Выбрать главу

Ze zweeg even. ‘Naar mijn gevoel is hij al zeven jaar geleden gestorven.’

‘Toen u zich van hem liet scheiden.’

Ze boog haar hoofd.

‘De maat was toen vol. Ik kon het echt niet langer verdragen. Albert had geen… geen geweten. Zoiets bemerk je niet van de ene dag op de andere. Het is een proces van herkenning… van bewustwording. Daar heb je jaren voor nodig.’

Er viel een stilte. Mevrouw Van Kolfsschoten scheen in gedachten verzonken. Haar gezicht had vrijwel geen expressie.

De Cock nam haar scherp in zich op. Ze was geen lelijke vrouw, stelde hij vast. Integendeel. De jaren hadden haar figuur nauwelijks aangetast. De huid van haar gezicht was nog strak. Alleen rond de mond begon een krans van ragfijne rimpeltjes zich te manifesteren. In de haarinplant, de kleur en de stand van de ogen ontdekte hij enige gelijkenis met mevrouw La Croix.

Hij kuchte om haar aandacht.

‘Uw… eh, uw dochter Stella koos de zijde van uw man?’

De vraag bracht haar tot de werkelijkheid terug.

‘Stella,’ antwoordde ze zacht, bijna fluisterend, ‘Stella nam het mij kwalijk dat ik mij van Albert liet scheiden.’

‘Waarom?’

Om haar mond gleed een trieste glimlach.

‘Stella heeft zo haar eigen principes. In dat opzicht lijkt ze heel veel op haar vader. Je hebt bijna twintig jaar lang heel comfortabel van de opbrengst van zijn gewetenloze praktijken geleefd, zei ze. Het is laf en oneerlijk om hem nu in de steek te laten.’

‘Ze ging niet met u mee?’

‘Nee, ze bleef bij Albert in Laren.’

‘En trouwde Henri la Croix.’

Opnieuw gleed langs haar mond die trieste glimlach.

‘Ik heb hem een paar maal ontmoet. Stella bracht hem mee om kennis te maken. Ik heb echt mijn best gedaan, maar ik kon geen gevoelens van sympathie voor die jongen opbrengen. Ik heb mij ook tegen het huwelijk verzet. Maar mijn man was erg met hem ingenomen. Hij wilde geen kwaad woord over Henri horen.’

‘Wat waren uw bezwaren?’

Mevrouw Van Kolfsschoten antwoordde niet direct. Met nerveuze bewegingen trok ze aan de zoom van haar donkere trui. ‘Ik wilde mijn dochter een leven besparen, zoals ik dat had geleid.’

De Cock keek haar schuins aan.

‘U bedoelt, dat Henri net zo gewetenloos is als…’ Hij maakte zijn zin niet af.

Ze schudde haar hoofd.

‘Niet gewetenloos of louche… maar gedreven door een onverzettelijke wil om maatschappelijk heel hoog te reiken.’

‘Ten koste van alles?’

Ze knikte traag voor zich uit.

‘Zelfs ten koste van Stella.’ Op dat moment kwam, gestoken in een hemelsblauw joggingpak, een stevig gebouwde jongeman de kamer binnen. Even voorbij de deur bleef hij staan. In zijn ogen glansde verwondering. Mevrouw Van Kolfsschoten kwam uit haar stoel overeind en gebaarde in zijn richting.

‘Dat is Marius… mijn zoon.’

Ze liep naar hem toe.

‘Dat zijn twee heren van de recherche.’

De adamsappel van de jongeman schoof op en neer.

‘Recherche?’

Mevrouw Van Kolfsschoten knikte.

‘De heren zijn bezig met een onderzoek. Ze hebben je vader vermoord.’

Een moment scheen de jongeman verbijsterd. Maar de uitdrukking op zijn gelaat veranderde snel. Zijn lippen klemden zich opeen tot een dunne lijn. Zijn neusvleugels trilden.

‘Vermoord?’ Hij grinnikte. Zijn mond trok scheef in een bijna duivelse grijns. ‘Nu pas?’

Mevrouw Van Kolfsschoten keek haar zoon geschrokken aan.

‘Marius!’

De jongeman kwam een stap naderbij.

‘God weet, dat ze dat al zeven jaar geleden hadden moeten doen.’

6

‘Hoe was de sectie?’

Vledder trok wat nonchalant zijn schouders op.

