Выбрать главу

Fred Prins grijnsde. ‘Ik begin er iets van te snappen. Toen Van Hardenberg al het geld binnen had, zocht hij naar een mogelijkheid om dat geld te behouden zonder de pensioenen te behoeven uit te keren.’

De Cock knikte. ‘Dat was het motief.’

Vledder gniffelde. ‘Aan dode vrouwen,’ sprak hij plechtig, ‘worden geen pensioenen meer uitgekeerd. Meester Van Hardenberg durfde aan het uitmoorden van de vrouwen niet te beginnen zolang Pedro de Jaager nog in leven was.’

Appie Keizer schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Daarom moest hij als eerste het veld ruimen.’

De Cock pakte zijn glas en nam nog een slok van zijn cognac.

De uiteenzetting had hem wat vermoeid. Zijn blik gleed over de gezichten van de jonge rechercheurs. Waarschuwend stak hij zijn wijsvinger omhoog.

‘Sluit nooit een deal met de duivel.’

Fred Prins knikte. ‘Advocaat-duivelsmaat. Pedro de Jaager en de weduwen deden dat wel. Ze sloten een deal met de duivel.’

De Cock zuchtte.

‘Het werd hun dood.’

De oude rechercheur schonk nog eens in. Hij voelde zich vermoeid en voldaan. Hij nam zijn glas op, liet het schommelen, drukte het onder zijn neus en snoof. De prikkelende geur van de cognac verkwikte hem.

Vledder boog zich weer naar voren.

‘Hoe wist jij dat meester Van Hardenberg op de Noordermarkt aan de deur van Henriëtte Bakker zou verschijnen?’

De Cock glimlachte.

‘Na onze afschuwelijke ontdekking in Maarssen, begreep ik dat er nog maar één vrouw in leven was… Henriëtte Bakker.

Ik maakte haar midden in de nacht wakker. Henriëtte Bakker vond het wel een gek uur voor een bezoek, maar ze liet mij toch binnen. Van haar vernam ik alles over die nabestaandenpensioenen. Ik wist op dat moment dus wie de moorden had gepleegd en kende het motief. De vraag die bleef was… hoe bewijs ik het.’

‘En?’

De Cock glimlachte opnieuw.

‘Ik dicteerde haar een brief, waarin Henriëtte Bakker openbaart dat ze alles weet van de nabestaandenpensioenen en de moorden op Anna-Marie de Graaf, Aleida de Waal en Josefi nede Jaager. In die brief aan meester Van Hardenberg doet ze hem een voorsteclass="underline" de helft van het geld dat de advocaat zich heeft toegeëigend, of ze gaat met haar verhaal naar rechercheur De Cock van de Warmoesstraat.

Aan het einde van de brief toont ze zich bereid om met Van Hardenberg over haar voorstel te onderhandelen… en ze nodigt hem uit voor een bezoek aan haar woning op de Noordermarkt… ’s avonds om negen uur. Zij deed de brief in de brievenbus van de advocaat.’

Vledder lachte vrijuit.

‘Weet je, De Cock, soms… soms heb jij ook iets van een duivel.

Van Hardenberg had na de ontvangst van die brief in feite geen keus. Henriëtte Bakker was voor hem te gevaarlijk geworden.’

Mevrouw De Cock ging opnieuw met lekkernijen rond en het gesprek werd algemener. De moorden op de drugsbaron Pedro de Jaager en zijn vrouw en op de Tantetjes raakten wat op de achtergrond.

Nadat de gasten op een nog redelijk uur waren vertrokken, trok mevrouw De Cock een poef bij en ging recht tegenover haar man zitten.

‘Heeft Maarten Luther werkelijk gezegd: ein Jurist ist ein böser Christ?’

De Cock glimlachte. ‘Volgens de overlevering. Ik was er niet bij toen hij dat zei. Hij leefde van 1483 tot 1546.’

Mevrouw De Cock schudde haar hoofd. ‘Elke advocaat is toch geen duivelsmaat?’

‘Gelukkig niet. Dan zou het slecht met onze rechtspleging zijn gesteld.’

