Выбрать главу

De grijze rechercheur trok achteloos zijn schouders op.

‘Ik ben er niet van onder de indruk,’ reageerde hij kalm. Hij keek omhoog, ‘Ik herinner me mijn oude moeder. Die zei altijd: wie licht zweert, die licht liegt.’ Hij wees naar de stoel voor zijn bureau. ‘Ga zitten, Igor.’ Zijn stem klonk streng, geprikkeld. ‘Je maakt me nerveus.’

Toen Igor Stablinsky onwillig had plaatsgenomen, pakte De Cock een boekje uit een lade van zijn bureau. Het was een kleine zakagenda met een bruin lederen kaft. Hij hield het omhoog.

‘Buiten dat bewuste breekijzer met haren en bloed van het slachtoffer, heb ik tijdens de huiszoeking in jouw woning ook deze agenda gevonden. Hij stak in de binnenzak van een van je colberts. Ik heb er diverse namen en adressen in aangetroffen. Ook de namen en de adressen van mevrouw Van Lijnschoten en Samuel de Leeuw. Ik neem aan dat je daar een redelijke verklaring voor hebt?’

Igor Stablinsky verschoof iets op zijn stoel.

‘Het zijn namen en adressen van kennissen.’

Het klonk niet overtuigend.

De Cock glimlachte verholen.

‘Ik ben blij dat ik niet tot jouw kennissenkring behoor,’ gniffelde hij. ‘Ze komen nogal ongelukkig aan hun eind.’ Hij bladerde in de agenda, zocht naar de juiste pagina. ‘Ik ben het lijstje nagegaan. Samen met mijn collega Vledder. Voor zover nog in leven… zijn het namen en adressen van min of meer gefortuneerde oude lieden.’ Hij keek naar de jongeman op.

‘Wat was je met ze van plan, Igor? Wilde je ze een voor een uitroeien?’ Er was een zweem van ongeloof in zijn stem. ‘Hoe… eh, hoe is het met je… heb je een bepaalde aversie tegen rijke oude mensen?’

Igor Stablinsky reageerde nukkig.

‘Ik ben geen moordenaar.’

‘Mag ik met jou van mening verschillen?’

‘En ik heb niets tegen oude mensen.’

De Cock grinnikte.

‘Als ze maar niet rijk zijn.’

Igor Stablinsky keek op naar de man voor hem. Er lagen blosjes op zijn wangen en in zijn staalblauwe ogen, half vernauwd, glansde moordlust.

De Cock legde de agenda voor zich neer en leunde wat achterover in zijn stoel. Op zijn gezicht lag een peinzende uitdrukking.

‘Wat mij in het bijzonder bezighoudt,’ sprak hij traag, nadenkend, ‘is het feit dat beiden… zowel de weduwe Van Lijnschoten als de oude Samuel de Leeuw… van achteren werden benaderd en doodgeslagen.’ Hij hield zijn hoofd wat schuin, zijn blik strak op de jongeman gericht. ‘Als ze naar je kijken, Igor… durf je het dan niet?’

Op het bureau achter De Cock rinkelde de telefoon. De grijze speurder schoof de agenda terug in de lade van zijn bureau. Hij draaide zich met stoel en al om, greep de hoorn en luisterde. Plotseling hoorde hij een snerpende gil.

‘De Cock…’

Het was de stem van Vledder.

De Cock reageerde bliksemsnel. In een fractie van een seconde realiseerde hij zich het gevaar. Hij dook opzij en trapte zich op zijn stoel met wieltjes weg. Dreunend sloeg het in plastic verpakte breekijzer naast hem op het bureaublad.

Toen Igor Stablinsky vechtend en schreeuwend was weggeleid, pakte De Cock de gevallen hoorn op en legde die op het toestel terug. Hij zag bleek, hij was geschrokken. Zijn hand tastte naar het bureaublad. De witmetalen rand was ingedeukt. Hij keek naar het bezorgde gezicht van Vledder.

‘Bedankt, m’n jong,’ sprak hij simpel.

De jonge rechercheur glimlachte.

‘Ik kwam net binnen.’

De Cock draaide zijn stoel weer naar zijn eigen bureau. ‘Stom, ik had dat breekijzer daar niet moeten laten liggen.’ Hij ademde diep en liet de lucht langzaam uit zijn longen ontsnappen. Zijn hartslag kwam weer op peil. Hij grinnikte bevrijdend voor zich uit.

