Выбрать главу

Vledder keek hem bewonderd aan.

“Dat is het. De Cock…dat is het. Je bent weer ouderwets op dreef. Ik wed…”

De jonge rechercheur stokte. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Vledder riep: “Binnen.”

Het klonk geïrriteerd.

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een stevig gebouwde vrouw. De Cock schatte haar op achter in de veertig. Ze was wat stijfjes gekleed in een donkerblauw mantelpakje, waaronder een witte blouse met volants. Met een stevige pas, het hoofd in de nek, liep ze op De Cock toe.

“Ik heb mij maar niet bij de wachtcommandant gemeld,” sprak ze kort. “Die man had het te druk om zich met handen en voeten af te vragen wat een groepje buitenlanders van hem wilde. U bent toch rechercheur De Cock?”

De oude rechercheur knikte.

“Met…eh…”

De vrouw onderbrak hem knikkend.

“Ceeooceekaa,” vulde ze wat geprikkeld aan. Ze bleef even staan en wees naar de stoel naast zijn bureau. “Kan ik daar gaan zitten?”

De Cock acteerde wat overdonderd.

“Neemt u plaats.”

Ze verschoof iets op haar stoel.

“Mijn naam is Mathilde de Groot. Ik ben gescheiden van Marcel van Diemen.”

“Zijn ex.”

Mathilde de Groot knikte.

“Op een dag kreeg ik de kolder in mijn kop en ging er met Henry van Nimwegen vandoor. Het was achteraf de stomste zet van mijn leven. Toen mijn bevlieging over was, wilde ik terug naar Marcel.”

De Cock glimlachte.

“Marcel wilde u niet terug.”

Mathilde de Groot schudde haar hoofd.

“Ik kon zijn beslissing wel begrijpen,” sprak ze sussend. “Hem viel niets te verwijten.”

Ze pauzeerde even.

“We zijn als vrienden uit elkaar gegaan. Marcel is een wat saaie man…heel punctueel, maar wel lief. Ik heb de gedachte dat het wel weer eens goed zou worden tussen ons beiden nooit opgegeven. Ik belde hem vaak…vroeg hoe het met hem ging…informeerde plagerig of hij al een nieuwe liefde had gevonden.”

Ze zweeg enkele seconden. De uitdrukking op haar gezicht versomberde.

“Ik bel hem altijd ‘s-avonds zo rond de klok van tien uur. Dan is hij thuis…zonder mankeren. Gisteravond nam hij niet op. Na een halfuurtje probeerde ik het nog eens…weer niet.”

Mathilde de Groot ademde diep.

“Ik wist uit de verhalen van Marcel dat u de moorden op Henry van Nimwegen en Simon de Mirambeau behandelde. Ik had u gisteravond al willen benaderen, maar besloot tot vandaag te wachten.”

De Cock keek haar gespannen aan.

“U hebt hem vandaag weer gebeld?”

“Ja.”

“En de kliniek?”

“Ook.”

“En?”

“Daar was hij niet verschenen.”

De Cock vroeg niet verder. Hij kwam met een ruk uit zijn stoel overeind, schoof langs de benen van Mathilde de Groot en galoppeerde naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

“Waar ga je geen?”

“Naar de Brouwersgracht elfhonderd zeventien.”

“Marcel van Diemen?”

“Precies.”

De jonge rechercheur draaide zich half om.

“Wat doen we met haar?”

“Laat de wachtcommandant zich over haar ontfermen.”

Mathilde de Groot stond op. Met haar wijsvinger tikte ze op haar borst.

“Deze vrouw,” reageerde ze bits, “heeft geen wachtcommandant nodig. Ze ontfermt zich over zichzelf.”

13

Ze reden met hun oude Golf van de houten steiger achter het politiebureau weg. Het regende…een fijne, miezerige motregen, die op de voorruit plakte. Vledder zette de ruitenwissers aan. Ze maakten vieze vette strepen. Eerst toen de jonge rechercheur ook de ruitensproeiers aan deed, werd het zicht helder.

De Cock keek even naar de voorruit, zakte daarna onderuit en schoof zijn oude hoedje tot op de rug van zijn neus.