Mevrouw De Cock schoof haar poef nog iets dichterbij.

‘Vind jij niet dat die meester Van Hardenberg in feite al door God is gestraft…’

‘Je bedoelt die dwarslaesie?’

Mevrouw De Cock knikte. ‘De rest van je leven in een rolstoel.’

De Cock keek haar aan. ‘Weegt dat op tegen vier moorden?’

Mevrouw De Cock negeerde de vraag.

‘Waarom plakte hij een cannabisblad op het voorhoofd van zijn slachtoffers?’

‘Als symbool… als symbool van de drugs, waarvan hij zelf het slachtoffer was geworden. Voor hij advocaat van de Tentakels werd, was Van Hardenberg een nette, betrouwbare strafpleiter.’

16

Een trage, slome regen zakte mistroostig uit een laag, grauw wolkendek. Het zat zo diep, zo vast, dat het leek alsof het nooit meer zou veranderen, alsof het in Amsterdam verder eeuwig zou regenen.

De Cock trok de kraag van zijn jas omhoog en drukte zijn oude hoedje verder naar voren. In zijn zo typische slenterpas schuifelde hij over het grind van de oude begraafplaats Zorgvlied.

Het water droop van zijn gezicht.

Anna-Marie de Graaf werd begraven en De Cock had het gevoel dat hij er bij moest zijn, uit piëteit. De vraag of men haar dood moest betreuren, kwam niet in hem op. Als in haar leven het kwaad had overheerst, dan was zij inmiddels wel geoordeeld, door Hem, die alle feiten kende. Die kende hij niet. Hij had heel even met haar gesproken en later haar ontzielde lichaam gezien met een gedroogd cannabisblad op het voorhoofd.

De begraafplaats zag er triest en verlaten uit. De bloemen kleurden niet en zelfs de vogels hielden zich schuil. De Cock slenterde gebogen verder. Hij herinnerde zich dat hij eens onder exact dezelfde omstandigheden over het grind van Zorg vlied had gelopen. Maar dat was alweer jaren geleden.

Hij keek op en zag in de verte een jong stel. Ze stonden eenzaam onder een afdakje van de aula. Toen hij naderbij kwam, gleed een glimlach van herkenning over zijn gezicht.

‘Arno de Graaf,’ riep hij, ‘en onze lieftallige Stephanie van Bruggen.’

De oude rechercheur blikte om zich heen. ‘Verder is er niemand?’

Arno de Graaf schudde zijn hoofd.

‘Ik ben bij oom Alfred geweest en heb hem persoonlijk voor de begrafenis uitgenodigd. Ik had graag gewild dat hij zich met moeder in de dood wilde verzoenen.’

De jongeman schonk hem een trieste glimlach.

‘Hij weigerde te komen. Ik denk dat zijn verdriet over het verlies van zijn zoon Henry toch dieper zit dan hij toont.’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Misschien slijt zijn haat en verdriet met de jaren.’

Arno de Graaf keek hem bewonderend aan.

‘U hebt de zaak mooi geklaard. Ik had nooit verwacht dat die advocaat erachter zat.’

Stephanie van Bruggen drukte zich dichter tegen haar vriend aan.

‘Arno heeft mij beloofd dat hij zich nooit meer met misdaad zal bezighouden.’

De Cock lachte.

‘Een heilzaam streven.’

‘Aanstaande zaterdag openen wij ons onze eigen bloemenzaak.

Wij hebben op een goede locatie een leuk pandje kunnen betrekken. Ik heb de nodige papieren en ik leer Arno alles over bloemsierkunst. Wist u, Arno is zeer artistiek.’

De Cock grijnsde.

‘Mag ik jullie de eerste opdracht gegeven?’

‘Graag.’

‘Stuur een mooi boeketje naar de vrouw van Jaap Domburg in Bodegraven. Met dank aan haar man.’

‘Afzender?’

‘De Cock.’

Stephanie van Bruggen keek naar hem op. Haar ogen twinkelden.

‘Met ceeooceekaa.’