Выбрать главу

De Cock schatte de vrouw op achter in de veertig. Haar haren waren hoogblond geverfd en haar make-up was iets te zwaar aangezet. Op haar korte laarsjes met hoge blokhakken stapte ze naderbij en bleef bij het bureau van de grijze speurder staan.

‘Ik wil met u spreken,’ sprak ze hees. ‘U bent toch rechercheur De Cock?’

‘Met… eh, met ceeooceekaa,’ reageerde hij bijna automatisch.

Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten.

Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

Ze nam plaats en trok haar korte rokje iets dichter naar haar knieën.

‘Ik ben de moeder van Arno de Graaf.’

De Cock keek haar verrast aan.

‘Ik heb de laatste dagen zo mijn best gedaan om u te ontmoeten, maar u was voortdurend op pad.’

Mevrouw De Graaf negeerde de opmerking.

‘Ik heb gehoord dat Pedro de Jaager vanmorgen is gesneuveld.’

De Cock keek haar verbaasd aan.

‘Noemt u dat zo? Gesneuveld.’

Mevrouw De Graaf knikte. ‘Het moest eens gebeuren,’ reageerde ze kalm. ‘Naar mijn gevoel heeft het veel te lang geduurd voordat iemand hem te grazen nam.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

‘U bent vrij snel op de hoogte van zijn dood.’

Mevrouw De Graaf glimlachte. ‘Ik heb zo mijn kanalen.’

‘Hebt u enig idee wie voor de moord op Pedro de Jaager verantwoordelijk is?’

Mevrouw De Graaf trok haar schouders op.

‘Pedro de Jaager was een fi elt, een schurk. Die man had zoveel vijanden, dat het mij verbaast dat hij nog zo lang in leven is gebleven.’

Ze lachte gnuivend. ‘Ik zou maar niet naar zijn moordenaar zoeken. Dat is onbegonnen werk.’

‘Er wordt gefl uisterd dat de Hosselaarsbende er iets me te maken heeft.’

Mevrouw De Graaf keek De Cock meelijwekkend aan.

‘De Hosselaars bestaan niet meer.’

‘Uitgemoord?’

‘Gesneuveld.’

‘En de Tentakels?’

Mevrouw De Graaf trok haar mond strak.

‘Pedro was de laatste der mohikanen.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar haar uit.

‘Behoorde uw zoon tot de bende van de Hosselaars?’

‘Arno heeft nooit tot een bende behoord.’

De Cock toonde verbazing.

‘Waarom werd uw zoon dan door Pedro de Jaager geliquideerd?’

Mevrouw De Graaf liet haar hoofd iets zakken.

‘Arno werd niet geliquideerd.’

‘Wat dan?’

‘Arno leeft.’

De Cock slikte.

‘Ik… eh, ik heb Pedro de Jaager hier drie dagen vastgehouden op verdenking van moord op uw zoon Arno de Graaf, bijgenaamd het Muurbloempje.’

‘Dat is ook goed,’ sprak ze gelaten. ‘Dat gaf mij de kans om Arno goed te verstoppen.’

Ze verschoof iets op haar stoel.

‘Toen ik erachter kwam dat Pedro de Jaager het op mijn zoon had voorzien, heb ik het gerucht verspreid dat Arno door Pedro de Jaager was geliquideerd. Ik hoopte dat de politie het gerucht zou oppakken.’

De Cock ademde diep.

‘En dat lukte.’

Mevrouw De Graaf schonk hem een milde glimlach.

‘Ik wist dat men bij Narcotica al jaren zocht naar een mogelijkheid om iets tegen Pedro de Jaager te ondernemen. Er was niet veel voor nodig om hen tot actie te bewegen.’

Ze maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Het is alleen jammer dat ze u voor hun karretje hebben gespannen.’

De Cock maakte een grimas.

‘Nu begrijp ik waarom wij nooit het lijk van de geliquideerde Arno de Graaf hebben kunnen vinden.’

Mevrouw De Graaf lachte spottend.

Èr was geen liquidatie en er was geen lijk.’

‘Als uw zoon Arno de Graaf,’ sprak De Cock nadenkend, ‘bijgenaamd het Muurbloempje, niet tot een concurrerende bende behoorde, waarom zocht Pedro de Jaager dan zijn dood?’

