Выбрать главу

De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Laten we voorzichtig zijn. Na een scheiding van geliefden ontstaan vaak rancuneuze gedachten.'

Vledder keek hem verward aan.

'Een wraakactie… een wraakactie van Roger ter Beek om een afgebroken liefde?'

'Mogelijk.'

'Waarom heb je Roger ter Beek niet verteld dat wij Ferdinand de Graaf al met een kogel in zijn hoofd hebben gevonden?'

De Cock glimlachte. 'Ik wil zijn reactie afwachten als hij morgenochtend het bericht van de moord in de krant leest.' De oude rechercheur stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder liep hem na. 'Waar ga je heen?'

De Cock wurmde zich in zijn regenjas.

'Smalle Lowietje. Mijn dorstige keel snakt naar een cognackie.'

Lowietje, vanwege zijn geringe borstomvang in het woelige wereldje van de penoze Smalle Lowietje genoemd, wreef zijn kleine handjes langs zijn morsige vest en begroette de oude rechercheur uitbundig. 'Kijk, kijk,' kirde hij vrolijk. 'De grote speurder heeft zich een moment vrij gemaakt. Het is niet te geloven.'

Hij hield zijn sproeterig muizensmoeltje een beetje scheef. 'Kon het eraf? Of moest je aan de commissaris eerst een verzoek in zevenvoud indienen?'

De Cock lachte vrolijk. 'Lowie,' sprak hij hoofdschuddend, 'er is in de hele wereld geen commissaris die mij uit jouw hooglijk gewaardeerd etablissement houdt.' Hij schuifelde naar het einde van de bar en hees zijn zware lijf op een kruk. Het was zijn vaste stek. Hij wist hoe licht ontvlambaar de buurt was. Vanaf die plaats had hij een goed overzicht op alle eventualiteiten.

Vledder nam naast hem plaats. De jonge rechercheur voelde zich steeds meer thuis in het schemerige, intieme lokaaltje van Smalle Lowietje, waar meisjes van de vlakte verpozing en vergetelheid zochten achter een pittig likeurtje of een citroentje met suiker.

De tengere caféhouder keek naar de oude rechercheur op. Zijn vriendelijk smoeltje glom van genegenheid. 'Hetzelfde recept?'

De Cock antwoordde niet. Hij wist dat dit niet van hem werd verwacht. De vraag was slechts een inleiding… een inleiding tot een bijna sacraal gebeuren. Vergenoegd keek hij toe hoe Smalle Lowietje aalglad onder de tapkast dook en te voorschijn kwam met een fles pure Franse cognac Napoleon, die de caféhouder speciaal voor hem gereserveerd hield.

'Dit is toch niet je laatste?'

Lowietje schudde zijn hoofd. 'Gelukkig niet. Ik heb nog een paar van die flesjes weten te bemachtigen.'

Met een teder gebaar streelde hij het etiket. 'Alleen voor echte genieters.'

Hij zette drie diepbolle glazen op de bar en schonk behoedzaam in. De Smalle dronk altijd een glaasje mee.

De Cock genoot van de koesterende toewijding waarmee de caféhouder hem bediende. De schaarse momenten die de misdaad hem vergunde bij Smalle Lowietje door te brengen, trachtte hij in zijn herinnering te verankeren. Hij nam het glas op, schommelde het zachtjes in de hand en snoof. Op zijn breed gezicht vol groeven verscheen een glans van verrukking. Met getuite lippen nam hij een slok en liet het vocht genietend langs zijn dorstige keel glijden. Even sloot hij zijn ogen, toen zette hij het glas omzichtig op de bar terug. 'Lowie,' sprak hij zalvend, 'er zijn van die ogenblikken, dat ik van het leven houd.'

De caféhouder straalde. 'Hoe is het aan de Kit?' vroeg hij belangstellend.

De Cock trok nonchalant zijn schouders op. 'Druk… druk, zoals altijd. We hebben vanmorgen een vermoorde man in de Houthaven in een oude gammele legerloods gevonden.'

Smalle Lowietje zette zijn glas neer. 'Zo'n halfronde loods van gegolfd plaatijzer?'

De Cock knikte. 'Ik wist niet dat ze nog bestonden. Ik dacht dat ze allemaal al waren weggerot. De loods was ook zo lek als een mandje.'

Smalle Lowietje grinnikte. 'Die plaatijzeren loods aan de Houthaven is van Brammetje. Ik heb hem eens een tijdje van Brammetje gehuurd om een oude boot die ik had gekocht wat op te knappen.'

