Выбрать главу

'Kan dat niet?'

'Het kan wel.' Het klonk bedachtzaam. 'Als ze de tijd had.'

'Waarvoor?'

Op het markante gezicht van De Cock verscheen een grijns.

'Om van de Keizersgracht naar haar pension aan de Prins Hendrikkade te gaan… of omgekeerd.' Hij tikte met zijn opgestoken wijsvinger tegen zijn neus. 'Er is weinig ruimte tussen de beide moorden… in tijd. Hoewel de tijdstippen van overlijden — denk aan de uitspraken van dr. Den Koninghe — technisch nooit exact zijn vast te stellen, kunnen we er toch wel van uitgaan dat de beide jongemannen zo rond de klok van tien uur 's avonds, kort na elkaar zijn vermoord. Vermoedelijk is het verschil nog geen half uur. Mogelijk nog korter.'

Vledder kneep zijn lippen op elkaar.

'Dat was hard werken voor de moordenaar,' sprak hij spottend. 'In zo'n kort tijdsbestek twee mensen…' Hij maakte zijn zin niet af, keek naar De Cock op. 'Als we aannemen, dat beiden door een en dezelfde man of vrouw werden omgebracht.'

De Cock knikte traag.

'Gezien de modus operandi… de wijze waarop de beide jongemannen zijn vermoord… de vrijwel identieke wurggrepen… is dat een redelijk uitgangspunt.'

Vledder staarde een tijdje in het niets.

'We moeten dus zoeken,' sprak hij nadenkend, 'naar een man of vrouw die een relatie had met beide slachtoffers.'

De Cock keek hem bewonderend aan.

'Heel goed, Dick.'

De lof wond Vledder op.

'Het motief ligt dan niet bij Jean-Paul Stappert of bij Erik Baveling, maar bij die twee als… eh, als een duo, een twee-eenheid.' Hij trok zijn gezicht in een ernstige plooi. 'In dat licht bezien,' ging hij opgewekt verder, 'zou de pensionhoudster, die mevrouw Van Leeuwen, of iemand anders uit het pension, gewoon een ideale verdachte zijn.' Hij zwaaide wat verhit. 'Alle mensen uit het pension hebben een zekere relatie tot die twee… een relatie, waarin wij alleen maar het motief voor de beide wurgmoorden moeten ontdekken.'

De Cock reageerde niet. Er was iets dat hem hinderde. Hij had het stellige gevoel, dat er in de gedachteopbouw hiaten waren geslopen, onvolkomenheden… dat de werkelijkheid toch anders was. Hij wreef met zijn duim en wijsvinger in zijn ooghoeken. Het was laat geworden, te laat om nog van een behoorlijke nachtrust te kunnen genieten. Toen hij eindelijk in zijn bed lag, had hij de slaap niet kunnen vatten. De vraag naar het hoe en waarom van de beide moorden was in zijn gedachten blijven spoken. Het antwoord had hij niet kunnen vinden. Het was alsof over zijn denken een zekere loomheid lag. Na het opstaan had een koude douche die grauwsluier niet kunnen wegspoelen. Ook nu nog viel het hem moeilijk om het raderwerk van zijn denken redelijk op gang te houden. Het liefst zakte hij weg in een zoete sluimer, dromend van een zalige wereld met louter leuke lieve mensen.

Vledder draaide enthousiast door.

'Hebben we de namen van de bewoners van het pension?'

De Cock keek wat lodderig op.

'Wat?'

Vledder gebaarde heftig met zijn armen.

'De namen van de pensiongasten. We kunnen eerst kijken of ze bij ons in de administratie.. ' Hij stokte. Er werd dringend geklopt.

De Cock en Vledder keken naar de deur van de recherchekamer.

Op het geribde glas bewoog het silhouet van een figuur in een wijde cape met capuchon. Vledder riep:

'Binnen.' Het klonk wat benepen.

Het duurde nog geruime tijd voor de deur langzaam openging. In de deuropening verscheen een zwaargebouwde man. In een theatraal gebaar schoof hij zijn capuchon naar achteren en liep op hen toe, traag en met een vage glimlach om zijn lippen.

De Cock bezag zijn slepende tred; het trekken van zijn linkerbeen. Langzaam gleed zijn blik langs de wijde cape omhoog. Hij schatte de man op achter in de veertig. Hij had een bol, vlezig gezicht met roodgeaderde wangen en een volle snor. Lang, grijzend haar golfde tot op zijn schouders.

De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd. Er was iets aan de man dat hem vertrouwd was. Hij kende hem… had hem eens gezien, maar op de rommelige zolderkamer van zijn herinnering kon hij de juiste rubriek niet vinden… nog niet. Koortsachtig zocht hij.

