Выбрать главу

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘We weten niet wat ze heeft gedacht. Misschien stond haar wel een soort privégerechtigheid voor ogen.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock gebaarde.

‘Dat ze de moordenaar van haar zoon op haar eigen persoonlijke wijze heeft willen straffen… dat ze weinig vertrouwen had in de soort gerechtigheid die onze geordende maatschappij biedt, en daarom tegen ons zweeg. Het is speculatief. We kunnen het haar niet meer vragen.’ Hij boog zijn hoofd en wreef zich achter in zijn nek. ‘Die kans… die kans hebben we verspeeld.’

Hij zweeg even en liet zich weer onderuit zakken. ‘Chanteurs,’ ging hij verder, ‘zijn in de regel erg voorzichtig. Ze kennen de gevaren, waaraan ze bloot staan. Daarom bouwen ze zekerheden in.’

‘Wat voor zekerheden?’

De Cock trok nonchalant zijn schouders op.

‘Op de eerste plaats bewaren ze de dingen die de basis van hun chantage vormen, op een veilige plek. Foto’s, films, documenten, bescheiden worden meest…’

Plotseling stokte hij. Met een ruk kwam hij overeind en klapte met zijn vlakke rechterhand tegen zijn voorhoofd.

‘De pop… natuurlijk, de pop.’

‘Wat… wat is daarmee?’

‘Daar zat het in.’

12

Ze reden door een lange straat met grauwe eentonige huizen. De Cock keek om zich heen.

‘Is het hier?’

Vledder stopte bij een vrij plekje tussen twee wagens en parkeerde achteruit in. ‘De Bestevaerstraat,’ antwoordde hij hoofdknikkend. Hij schakelde de motor uit en frommelde een kladje uit het borstzakje van zijn colbert. ‘Nummer 753.’

Ze stapten wat lusteloos uit en slenterden over het trottoir. Bij een ploegje spelende kinderen bleef De Cock staan. Iets bezijden het groepje, met zijn rug tegen een muur geleund, stond een knaapje van een jaar of zeven met een bleek ernstig gezicht. De grijze speurder herkende hem direct als het kereltje in de aula en aan de groeve van Martin van der Meulen op Zorgvlied. Tussen de spelende kinderen ontdekte hij twee mollige meisjes met wapperend goudblond haar. Hij liep op de jongen toe en gebaarde naar de spelende kinderen.

‘Moet je op je zusjes passen?’

Het kereltje keek argwanend naar hem op. Zijn scherpe blik gleed tastend, schattend langs de gelaatstrekken van de oude rechercheur.

‘Ik ken u niet.’

De Cock glimlachte.

‘Is je moeder thuis?’

‘Moeder is altijd thuis. De boodschappen doe ik.’

De Cock wees naar de kinderen, die met een oude tennisbal tegen de muur kaatsten.

‘Moet je zelf niet spelen?’

Het kereltje schudde kalm zijn hoofd en knikte daarna in de richting van de twee mollige meisjes.

‘Ze kijken nooit uit,’ sprak hij triest. ‘Ze steken zo over… als ik er niet ben. Laatst zat er een bijna onder een auto. Je kunt ze geen moment uit het oog verliezen.’

De Cock legde zijn hand op de smalle jongensschouder.

‘Ik weet hoe je je voelt,’ sprak hij meelevend. ‘Ik had zelf twee jongere zusjes.’ Hij liep bij hem weg. Na een paar passen kwam hij aarzelend terug. ‘Als… eh, als die meneer Van Woudrichem er is, dan… eh, dan komen we liever een ander keertje.’

Het kereltje reageerde scherp. Zijn gezicht kleurde rood.

‘Meneer Van Woudrichem komt hier niet meer. Nooit meer. Mijn moeder wil hem niet meer zien.’

De Cock knikte begrijpend. Hij draaide zich om en liep met Vledder in de richting van nummer 753. De jonge rechercheur keek hem van terzijde aan.

‘Vond je dat wel verantwoord, ik bedoel ethisch… om dat jochie zo te benaderen?’

De Cock kneep zijn lippen op elkaar en antwoordde feclass="underline" ‘Wat is ethisch… drie moorden voor drie miljoen?’

De jonge Vledder reageerde als een bestraft kind en liet het tere onderwerp verder rusten.