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Welke Brammetje?'

Smalle Lowietje maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik weet ook niet meer dan dat hij Brammetje heet. Hij woont hier verderop in de Bethaniendwarsstraat. Vroeger gebruikte Brammetje die loods als opslagplaats voor tropisch hout.'

'Tropisch hout?'

Smalle Lowietje knikte. 'Brammetje had toen een compagnon met wie hij bijzondere houtsoorten importeerde uit Zuid-Amerika.'

'Hoe weet je dat?'

Smalle Lowietje glimlachte. 'Brammetje komt hier nog wel eens en als hij een paar borrels achter zijn kiezen heeft wordt hij loslippig. Die compagnon heeft hem er destijds ingeluisd… hem valselijk beschuldigd van het knoeien met vrachtbrieven en cognossementen, waardoor Brammetje een paar maanden in de lik heeft moeten opknappen. Hij is nog steeds pisnijdig op die vent.'

'Die loods is nog steeds van hem?'

'Dat neem ik aan.'

De Cock nam nog een slok van zijn cognac. 'Stuur Brammetje eens naar mij toe.'

'Doe ik.'

De Cock hield zijn hoofd een beetje scheef en boog zich iets naar voren. 'Heeft Brammetje wel eens de naam van die compagnon genoemd?'

Smalle Lowietje knikte. 'De Graaf… Ferdy de Graaf. Die is nog steeds in zaken… heeft zijn kantoor op de Herengracht. Brammetje heeft mij bezworen dat hij hem op een goeie dag nog eens te grazen neemt.'

De rechercheurs verlieten het etablissement van Smalle Lowietje en stapten naar de Achterburgwal. De warmte van de cognac gloeide in hun aderen. De wind was wat gaan liggen, maar het regende nog steeds. De oude iepen aan de wallenkant dropen en het schaarse licht van de lantaarns deed de gladde straatsteentjes glimmen. Ondanks het slechte weer was het aardig druk op de Wallen. De seks-business was in vol bedrijf. In het barmhartige roodroze licht toonden de uitgestalde hoertjes hun lijfelijke bekoorlijkheden.

De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje naar voren. Hij keek opzij naar Vledder, die rustig naast hem voortslenterde.

'We mogen aannemen dat Ferdinand de Graaf die oude loods aan de Houthaven kende.'

'Je bedoelt: uit de tijd dat Brammetje nog een compagnon van hem was.'

De Cock knikte. 'Het is opmerkelijk dat hij juist in die loods werd vermoord.'

Vledder grinnikte vreugdeloos. 'We hebben nog nooit zoveel verdachten in zo'n korte tijd gehad.'

De Cock reageerde niet. 'Je moet morgen eens dat dossier opvragen op basis waarvan Brammetje destijds tot een paar maanden gevangenisstraf werd veroordeeld.'

Vledder maakte een gebaar van wanhoop. 'We kennen niet eens zijn naam.'

De Cock keek hem verwonderd aan. 'Dat is toch geen probleem. Bel morgenochtend de secretaresse van Ferdinand de Graaf aan de Herengracht. Anders weet mevrouw De Graaf wel hoe de vroegere compagnon van haar man heet.'

Vledder liep brommend verder. 'Sorry,' mompelde hij. 'Ik heb even niet nagedacht.'

De Cock lachte.

Toen de rechercheurs de hal van het politiebureau binnenstapten, kwam Jan Kusters van achter de balie vandaan. Zijn gezicht stond gespannen.

De Cock keek hem bezorgd aan. 'Wat is er… onze commissaris overleden?'

De wachtcommandant schudde zijn hoofd. 'Boven zit een deftig stel op je te wachten.'

'Een deftig stel?'

Jan Kusters knikte. 'De heer maakte nogal stampei. Toen ik hem zei dat jij er niet was, wilde hij onmiddellijk de commissaris spreken.'

'En?'

'Ik zei hem dat commissarissen van politie alleen tijdens kantooruren te consulteren zijn.'

De Cock gniffelde. 'Heel goed.' De oude rechercheur draaide zich om en besteeg opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage. Vledder volgde met lichte tred.

Op de bank bij de toegangsdeur naar de grote recherchekamer ontdekte De Cock advocaat Martin van Heerlen. Naast hem zat een chic geklede dame. De Cock schatte haar op voor in de veertig.

Toen ze de rechercheurs in het oog kregen, kwamen ze van de bank overeind. De Cock bezag de gestalte van de vrouw. Ze was bijna even lang en slank als Martin van Heerlen.