Выбрать главу

'En dat is?'

'Even over negenen. Hij wacht altijd tot de ochtendspits wat is geluwd.'

'Hij is wel op kantoor aangekomen?'

'Volgens zijn secretaresse is hij kort voor de lunch weggegaan voor een afspraak.'

'Met zijn auto?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. Te voet. Zijn wagen staat nog op de gracht voor zijn kantoor.'

'Met wie… met wie had hij die afspraak?'

Mevrouw De Graaf aarzelde even. 'Een vrouw.'

'Een bekende?'

'Volgens zijn secretaresse was zij ook geen zakenrelatie van mijn man. Mijn man is al jaren directeur van een import en exportbedrijf. Zijn secretaresse kende de vrouw niet.'

'Wist de secretaresse dan met wie uw man een afspraak had? Heeft zij de vrouw gezien, of gehoord?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. 'Nee, ze kon mij niets vertellen.' Ze frommelde nerveus aan het tasje op haar schoot. 'Toen Ferdy woensdagavond niet thuis kwam en ook de nacht wegbleef, ben ik de volgende morgen naar zijn kantoor gegaan. Op zijn bureau vond ik een notitie: Adelheid van Heerlen 13.00 uur.'

'Zijn handschrift?'

'Absoluut.'

'Hebt u die notitie aan zijn secretaresse laten zien?

'Ze had die notitie zelf al opgemerkt. Maar de naam Van Heerlen zei haar niets. Ze kon zich ook niet herinneren of mijn man wel eens met Adelheid van Heerlen had gebeld.'

'En uw man heeft aan de secretaresse ook geen uitleg gegeven over zijn afspraak… niet gezegd wanneer zij hem weer terug kon verwachten?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. 'Hij vertrok van kantoor… zo rond half een en nadien hebben noch ik noch zijn secretaresse taal of teken van hem vernomen.'

De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Hebt u zelf al navraag gedaan naar die… eh, die mysterieuze Adelheid van Heerlen?'

'In het telefoonboek van Amsterdam komt de naam Van Heerlen niet voor. Ik heb al onze kennissen afgebeld. Niemand had ooit van Adelheid van Heerlen gehoord.' Ze zweeg even. 'Iemand raadde mij aan om een privé detective in de arm te nemen. Maar dat vind ik zo'n achterbaks gedoe.'

De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Toch… eh, toch heeft het er veel van weg,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat uw man zich een kleine buitenechtelijke escapade heeft veroorloofd.'

Mevrouw De Graaf stak haar kin iets omhoog. 'Mijn man,' sprak ze met stemverheffing, 'heeft zich nog nooit een… eh, een kleine buitenechtelijke escapade veroorloofd. Als hij voor zaken op reis moest, ging ik met hem mee. Hij heeft nog nooit een nacht zonder mij doorgebracht. Ik zou dat ook nooit hebben toegestaan… Het had het absolute einde van ons huwelijk betekend.'

De Cock zuchtte diep. 'Geeft u mij eens een gegronde reden waarom ik ambtelijk naar uw man zou gaan zoeken?'

Met ogen groot van verbazing keek ze De Cock aan. 'Omdat… eh, omdat hij weg is,' stamelde ze onthutst. 'Omdat er iets met hem moet zijn gebeurd… iets ergs.' Ze tikte met haar wijsvinger op haar borst. 'Dat voel ik… hier van binnen.'

De Cock knikte traag voor zich uit. 'Vrouwelijke intuïtie.'

'Precies.'

De Cock strekte zijn hand naar haar uit. 'Hebt u een foto van uw man meegenomen?'

Mevrouw De Graaf opende het tasje op haar schoot. 'Deze is vrij recent.' Ze legde een foto op het bureau. 'Die heeft hij vorige week laten maken. Het was op verzoek van mijn dochter. Florentine gaat binnenkort op kamers wonen en wilde een foto van haar vader voor op haar bureau.'

De Cock schoof de foto naar zich toe. Het was het portret van een wat kalende man met een bol, vlezig gezicht. De oude rechercheur wees naar Vledder. 'Geeft u aan hem straks maar een volledig signalement van uw man.' Hij kwam uit zijn stoel overeind. 'En stuurt u straks even uw dochter naar mij toe.'

Mevrouw De Graaf keek hem verwonderd aan. 'Mijn dochter?'

De Cock knikte. 'Uw dochter.'

'Wat heeft Florentine hier mee te maken?'