‘Mijn zoon Arno is niet zo’n doetje. Geen… eh, geen muurbloempje.’

‘Hoe komt hij aan die bijnaam?’

Mevrouw De Graaf trok aan haar opgeschoven rokje.

‘Arno nam nooit deel aan besprekingen. Hij hield zich altijd afzijdig. Dat gewauwel irriteerde hem. Wanneer anderen heftig discussieerden, leunde hij tegen een muur en luisterde. Vandaar… Muurbloempje.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag: waarom zocht Pedro de Jaager de dood van uw zoon?’

‘Hij had hem een kunstje gefl ikt.’

‘Wat voor een kunstje?’

‘Daar laat ik mij niet over uit.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Een ripdeal?’

Om de ceriserode lippen van mevrouw De Graaf dartelde een glimlach.

‘U mag het ook wel weten. Pedro de Jaager is toch dood.’

‘En kan geen aangifte meer doen.’

‘Precies.’

‘Dus een ripdeal?’

Mevrouw De Graaf knikte traag.

‘Mijn zoon Arno leverde hem een grote partij hasj. Een vrachtwagen vol. Toen Pedro de Jaager de partij wilde doorverkopen, bleek de hasjiesj gedroogde koeienmest te zijn.’

De Cock wreef over zijn brede kin.

‘Genoeg voor de doodstraf.’

Mevrouw De Graaf staarde voor zich uit.

‘Ik heb Arno gewaarschuwd om het niet te doen. Ik wist toch wat de consequenties waren.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘U was van die deal op de hoogte?’

Mevrouw De Graaf knikte.

‘Arno besprak alles met mij. En nog. Hij zal nooit iets ondernemen zonder het eerst met mij te bespreken.’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

‘Pedro de Jaager was geen domme man. Integendeel. Hij handelde al jaren in drugs… zonder ooit te zijn gesnapt. Hoe kon hij van uw zoon zo’n grote partij hasj kopen? Kende hij uw zoon?

Had hij wel eens meer partijen van hem gekocht?’

Mevrouw De Graaf zuchtte diep.

‘Arno is een zoon van zijn vader.’

De Cock grijnsde.

‘Dat snap ik.’

Mevrouw De Graaf negeerde de opmerking.

‘En zijn vader was jarenlang compagnon van Pedro de Jaager… tot die schurk hem na een klein meningsverschil liet liquideren.’

3

Toen mevrouw De Graaf, nadat ze haar huidige adres had opgegeven, klikkend op haar hoge hakken de grote recherchekamer had verlaten, viel er een diepe stilte. Het was alsof de rechercheurs tijd nodig hadden om de woorden van de vrouw te verwerken. Eerst na vele minuten verbrak Vledder het zwijgen.

‘Een gedenkwaardige morgen,’ memoreerde hij peinzend. ‘We laten een man vrij die wij drie dagen lang op vage aanwijzingen van een liquidatiemoord verdachten en nog geen uur later vindt die man op een gewelddadige wijze de dood bij Maarssen.’

De Cock krabde zich achter in zijn nek.

‘Waarna een wat opgetuigde moeder,’ vervolgde hij, ‘ons doodleuk komt vertellen dat er geen sprake was van een liquidatiemoord. Haar zoon, het vermeende slachtoffer, is niet dood, maar leeft.’

Vledder grinnikte. ‘Meester Van Hardenberg had dit keer gelijk. Zijn cliënt was onschuldig.’

De Cock knikte.

‘We hebben die man wel volkomen ten onrechte drie dagen lang van zijn vrijheid beroofd.’

Vledder keek hem onderzoekend aan.

‘Voel je je schuldig?’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Min of meer. We hadden nooit aan deze duistere zaak moeten beginnen. We hadden tegen de luitjes van Narcotica moeten zeggen dat ze die liquidatiemoord maar zelf moesten afwikkelen.’

‘Had dat gekund?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Buitendam zat er tussen en meester Medhuizen, onze officier van justitie, vond het juister dat wij die zaak behandelden. Een liquidatiemoord was volgens hem geen zaak voor Narcotica.’

Onder de afkeurende blikken van De Cock zette Vledder zijn computer aan.