Выбрать главу

'De rechercheur van de jeugdpolitie die de zaak in behandeling nam, kreeg de dreigbriefjes onder ogen en vond daarin beide malen dezelfde spelfouten. In plaats van fonteintjes stond er 'vontijntjes', en 'twaletten' in plaats van toiletten.

'Onze collega kreeg toen een geweldig idee. Hij liet in alle klassen van de school door de leerkrachten een dictee geven, waarin de woorden 'fontein' en 'toilet' een paar maal voorkwamen.' Vledder lachte hartelijk.

'Prachtig, prachtig,' riep hij enthousiast. 'En kwam hij eruit?'

De Cock knikte.

'Een pienter knaapje van elf jaar schreef in zijn dictee telkens 'vontijn' en 'twalet'. Toen hij aan de tand werd gevoeld, gaf hij aarzelend toe dat hij de kleine afperser was die de afvoer verstopte en de kranen opendraaide.'

De grijze speurder zweeg en leunde in zijn stoel achterover. Er viel een lange stilte. Boven hun hoofden zoemde een defecte TL-balk.

Na enige tijd boog Vledder zich voorover. Met een denkrimpel in zijn voorhoofd keek hij zijn oudere collega onderzoekend aan.

'Waarom vertelde jij mij dat verhaal?' De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. 'Omdat wij hetzelfde gaan doen.' De mond van Vledder viel halfopen. 'Hetzelfde?'

'Ja.'

'Een dictee geven?'

De Cock knikte en wees voor zich uit.

'Pak dat briefje dat tussen de revers van de dode Minnertsga uit gleed, er maar bij. Er staan twee taal- of spelfouten in.' 'Bij een leerling van het gymnasium?' 'Zeker.'

Vledder nam het briefje uit een lade van zijn bureau en legde het voor zich neer.

'God zal je leren,' las hij hardop, 'te descrimineren… vuile vieze meidegek.'

De jonge rechercheur keek omhoog. 'Ik zie geen fouten.' De Cock grijnsde. 'Ik dacht dat jij zo goed was in taal?' Vledder wees op het briefje.

'Ik zie geen fouten,' riep hij kribbig. 'Ik ben toch niet blind.' De Cock zuchtte omstandig.

'Het is geen descrimineren… het is 'discrimineren' met driemaal een 'i' en het is geen meidegek, maar 'meidengek' met een 'n' bij meiden. Ik heb er de dikke Van Dale bijgehaald.' Vledder liet zijn hoofd iets zakken.

'Je hebt gelijk,' sprak hij timide. 'Ik zag die foutjes over het hoofd.' De Cock stond op en sjokte naar de kapstok. Vledder liep hem na.

'Waar ga je heen?' De Cock draaide zich half om. 'Naar de heer Boschgraed.' 'En wie is heer Boschgraed?' De Cock glimlachte.

'De jonge leraar Nederlands van het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof.'

5

Met Vledder aan het stuur reden ze in hun nieuwe Golf vanaf de steiger achter het politiebureau de Oudebrugsteeg in en vandaar rechtsaf het Damrak op.

In de verte, boven het fraaie front van het Centraal Station, was de lucht hemelsblauw en vrijwel onbewolkt. De Cock zat rechtop, zonder een autogordel om zijn brede borst en keek vergenoegd om zich heen. In een vrolijk vriendelijk zonnetje paradeerden charmante jonge vrouwen in voorjaarsfrisse toiletjes op het brede trottoir van het Damrak, en op de brug naar het Stationsplein speelde een motorisch aangedreven straatorgel met ronde roffels en vrolijke trillers een ouderwetse Jordaandreun. Het leek feest in Amsterdam.

Vledder had er in geen enkel opzicht deel aan. Het plezier, de vreugde van de aanblik van het vrolijke stadsbeeld, ontging hem volkomen. Het drukke verkeer met zijn nonchalante automobilisten en onberekenbare fietsers vergde zijn volledige aandacht. Op de Prins Hendrikkade, bij het statige en toch beeldschone Scheepvaarthuis, wenkte de jonge rechercheur met een grijns op zijn gezicht links naar het parkeerterrein aan de Oosterdokskade. 'Daar lag hij.'

In zijn stem trilde een lichte spot.

De Cock keek even opzij. Daarna schoof hij de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge.