Voor nummer 753 bleven ze staan. De Cock keek naar een zwart plastic naamplaatje met M. v.d. Meulen in verzonken wit. Hij drukte op het knopje naast de naam. Ergens ver weg bonkte een gong.

Na enkele minuten werd de deur geopend door een jonge blonde vrouw. Het was de eerste keer dat De Cock haar in het gezicht zag, vol, zonder de versluierende voile, die ze op de begrafenis droeg. Peter van der Duin had gelijk. Rita van der Meulen was een knappe vrouw. Een raspaardje, zoals hij zei… echt wel iets om naar te kijken. En dat deed De Cock. Met welbehagen. De donkere japon die zij droeg, accentueerde, vond hij, op een verrukkelijke wijze haar fraaie, bijna uitbundige lijnen en haar lange goudblonde haren glansden opwindend in het schemer van de hal achter haar. Het benam De Cock voor een moment de adem.

Rita van der Meulen blikte met enige verwondering naar de beide mannen voor haar op de stoep.

De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje.

‘Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa.’ Hij wuifde gracieus opzij. ‘En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs van de politie.’

In haar helblauwe ogen las hij achterdocht en angst.

‘Rechercheurs?’

De Cock knikte.

‘Wij… eh, wij wilden met u spreken,’ begon hij aarzelend. ‘Wij hadden dat al eerder willen doen, maar meenden dat u recht had op wat respijt om… eh, om de schok door de plotselinge dood van uw man op te vangen… het immense verdriet enigszins te verwerken.’

Rond haar volle lippen zweefde een flauwe glimlach. ‘Dat, dat is heel vriendelijk van u.’ Ze deed een stapje opzij. ‘Komt u binnen.’

De beide rechercheurs liepen aan haar voorbij. Ze deed de buitendeur achter hen dicht en ging de mannen daarna voor naar een ruime kamer, waar een fraai lederen bankstel een centrale plaats innam. Ze wenkte uitnodigend.

‘Gaat u zitten.’

De Cock knoopte zijn oude regenjas los en keek rond. Buiten het waarlijk imposante bankstel bevatte het vertrek weinig kostbaarheden. Het wandmeubel aan de muur was van geringe kwaliteit en toonde al duidelijk tekenen van verval. Hij liet zich op de bank zakken en legde zijn oude hoedje naast zich op het tapijt. ‘We moeten tot onze spijt bekennen,’ begon hij, ‘dat ons onderzoek tot nu toe niet erg succesvol is geweest. Wij jagen al geruime tijd, zonder enig resultaat, achter een man aan die Peter Shot wordt genoemd.’ Hij keek naar haar op. ‘Hebt u die naam wel eens gehoord?’

Mevrouw Van der Meulen schudde haar hoofd. Er kwamen rimpels in haar voorhoofd. ‘Zou hij mijn man…?’

Ze maakte haar zin niet af. De Cock knikte traag.

‘Wij beschikken nog niet over absolute bewijzen, maar het heeft er alle schijn van dat die Peter Shot verantwoordelijk is voor de dood van drie mensen… uw man, Richard van Slooten en zijn moeder.’ Hij blikte opnieuw naar haar op. ‘Kende u Richard van Slooten?’

Ze beschouwde hem argwanend.

‘Moet dat?’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘Niet per se. In ons onderzoek naar de overval zijn echter vragen gerezen… belangrijke vragen, waarop wij graag de antwoorden zouden vinden. Bijvoorbeeld: Hoe kwamen de overvallers zo goed op de hoogte?’

Ze knikte begrijpend.

‘U zoekt naar een informant.’

‘En naar een motief.’

‘Waarvoor?’

De Cock trok zijn gezicht strak.

‘De moord op uw man.’

Ze plukte aan het kraagje van haar japon.

‘Het… eh… het was moord?’

De Cock antwoordde niet. Hij keek haar onderzoekend aan, las de onrust in haar ogen. Na een poosje boog hij zich wat naar haar toe.

‘Hoe goed kende u uw man? Ik bedoel, was hij vertrouwelijk… sprak hij met u over zijn werk… zijn problemen?’

In haar hals verschenen rode plekken.

‘Martin en ik hadden een goed huwelijk.’

Het klonk fel, uitdagend.

De Cock knikte bedaard.

‘Ook in goede huwelijken zijn de echtelieden niet altijd even openhartig,’ sprak hij ernstig. ‘Dat behoeft de relatie niet te schaden.’