De Cock toonde zijn beminnelijkste glimlach. 'Dochters weten vaak meer van hun vader, dan hun moeder.'

Toen mevrouw De Graaf uit de grote recherchekamer was vertrokken, nam De Cock weer achter zijn bureau plaats.

De exotische geur van haar parfum hing als een wolk om hem heen. De oude rechercheur snoof en wist dat hij Mathilde de Graaf en de geur van haar parfum nooit meer zou vergeten.

Vledder vroeg zijn aandacht. De jonge rechercheur tikte met zijn ballpoint op het signalement dat hij van Ferdinand de Graaf had opgenomen.

'Doen we hier wat aan?'

De Cock maakte een schouderbeweging. 'Informeer eens of men ergens in het land met een onbekend lijk zit. En als meneer Ferdinand de Graaf morgenochtend nog niet boven water is, dan zetten we een veeooveetje op de telex; verzoek opsporing verblijfplaats.'

'Een ongeluk wordt gevreesd?'

De Cock trok een grijns. 'Dat is de geijkte formulering. Anders komt het verzoek niet in het Opsporingsblad.'

'Jij gelooft niet in een ongeluk?'

De Cock negeerde de vraag. 'Hoe oud is onze Ferdinand de Graaf?'

'Tweeënveertig.'

De Cock gniffelde. 'Dat is zesmaal zeven.'

Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'En?'

De Cock spreidde zijn handen. 'The seven years itch,' riep hij vrolijk. 'De Engelsen zeggen dat mannen om de zeven jaar een kriebeling krijgen om iets ondeugends te doen.'

Vledder knikte begrijpend. 'En daar is onze Ferdinand nu mee bezig?'

'Het zou mij niets verbazen,' antwoordde De Cock.

Vledder begreep hem: 'Dat zijn dan jouw hedonistische trekjes in onze samenleving… het streven naar bevrediging van zinnelijke verlangens.'

De Cock keek zijn jonge collega schuins onderzoekend aan. Maar nog voor hij kon reageren, rinkelde de telefoon op zijn bureau.

Vledder boog zich naar voren, nam de hoorn op en luisterde.

Het duurde enkele minuten. Toen legde hij de hoorn op het toestel terug. Zijn gezicht stond somber. 'Is de Rigakade voor ons?'

De Cock knikte.

'De Houthaven behoort tot ons ressort.' De oude rechercheur trok zijn wenkbrauwen op. 'Wat is er aan de Rigakade?'

'Daar is in een verlaten loods het lijk van een man gevonden.'

'Vermoord?'

Vledder knikte. 'Een nekschot.'

2

Op de gladde houten steiger achter het politiebureau drukte De Cock zijn vilten hoedje steviger op zijn hoofd. De regen striemde zijn gezicht en een felle wind plukte aan de panden van zijn oude regenjas.

Toen hij naast Vledder in de Golf zat, trok hij het portier met een klap dicht. Hij liet zich onmiddellijk onderuitzakken en duwde met zijn duim de rand van zijn hoed terug.'Beestenweer,' gromde hij. 'Jammer voor de kinderen vanavond met hun lampionnetjes.'

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.'Wat voor lampionnetjes?'

'Het is elf november… Sint-Maarten. Mijn vrouw heeft al snoepgoed ingekocht.'

De jonge rechercheur reageerde niet. De Sint-Maartentraditie was hem vreemd. Hij startte de motor, deed de ruitenwissers aan en reed weg. Via het Damrak bereikten ze de Prins Hendrikkade en reden over de Haarlemmer Houttuinen naar het Haarlemmerplein.

Vledder blikte opzij.'Hoe verder?'

De Cock drukte zich iets omhoog en keek om zich heen.'Je had beter via de Westerdoksdijk kunnen gaan,' bromde hij. 'Dat is korter. Rij nu maar om de Haarlemmerpoort heen, daarna rechts naar de Spaarndammerstraat. Dan kom je er ook.'

Op de Rigakade stond een roodgestreepte politiewagen met zwaailicht voor de ingang van een oude halfronde loods van golfplaat.

Vledder stopte achter het blauwe zwaailicht en de rechercheurs stapten uit de Golf. Een jonge diender liep op hen toe en tikte ter begroeting aan zijn pet. Daarna duimde hij over zijn schouder. 'Voorzover ik weet wordt die loods al jaren niet meer gebruikt. En wees voorzichtig. Hij is aardig gammel. Als de wind nog even aanwakkert, stort hij in.'