In het drukke verkeer op het Damrak negeerde Vledder achteloos een reeks dwingende verkeersbepalingen en reed met gierende banden de Prins Hendrikkade op. Bij de bocht naar de Singel raakte de wagen bijna in een slip.

De Cock drukte zich kreunend omhoog.

“Ben je gek geworden,” brieste hij. “Doe kalm aan. Ik voel er weinig voor om mijn oude botten te breken. Bovendien…er is toch niets meer te redden.”

Vledder blikte opzij.

“Jij verwacht,” vroeg hij gespannen, “dat ook Marcel van Diemen is vermoord?”

De Cock knikte.

“Ik ben er bang voor.”

Vanaf de Singel reed Vledder nu iets rustiger rechtsaf de Brouwersgracht op. Hij tikte de oude rechercheur op zijn schouder.

“Wat doe je als ook het huis van Marcel van Diemen slotvast is afgesloten?”

De Cock gromde.

“Ik ga naar binnen.”

“Met jouw apparaatje?”

“Ja.”

“Op klaarlichte dag?”

“Zeur niet.”

Voor Brouwersgracht elfhonderdzeventien vond Vledder voor de Golf nog een plekje aan de waterkant tussen de bomen. Ze stapten uit en De Cock wees schuin voor zich uit naar een gevel.

“Daar gaan we morgenavond heen.”

Vledder las hardop.

Tehuis van de Broeders en Zusters van de Tien Geboden. Is dat de tempel van Michel-Jan van Nimwegen?”

“Inderdaad. Ziet er vanbinnen indrukwekkend uit.”

Ze staken de rijbaan over.

Perceel Brouwersgracht 1117 had een zware, groengelakte deur. Rechts van de deur was aan de gevel een imposante koperen naamplaat met M. Th. Van Diemen in zwarte verzonken letters.

De Cock keek naar de twee ramen, die uitzagen op de gracht.

De overgordijnen, zo constateerde hij, waren gesloten. Hij voelde aan de deurknop. De zware deur was op slot. De oude rechercheur tastte in de steekzak van zijn regenjas naar het apparaatje van Handige Henkie.

Vledder hield plotseling zijn hand tegen.

“Bel eerst.”

De Cock trok zijn schouders op.

“Dat heeft geen enkele zin.”

“Waarom niet?”

De Cock grijnsde.

“Marcel van Diemen zal zeker niet uit de dood verrijzen om ons aan de deur vriendelijk te verwelkomen.”

Het klonk cynisch.

Vledder staakte zuchtend zijn verzet. Hij liet de hand van De Cock los en ging achter hem staan om het handelen van zijn collega zoveel als doenlijk voor de omgeving te verbergen.

In luttele seconden had de grijze speurder de deur van het slot, drukte die met zijn knie verder open en ging naar binnen.

Vledder volgde.

Het was binnen aardedonker. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het lichtovaal door de hal dwalen. Hij koos voor de deur links van hem. Met zijn elleboog drukte hij de deurkruk omlaag en schoof de deur open. De weeïge, zoetige geur van bloed walmde hem tegemoet.

Voorzichtig, voetje voor voetje, liep De Cock verder de kamer in. Het ovaal van zijn zaklantaarn danste voor hem uit. Tussen een ronde tafel en een lederen fauteuil bleef het lichtovaal rusten op het lichaam van een lange slanke man in een grijs flanellen kostuum. Hij lag op zijn rug met rondom een grote plas deels reeds geronnen bloed.

Vledder stapte naderbij en bukte aan de rand van de bloedplas.

“Het is,” hijgde hij, “het is Marcel van Diemen…ook zijn halsslagader is vakkundig opengepeuterd.”

De Cock liep terug naar de deur, vond een schakelaar en deed het licht aan.

“Waarschuw de meute.”

Bram van Wielingen stapte met forse treden het vertrek binnen.

Demonstratief blikte hij op zijn horloge.

“Je wordt steeds beter,” jubelde hij. “Het is knap…zo rond het middaguur. Dat moet je prolongeren. Je accepteert niet eerder een lijk dan rond deze klok.”

Hij zette zijn aluminium koffertje in een van de leren fauteuils.