Выбрать главу

’Toch…’ sprak hij strak, ’het gedrag van die Matthias von Ravensburg intrigeert mij. Doe straks maar wat navraag, bij onze administratie, bij het bevolkingsregister en verstuur een telex met het verzoek tot opsporing van zijn verblijfplaats.’

’Meer niet?’

’Nee.’

’Wat doen we verder?’

’We gaan op bezoek.’

’Bij wie?’

Het gezicht van De Cock vergleed in een zoete grijns.

’The Real Dutch Continental Airlines, vragen of ze een personeelslid missen.’

3

Met Vledder aan het stuur reden ze met hun Golf vanaf de houten steiger achter het politiebureau naar de Oudebrugsteeg en vandaar rechts het Damrak op. Het was druk op de weg en warm in de wagen. De jonge rechercheur trok zijn kin omhoog en streek met de vingers van zijn linkerhand tussen zijn hals en de strakke boord van zijn overhemd.

’Wanneer krijgen wij bij de politie,’ gromde hij, ’ook eens auto’s met airco. Als onze Golf een poosje op de steiger in de zon heeft gestaan, is het in de wagen niet te harden van de hitte.’ Hij blikte opzij.

’Heb jij er geen last van?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Ik ben tijdens een hittegolf geboren.’

’Scheelt dat?’

De Cock grinnikte.

’Absoluut.’

Een poosje reden ze zwijgend door. Vledder had aan zijn kant het portierraam een eindje opengedraaid. De hitte trok langzaam uit de Golf weg.

De Cock drukte zich iets omhoog.

’Ben je nog iets te weten gekomen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Niet veel. Matthias von Ravensburg staat ingeschreven op de Bloemgracht.’

De Cock knikte begrijpend.

’De woning van Mariandel von Liechtenstein. Zij woonden samen.’

’Precies. Al enige jaren. Er is geen ander adres van hem bekend.’

’En Henriëtte de Waal?’

’Die woont, woonde op de Herenmarkt tegenover het West Indisch Huis.’

’Niet aan de Binnenkant?’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Daar woont niemand. Officieel is het gehele huis onbewoond. Het pand is een tijdje gekraakt geweest. Het werd drie maanden geleden door de politie ontruimd. Tezamen met de twee belendende percelen, zo werd mij gezegd, zal het pand binnenkort worden gerenoveerd. Een verzoek om er nieuwbouw te plaatsen is door de gemeente afgewezen.’

’Strafblad?’

Vledder glimlachte.

’Het zijn lieverdjes. Een blanco register. Matthias von Ravensburg en Henriëtte de Waal komen in onze administratie niet voor.’

’Weet je al iets van de burgerlijk staat van Henriëtte de Waal?’

’Ze heeft de Nederlandse nationaliteit en was nog ongehuwd. Ze had volgende maand vierentwintig jaar moeten worden.’ De jonge rechercheur staarde enige tijd voor zich op de weg. Op zijn gezicht lag een sombere trek.

’Te mooi en te jong om te sterven.’

De Cock liet zich weer onderuitzakken.

’Daar,’ sprak hij hoofdschuddend, ’heeft haar moordenaar blijkbaar anders over gedacht.’

Vledder stuurde de wagen de ringweg op.

’We hebben samen al vele moorden behandeld, toch kan ik nog steeds niet wennen aan het idee dat de ene mens de andere mens doodt.’

De Cock negeerde de opmerking.

’We zullen straks eens een kijkje gaan nemen in haar woning aan de Herenmarkt,’ sprak hij praktisch. ’Ook moeten we haar ouders nog inlichten.’

Vledder knikte.

’Als onze dode van de Binnenkant inderdaad Henriëtte de Waal heet.’

’We zullen het straks weten, hoop ik.’

Vledder wees op de A4 in de buurt van Schiphol naar een groot grijs gebouw met de letters RDCA boven een gestileerde vleugel. De jonge rechercheur glimlachte.

’Real Dutch Continental Airlines,’ riep hij enthousiast. ’Ze vliegen met Boeings 747.’