‘Niets bijzonders,’ sprak hij achteloos. ‘Voor de patholoog-anatoom een routineklus. Dokter Rusteloos was in vijf kwartier klaar. Met een sonde kon hij de kogelbaan van in- tot uitschot gemakkelijk aftasten. Vanderbruggen moet op slag dood zijn geweest. De kogel doorboorde de ruggengraat en vernielde het verlengde merg.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Wanneer is de begrafenis?’

‘Morgenochtend om elf uur.’

‘Waar?’

‘Zorgvlied aan de Amstel.’

‘Ga jij erheen?’

‘Moet dat?’

De Cock trok zijn gezicht in een brede grijns. Hij wist dat Vledder er een hekel aan had begrafenissen bij te wonen. ‘Het lijkt mij belangrijk… dit keer. En neem Bram van Wielingen mee. Ik wil een plaatje van iedereen die belangstelling toont voor de teraardebestelling van Vanderbruggen.’

‘Waarom?’

De Cock sloeg plotseling met zijn vuist op het blad van zijn bureau. Het was een explosie van ingehouden woede.

‘Omdat ik er nog geen snars van begrijp. We zijn toch al een paar dagen in touw… en wat is het resultaat?’

Hij schudde verdrietig zijn hoofd.

‘Nihil. Ik ontmoette commissaris Buitendam vanmorgen op de gang. Hij vroeg of wij al aanwijzingen hadden… meester Schaaps was zo geïnteresseerd.’

Vledder keek naar hem op.

‘Wat heb je gezegd?’

De Cock schonk hem een wrange glimlach.

‘Ik vroeg hem waarom Schaaps zijn vriend Vanderbruggen de dood injoeg.’

De mond van de jonge rechercheur zakte open van verbazing.

‘Wat… wat vroeg je?’ stotterde hij.

De Cock schoof zijn bureaustoel wat achteruit.

‘Volgens mij wist Schaaps dat Vanderbruggen die zondag, na het ziekenbezoek aan zijn dochter, naar de flat in de Molenwijk ging.’

‘Hoe?’

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘Heel simpel. Vanderbruggen heeft hem dat verteld. Ga maar eens na. De heer Vanderbruggen krijgt dreigbrieven dat zijn kleinkind tijdens de doop zal worden gekidnapt. Wat doet hij? Hij neemt contact op met meester Schaaps, die via commissaris Buitendam ons laat opdraven. Wel, in verband met diezelfde dreigbrieven wordt Vanderbruggen uitgenodigd om naar de flat van Carla van Heeteren te komen. Het ligt voor de hand dat Vanderbruggen van tevoren contact opneemt met zijn vriend, de officier van justitie.’

Vledder knikte bedachtzaam.

‘Denk je dat hij de hand heeft in die moord?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat gaat mij nog te ver. Mogelijk — en dat lijkt mij het meest aannemelijk — heeft hij Vanderbruggen geadviseerd om op de uitnodiging in te gaan.’

‘Waarom heeft hij ons dat niet gezegd?’

De Cock stak gebiedend zijn wijsvinger op.

‘Nu Vanderbruggen in die flat de dood vond…’

‘…schaamt hij zich voor zijn advies.’

De Cock glimlachte.

‘Juist. Vandaar mijn nogal boude opmerking vanmorgen. Buitendam speelt het wel door. Ik wil Schaaps gewoon dwingen om opening van zaken te geven. Volgens mij weet hij van deze affaire meer dan hij ons heeft willen openbaren.’

Vledder bewoog vertwijfeld zijn hoofd.

‘Maar dat is toch te gek. Volgens het Wetboek van Strafvordering heeft de officier van justitie de leiding van het opsporingsonderzoek. Dat hebben ze mij op school zo geleerd. Hij mag ons rechercheurs toch niet verhinderen de dader te vinden?’

‘Misschien… misschien wil hij wel niet dat de dader wordt gevonden.’ Hij stond van zijn bureaustoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder liep hem na.

‘Waar ga je heen?’

Rond de brede mond van De Cock dartelde een glimlach. ‘Mens sana non potest vivere in corpore sicco.’

‘Wat?’

‘Een gezonde ziel kan niet leven in een droog lichaam.’

Het gezicht van Vledder verhelderde.

‘Ik weet het,’ riep hij stralend, ‘we gaan naar Smalle Lowietje voor een cognackie.’