‘En dat terwijl ik mij er voortdurend van bewust was, dat Igor Stablinsky een man is die je nooit je rug moet toedraaien.’

Vledder nam tegenover hem plaats.

‘Heeft hij bekend?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik geloof dat hij liever sterft.’

Vledder gebaarde voor zich uit. ‘Die moordaanslag op jou… is toch feitelijk een vorm van een bekentenis? Het bewijst zonneklaar dat Igor Stablinsky tot een moord bereid… en in staat is.’

De Cock antwoordde niet direct. Hij wreef met zijn hand tussen zijn boord. Het klamme zweet drong nog uit zijn poriën.

‘Als bewijs inzake de roofmoorden op mevrouw Van Lijnschoten en Samuel de Leeuw heb je er niets aan. Je kunt die aanslag op veel manieren uitleggen. Igor Stablinsky is een intelligente jongeman. Het is niet de eerste keer dat hij met de politie van doen heeft. In samenwerking met zijn advocaat zal hij wel met een verrassende stunt komen. Ik reken bij voorbaat op een indrukwekkende klacht.’

‘Tegen jou?’

‘Ja.’

‘Terzake wat?’

‘Mishandeling, bijvoorbeeld.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Heb je hem geslagen?’

De Cock lachte.

‘Natuurlijk niet. Ik kijk wel uit. Ik heb hem met geen vinger aangeraakt.’ Hij trok zijn schouder wat op en maakte een berustend gebaartje. ‘Zo’n klacht behoeft toch niet op waarheid te berusten.’

Vledder reageerde wat verward.

‘Niet op waarheid,’ sprak hij ongelovig. ‘Het doen van een valse klacht is toch strafbaar?’

De Cock grijnsde breed.

‘Niet als die klacht tegen een politieman is gericht.’ Het klonk wat cynisch. ‘Ik heb nog nooit gehoord dat iemand voor het doen van een valse klacht tegen een politieman werd veroordeeld. In Nederland mag dat blijkbaar.’

‘Heb je Igor kwaad gemaakt?’

De Cock staarde voor zich uit en overdacht de woordenwisseling en het verloop van het verhoor.

‘Het was wel eens heftig. Ik kan niet zeggen dat we bepaald lief voor elkander waren.’

‘Moet dat?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het is niet altijd eenvoudig om tijdens een verhoor voortdurend je kalmte te bewaren. Er zijn altijd momenten dat de emoties hoog oplaaien. Dat is haast onvermijdelijk. En Igor Stablinsky is een verrekt moeilijke verdachte. Dat botte ontkennen van hem brengt je op den duur in opstand. Het maakt je woest. Toch was ik niet ontevreden. Op het moment van het telefoontje had ik zelfs het gevoel dat ik hem dicht bij een bekentenis had gebracht.’

Vledder keek hem peinzend aan.

‘Van wie was dat telefoontje?’

De Cock trok een dwarse denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Een vrouw… een oudere vrouw. Ze vroeg of ik haar ganzen wilde zien.’

‘Ganzen?’

‘Dat zei ze.’

‘Wie was die vrouw?’

De Cock beet op zijn onderlip. De dreunende klap naast hem op het bureaublad had zijn gedachten afgeleid. Koortsachtig tastte hij zijn herinnering af.

‘Mevrouw… eh, mevrouw Van Blijendijk.’

Vledder staarde hem verbijsterd aan.

‘Van Blijendijk… aan de Amstel?’

‘Ja.’

‘Die staat in de agenda van Igor.’

2

De beide rechercheurs reden in hun oude politie-Volkswagen over het Damrak, langs de vlaggen en steigers van de rondvaartboten, rechtsaf de brug over naar de Prins Hendrikkade. Een grauw wolkendek hing als een wollen deken over Amsterdam. Het begon zachtjes te regenen. Op de vettige voorruit vormde zich een waas van kleine druppels.

Vledder, aan het stuur, zette de ruitenwissers aan.

De Cock keek er geboeid naar. De langzaam zwiepende wisserbladen hadden een bijna hypnotische werking op de oude speurder. Ze brachten hem in een zoete sluimer. Om zich daaraan te onttrekken, zakte hij wat onderuit en deed zijn ogen dicht.

Vledder blikte opzij.

‘Wat gebeurt er verder met Igor Stablinsky?’

‘Hij wordt morgenochtend voor meester Bosschaert, de officier van justitie geleid.’

‘Zal hij veroordeeld worden?’

‘Zeker. Ondanks zijn ontkennen… de bewijsvoering is overtuigend genoeg.’