De receptioniste achter de balie in het lichtblauw en zonder kepie keek vragend van De Cock naar Vledder en terug. De oude rechercheur lichtte beleefd zijn hoedje.

’Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ’De Cock, met ceeooceekaa.’ Hij duimde opzij. ’En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van politie, verbonden aan het bureau Warmoesstraat. Wij hadden graag een onderhoud met de directeur van deze onderneming.’

’De directeur?’

’Ja.’

’Kan ik de directeur zeggen waarover u hem wenst te spreken?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Dat kunt u niet. Dat vertellen we hem zelf wel.’

De receptioniste voerde een kort telefoongesprek. Daarna stond ze van haar stoel op.

’De heer Van der Horst,’ sprak ze minzaam, ’is bereid u te ontvangen.’

Ze wees voor zich uit.

’Daar is de lift. U gaat naar de negende etage. Vanuit de lift neemt u de gang naar rechts. Aan het eind van die gang is het kantoor van de heer Van der Horst.’

De Cock knikte haar dankbaar toe, draaide zich om en liep over een glimmende tegelvloer naar de liftdeuren. Vledder volgde. Op de negende etage stapten ze uit.

De Cock blikte verrast om zich heen.

Aan de wanden van de brede gang hingen prachtige schilderijen. Hij herkende de stijl van Oudhollandse meesters en ontdekte werken van Franse impressionisten. In het midden van de gang hing een fraaie Monet, die hij van reproducties kende, naast een verrukkelijk landschap van Auguste Renoir. Vledder liep voor hem uit. De jonge rechercheur maande hem om op te schieten, maar De Cock was zo geïmponeerd door al het schoons om zich heen, dat hij telkens opnieuw verrast bleef staan. Het leek alsof hij door een geliefd museum dwaalde. Aan het eind van de lange brede gang stond een teakhouten deur halfopen. De Cock stapte binnen. Vledder volgde op een meter.

De heer Van der Horst bleek een knap ogende man in een fijngesneden driedelig kostuum van een licht glimmende donkerblauwe stof. Hij gebaarde beminnelijk naar een zitje in een hoek van zijn kantoor.

’Neemt u plaats,’ jubelde hij. ’Het is bepaald een eer om de beroemde speurder De Cock te mogen ontvangen. Vertel mij waarom onze onderneming zich in uw belangstelling mag verheugen.’

De Cock liet zich in een fauteuil zakken en legde zijn hoedje naast zich op het tapijt.

’Laat ik u eerst feliciteren,’ sprak hij opgetogen, ’met de prachtige collectie schilderijen die u buiten op de gang hebt hangen. Buitengewoon. Volgens mij vertegenwoordigen ze een vermogen.’

De heer Van der Horst nam tegenover hem plaats en knikte.

’Dat hebt u juist gezien.’

Hij glimlachte. Het licht in zijn grijze ogen twinkelde.

’Ik heb nooit geweten dat rechercheurs van politie ook kunstminded waren.’

De Cock knikte.

’Ik bewonder de Franse impressionisten. Als ik er geld voor had, dan schafte ik mij een origineel aan.’

’Deze werken zijn origineel.’

’Hebt u die prachtige collectie zelf verzameld?’

De heer Van der Horst schudde zijn hoofd.

’De oprichter van onze airline was een groot kunstverzamelaar. Hij had de werken die u in de gang hebt bewonderd, thuis in zijn woning in Heemstede.’

De heer Van der Horst maakte een triest gebaar.

’Toen zijn vrouw stierf heeft hij zijn villa in Heemstede verkocht en zijn gehele collectie schilderijen naar zijn kantoor laten overbrengen.’

’En daar hangen ze nog.’

De heer Van der Horst stak gebarend de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog.

’Opnieuw. Toen we dit gebouw betrokken, het oude werd te klein, hebben we de traditie voortgezet. Het was ook de wil van de oude heer Franken. Hij heeft kort voor hij stierf in zijn testament laten opnemen dat het zijn wil was, dat de collectie in het kantoor van de onderneming tentoongesteld bleef. Ik denk dat het zijn manier was om ook na zijn dood bij onze onderneming betrokken te blijven.’