Выбрать главу

'Zo is Ranske niet,' riep hij wanhopig. 'Ze is een lieve zachte vrouw… tot zo'n wreedheid niet in staat. Ook al zou…' De leraar Nederlands maakte zijn zin niet af; slikte opnieuw. 'U… eh, u had een briefje, zei u… een briefje met fouten in de taal… daar zouden we toch over praten?'

De Cock zweeg en wachtte geduldig tot iets van de wanhoop uit de ogen van de heer Boschgraed was verdwenen. Daarna tastte hij in de binnenzak van zijn colbert en overhandigde de leraar het briefje. Het duurde even. Toen keek de heer Boschgraed op. 'In 'discrimeren',' sprak hij hees, 'moet de eerste 'e' een derde 'i' zijn en in de verbinding meide-gek ontbreekt de 'n'.' De onderlip van de leraar trilde.

'Het… eh, het is van Roeland…., Roeland van Ieperen… hij maakt die fouten.'

6

Ze reden van het Bartholinus Gymnasium weg en kwamen na een reeks bochten terecht op de Linnaeusparkweg. Aan het einde van die weg reed Vledder rechts de Kruislaan op. De jonge rechercheur negeerde bij de drukke Middenweg het verkeerslicht dat op rood sprong en raasde met de nieuwe Golf verder de Kruislaan op langs de Nieuwe Oosterbegraafplaats.

De Cock pakte zijn autogordel en klikte die uit voorzorg vast. Daarna tastte hij met zijn blik de omgeving af. 'Hoe ga je terug naar de Kit?' riep hij boven het motorgeronk uit. 'Sightseeing… via Monnikendam en Tietjerksteradeel?'

Vledder schudde zijn hoofd. Zijn gezicht zag rood, opgewonden en om zijn mond lag een verbeten trek.

'We gaan niet terug naar de Kit,' antwoordde hij kort, nukkig. 'Nog niet.'

De Cock blikte opzij.

'Waar gaan we dan heen?' In zijn stem trilde verwondering. Vledder klemde zijn lippen op elkaar.

'Van hier naar Duivendrecht,' verklaarde hij op een snauwerige toon. 'Naar de Burgemeester Van Damstraat… tweehonderdzesendertig.. over de nieuwe Ringweg zijn we er in een paar minuten.' De Cock gebaarde nonchalant voor zich uit 'En wat is daar te doen?' vroeg hij zalvend. 'In Duivendrecht?' Vledder reageerde geagiteerd.

'Daar woont die Roeland van Ieperen,' riep hij geprikkeld. 'Dat heb je toch gehoord op dat Bartholinus Gymnasium? De jongeman die het bewuste briefje heeft geschreven.' De Cock veinsde onbegrip.

'Wat wil je met die jongeman?' vroeg hij kalm. Vledder snoof. Zijn neusvleugels trilden.

'Hem arresteren… arresteren voor de moord op Bouke Anne Minnertsga. Hij is achttien jaar… strafrechtelijk meerderjarig. We behoeven de zaak niet aan de jeugdpolitie over te dragen.' De Cock draaide zich half naar hem toe.

'Zou je daar nog niet even mee wachten,' sprak hij adviserend. 'Eerst rustig overleggen of zo'n snelle arrestatie wel zin heeft?' Vledder schudde zijn hoofd.

'Waarom wachten?' riep hij schel. 'Dat briefje is door hem geschreven en het was jouw eigen conclusie, dat het briefje van de moordenaar afkomstig moest zijn en dat het eerst na de dood van Minnertsga achter de revers van zijn colbert werd geschoven.' De Cock zuchtte.

'Aan die conclusie wil ik niet tornen,' reageerde hij bedaard. 'Daar houd ik mij aan vast. Maar ik heb er gevoelsmatig enige moeite mee om een jongeman alleen op basis van twee taaifoutjes te arresteren… en dat terzake een beschuldiging van moord.' Vledder ademde diep.

'Het zijn niet alleen die twee taaifoutjes,' sprak hij iets rustiger. 'Roeland van Ieperen had een gloeiende hekel aan die Bouke Anne Minnertsga. Het was tussen die twee al eens tot een handgemeen gekomen… nog geen maand geleden. Alleen omdat ook de reputatie van Bouke Anne Minnertsga niet bepaald vlekkeloos was en de leraar zelf geen aangifte van mishandeling wilde doen, werd de zaak destijds door het schoolbestuur gesust… is de politie er niet in gekend.'

De Cock grijnsde.

'Echt een oplossing in de geest van… waar twee kijven, hebben twee schuld.'