Hij stond op en schoof een stoel bij zijn bureau. Met een hoffelijke buiging liet hij de man daarop plaatsnemen.

'Mijn naam is De Cock,' sprak hij vriendelijk, 'met ceeooceekaa.' Hij maakte een armgebaar naar de jonge rechercheur tegenover hem. 'En dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp en hoop voor de toekomst.'

De man glimlachte en haakte zijn cape los.

'Ik ben Alex Waardenburg.' Hij zweeg even voor het effect.

'Misschien kent u mij?'

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

'U komt mij inderdaad wel bekend voor,' sprak hij weifelend. 'Ik heb u, meen ik, wel eens ergens…'

De heer Waardenburg wuifde de rest van de zin weg.

'Ik ben al vele jaren tweede violist bij het Stedelijk Symfonie Orkest.' Hij sprak met een welluidende basstem. 'Maar sinds wij voor de televisie een serie uitvoeringen hebben gegeven… heel succesvol, mag ik wel zeggen… en mijn gezicht een paar maal op het scherm is verschenen, schijnen veel mensen mij te kennen.' Hij voegde er nonchalant aan toe: 'Vandaar mijn vraag, begrijpt u?'

De Cock glimlachte beleefd.

'Waarmee kunnen we u van dienst zijn?'

Alex Waardenburg stak zijn linkerhand in een greep omhoog.

'Het spelen van de tweede viool is niet mijn enige bezigheid. Ik ben ook muziekpedagoog.'

De Cock liet de levendige lijnen rond zijn mond wat dansen.

'U geeft muziekles.'

De heer Waardenburg plooide zijn lippen in een tuitje.

'Muziekles'. Hij proefde het woord op zijn tong. 'Het klinkt wat banaal… wat gewoontjes, maar zo mag u het best noemen. Ik doe het overigens niet voor het gewin… voor de verdiensten. Dat is in mijn situatie ook niet nodig. Ik mag mij gelukkig prijzen financieel onafhankelijk te zijn.' Hij lachte jolig. 'Inspanningen van mijn overgrootvader, die op tijd de juiste aandelen kocht en verkocht.' Hij veranderde van toon. 'Ik begeleid jonge mensen voor mijn genoegen… omdat ik er plezier aan beleef jong talent in de muzikale ontwikkeling te volgen en bij te staan. Ik moet u zeggen… heel boeiend.'

De Cock knikte.

'Dat lijkt mij ook. Talenten zijn schaars'. Men dient ze te koesteren.' Hij zweeg even; blikte naar de heer Waardenburg op. 'Ik neem echter niet aan, dat u alleen naar het bureau Warmoesstraat bent getogen om mij dat te vertellen.'

Het gezicht van de muziekpedagoog versomberde.

'Ik… eh, ik heb vernomen,' sprak hij zacht, 'dat op de Keizersgracht, aan de wallekant tussen de auto's ongeveer ter hoogte van mijn huis, het lijk van een jongeman is gevonden.'

'Dat klopt.'

Alex Waardenburg slikte.

'Ik… eh, ik wilde u vragen of ik hem zou mogen zien. Ik denk dat ik hem kan identificeren.'

De ogen van De Cock vernauwden zich.

'Waarom denkt u dat?'

De heer Waardenburg antwoordde niet direct. Hij streek met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen.

'Het is wat verwarrend, misschien kan ik u beter het hele verhaal vertellen.'

De Cock knikte hem instemmend toe.

'Zoals u wilt.'

Alex Waardenburg verschoof iets op zijn stoel.

'Ongeveer een half jaar geleden kwam er een jongeman bij mij aan huis en vroeg of ik hem les wilde geven. Hij zag er heel anders uit dan de jongeren die zich gewoonlijk bij mij presenteren. Hij was veel slechter gekleed, slonziger en veel ouder. Hij was mager. Ik schatte hem wel op vijfentwintig jaar. Ik voelde er weinig voor hem aan te nemen. Ik heb wel een paar oudere leerlingen, maar wil men in de muziek iets bereiken, dan dient men heel jong te beginnen. Bovendien bespeelde de jongeman geen enkel instrument. Hij kende niet eens het notenschrift. Het was voor mij feitelijk een onmogelijke…'

De Cock onderbrak zijn woordenstroom.

'U nam hem toch als leerling aan?'

De muziekpedagoog knikte.

'Ik heb mij er zelf over verwonderd. Het kwam, geloof ik, door zijn enthousiasme… zijn ongebreidelde wil om zich dingen eigen te maken. Dat straalde hij uit. Het was een lust om te zien hoe hij alles wat met muziek te maken had, opzoog… hij was onverzadigbaar… alsof hij de vele jaren van achterstand in enkele maanden wilde inlopen.'