'Precies vijftien uur geleden,' reageerde hij mat. 'In de gutsende regen met zijn ogen open.' Aan de borst van de grijze speurder ontsnapte een zucht. 'En ik vrees, dat er nog heel veel vervuild water door onze vaderlandse Rijn zal vloeien voor we zijn moordenaar hebben gevat.' Vledder reageerde verrast.

'Waarom?' riep hij verwonderd. 'Zolang behoeft het dit keer echt niet te duren. We hebben toch een prachtige aanwijzing.' 'Je bedoelt dat briefje?' Vledder knikte heftig.

'Het is ons nog nooit overkomen dat wij zo snel op het goede spoor zaten. Dat is pure mazzel. Heb jij al met die heer Boschgraed gesproken?'

De Cock knikte.

'Door de telefoon. Zijn laatste les van vandaag eindigt om drie uur.'

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

'Redden we dat?' vroeg hij angstig. 'Het is al bijna half vier.' De Cock antwoordde geruststellend:

'Hij zou in de school op ons blijven wachten… ook al werd het wat later. Ik moest bij de afspraak wel enige speling bedingen. Ik kon niet bekijken hoe laat jij van de sectie terug zou zijn.' Vledder knikte begrijpend.

'Heb je die leraar Nederlands verteld wat de bedoeling is?' 'Zo ongeveer.' Vledder grijnsde.

'En? Worden er op een gymnasium nog fouten in de Nederlandse taal gemaakt?' De Cock knikte.

'Zelfs tot in de hoogste klassen. De heer Boschgraed vond dat uiterst bedroevend en legde de oorzaak bij de huidige basisscholen, waar veel te weinig aandacht aan onze Nederlandse taal zou worden geschonken. Dat, zo was zijn mening, wreekt zich later bij het voortgezet onderwijs.'

'Heb je hem verteld welke fouten er in dat briefje stonden?' De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat leek mij in dit geval niet de juiste tactiek.' Om de mond van de oude rechercheur dartelde een zoete glimlach. 'Ik vond het gepaster om de leraar zelf die fouten te laten ontdekken.' 'Wat dacht hij van een dictee?' De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. 'De heer Boschgraed vond dat idee van een dictee best aardig… heel origineel. Maar volgens hem is dat dictee vermoedelijk niet eens nodig. Hij kent de leerlingen van de hoogste klassen vrij goed en weet bij welke leerlingen bepaalde taal- of spelfouten regelmatig terugkeren.'

Vledder klapte met zijn vlakke rechterhand ritmisch op de rand van het stuur. 'Misschien,' riep hij enthousiast, 'zijn we er vanmiddag al uit… weten we wie dat gore briefje heeft geschreven.' De jonge rechercheur lachte uitbundig. 'Zo vlug hebben wij samen nog nooit een moord opgelost.' De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.

'Dick Vledder… je bent een onverbeterlijke optimist.'

Het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof was een imposant gebouw van vier verdiepingen met herkenbare elementen van de Jugendstil.

De beide rechercheurs stapten de ruime hal binnen en liepen via dubbele deuren met gekleurd glas in lood verder dooi een brede gang. Het gebouw leek verlaten. Hun voetstappen klonken hol, resoneerden tegen de kale wanden.

Vledder stootte De Cock met zijn elleboog aan. 'Weet je waar je moet zijn?'

De oude rechercheur schudde zijn hoofd. 'We kunnen samen keihard 'boe' roepen,' grinnikte hij jongensachtig. 'Wie weet… misschien komt daar iemand op af.' Vledder lachte.

'Ik heb nog nooit gehoord dat de recherche zich met boe-geroep presenteerde.'

De Cock reageerde niet. Aan het einde van de gang ontdekte hij rechts een deur. Hij voelde aan de kruk en toen de deur niet afgesloten bleek te zijn, deed hij haar langzaam open. Tot zijn verbazing keek hij recht in het gezicht van een knappe jonge vrouw. Ze zat aan een klein bureau achter een oude schrijfmachine. De grijze speurder nam zijn hoedje af en maakte een stijve buiging. 'Mevrouw Minnertsga,' sprak hij zacht, verontschuldigend, 'ik verwachtte niet u hier aan te treffen.' Er gleed een moede glimlach over haar gezicht. 'Dit is mijn eigen kamer,' reageerde ze simpel. Ze wees achteloos naar de schrijfmachine voor zich. 'En ik bepeins in welke bewoordingen ik de ganse wereld kond zal doen van het feit, dat mijn man zo plotseling is overleden.'