Vledder reageerde ineens fel. Hij stak zijn kin strijdvaardig vooruit. 'Dit is geen onschuldig handgemeen,' riep hij heftig, 'geen simpele zaak van 'waar twee kijven, hebben twee schuld'… op te lossen tijdens een gezapig onderling babbeltje van het schoolbestuur. Dit is moord… een koele kille moord… uit wraak… gekrenkte trots… of hoe je het ook noemen wilt.' De jonge rechercheur snoof verachtelijk. 'Heb je nog in je gedachten hoe afschuwelijk verminkt we Minnertsga hebben gevonden?'

De Cock zweeg. De oude rechercheur voelde weinig lust om de discussie met een ontketende Vledder voort te zetten. De felle toon van zijn jonge collega had hem verward.

Maar Vledder had gelijk, het was een gruwelijke moord en de aanwijzingen getuigden tegen die Roeland van Ieperen, een jongeman die door de leraar Boschgraed als wild, agressief en vaak onhandelbaar werd omschreven… een karakterschets die later door mevrouw Minnertsga nog eens werd bevestigd.

De grijze speurder trok zijn autogordel iets los, liet zich ver onderuitzakken en schoof de rand van zijn oude hoedje tot op de rug van zijn neus. Om hem heen op de snelle Ringweg rond Amsterdam raasde het verkeer. Het geluid verdoofde zijn denken, maar in zijn aderen kroop het stellige gevoel, dat ze op weg waren een misstap te begaan. Om zich te concentreren kneep hij zijn beide ogen even stijf dicht. Het hielp niet. Zijn hersenen gaven hem geen verweer, geen argumenten om het te voorkomen.

Bij de afslag Duivendrecht nam Vledder in de lange bocht naar de Van der Madeweg wat gas terug, sloeg bij de verkeerslichten linksaf en pakte vervolgens rechts de Omgang. Vandaar reed hij via de Populierstraat de verstilde Burgemeester Van Damstraat in. Zijn scherpe ogen volgden de nummering. Voor tweehonderdzesendertig bracht hij de Golf knerpend tot stilstand.

De beide rechercheurs stapten wat verkreukeld uit en liepen van het trottoir over een klinkerpaadje door een fraaie tuin met velden vol gele narcissen naar een bruingelakte voordeur. De Cock hield zijn pas in en liet het initiatief geheel aan Vledder. De jonge rechercheur belde aan. Ne enkele minuten werd de deur geopend door een knappe, rijpere vrouw in een strakke donkerblauwe japon met om de hals een klein wit opstaand kraagje. Lang zwart golvend haar omlijstte haar ovaal gezicht. Ze had gehuild. Het was zichtbaar. Haar donkere ogen waren rood omrand. Vledder kuchte.

'Wij zijn rechercheurs van politie… van het bureau Warmoesstraat in Amsterdam. Wij komen voor Roeland… Roeland van Ieperen.'

De vrouw liet haar hoofd iets zakken. 'Roeland is niet thuis,' sprak ze zacht. 'Hij is weggegaan.'

Vledder fronste zijn wenkbrauwen. 'Weggegaan?' Ze knikte.

'Vrijwel direct nadat hij uit school kwam.' Vledder hield zijn hoofd iets schuin. 'Wie bent u?' 'Zijn… eh, zijn moeder.'

'Waar is Roeland… wanneer komt hij terug…., heeft hij gezegd waar hij heenging?'

De vrouw keek op. Haar donkere ogen vulden zich met tranen. 'Roeland… Roeland is gevlucht.'

Ze reden in een matig gangetje uit de Burgemeester Van Damstraat weg. De Cock zuchtte opgelucht. In zijn hart was de oude rechercheur blij dat de vlucht de arrestatie van de jonge Roeland van leperen had verhinderd. Al begreep hij volkomen, dat bij onveranderde omstandigheden die vlucht slechts enige dagen uitstel betekende. Meer niet. Veel mogelijkheden om zich lang verborgen te houden, dichtte hij de jongeman niet toe.

De grijze speurder keek steels opzij naar Vledder. Uit het gezicht van de jonge rechercheur was het opgewonden rood iets weggetrokken.

'Een teken van schuld,' mompelde hij. De Cock staarde voor zich uit. 'Die vlucht?' Vledder knikte.

'Dat is toch duidelijk. Hij zal zich hebben gerealiseerd wat hij heeft gedaan en vlucht nu voor de consequenties van zijn daad.' De jonge rechercheur zweeg even. Het voegen in het drukke verkeer op de Ringweg eiste even zijn volle aandacht. 'Je hebt gehoord,' ging hij verder, 'wat die jongen vanmiddag tegen zijn moeder heeft gezegd.' De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

'Geef me wat geld… moeder, ik moet weg… voor ze mij arresteren.' 'Nou?'