop werk.”

“Niet te geloven,” sprak Vledder gniffelend.

De Cock tuitte zijn lippen.

“Die oude rechercheurs,” grinnikte hij, “van wie ik in mijn jonge jaren nog uitgebreid les heb gekregen, vertelden vaak de wonderlijkste dingen. Wanneer bijvoorbeeld een lijk boven water kwam in een gracht die de scheiding vormde tussen twee districten, dan duwden ze het waterlijk naar de andere kant van de gracht.”

Vledder lachte.

“Dan waren zij er vanaf.”

“Precies.”

“Ongelofelijk.”

De Cock plukte aan zijn neus.

“Die oudjes beschikten in ieder geval over een uitgebreide trukendoos.”

“Dan heb je dat in elk geval van ze overgenomen, De Cock.”

De oude speurder reageerde niet.

Na een korte stilte vroeg Vledder:

“Wat denk je van die vastgeknoopte schoenveters?”

De Cock trok zijn schouders op.

“Het hoeft geen moord te zijn.”

“Wat dan?”

“Zelfmoord.”

Vledder blikte weer even opzij.

“Dan ga je uit van de veronderstelling dat het slachtoffer zelf zijn schoenveters aan elkaar heeft geknoopt voor hij in het water sprong?”

De Cock glimlachte.

“Ik geef toe dat dit niet erg waarschijnlijk klinkt. Maar het is een mogelijkheid. Ook zelfmoordenaars komen soms tot vreemd gedrag. Ongelofelijke capriolen. Ik kan je daar staaltjes van vertellen.”

Vanaf de Brouwersgracht reden ze de Keizersgracht op. Nog voor de Leliegracht stond aan de waterkant een wagen van de Geneeskundige Dienst met open deuren. Een surveillanceauto van de politie met blauw zwaailicht stond erachter.

Vledder parkeerde zijn Golf bijna tegen de bumper van de politiewagen.

De rechercheurs stapten uit. Een jonge diender liep op De Cock toe en wees naar het nog druipende lichaam van een man, dat aan de waterkant lag.