Выбрать главу

‘We zullen het ludieke verhaal van moeder De Graaf maar aan het dossier van Pedro de Jaager toevoegen.’

De Cock knikte.

‘Ik wil toch ook nog een verhoor van Arno de Graaf zelf. Volgens mij zit hij nog dieper in de drugshandel dan zijn moeder ons wil doen geloven.’

Vledder grinnikte.

‘Koeienmest voor hasj.’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Ik hoor dat niet voor de eerste keer. Er worden in de drugshandel nogal wat ripdeals gepleegd… poedersuiker voor coke, schuurpoeder voor horse en dat soort grappen. Er wordt in dat wereldje wat afgeknoeid.’

‘Vandaar die vele liquidatiemoorden.’

‘Precies.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen

‘Ik vond,’ sprak hij nadenkend, ‘dat mevrouw De Graaf nogal luchtig over de liquidatie van haar eigen man sprak. Ze kende ook geen enkele twijfel wie voor zijn dood verantwoordelijk was.’ ‘Pedro de Jaager.’

‘Het zou mij niets verbazen als zij en haar zoon Arno betrokken zijn bij de liquidatie van Pedro de Jaager.’

De Cock keek hem glunderend aan.

‘Dat is geen domme gedachte,’ sprak hij bewonderend. ‘De motieven zijn duidelijk. Moeder en zoon hadden een gezamenlijk belang bij zijn dood. De vraag is: hoe bewijs je het?’

Vledder reageerde verrast.

‘Wil je dat?’

‘Wat?’

Vledder zwaaide geëmotioneerd.

‘Bewijzen dat zij bij de moord op Pedro de Jaager zijn betrokken? Ik heb er echt geen trek in. Het hoort ook niet bij ons. Het is een zaak voor de regio Gooi-en Vechtstreek. Bovendien… denk eens aan wat mevrouw De Graaf zei: ik zou maar niet naar zijn moordenaar zoeken. Dat is onbegonnen werk.’

De oude rechercheur reageerde niet. Hij strekte zijn arm naar zijn jonge collega uit.

‘Bel straks meester Van Hardenberg en maak hem deelgenoot van hetgeen mevrouw De Graaf ons heeft verteld. En vooral… biedt hem onze verontschuldigingen aan.’

Vledder lachte.

‘Dat kan een leuk telefoongesprek worden.’

De Cock staarde even voor zich uit, stond toen van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

De Cock draaide zich half om.

‘We doen het niet door de telefoon. Die excuses brengen wij persoonlijk.’

Het was gezellig druk in de oude binnenstad. Het fraaie weer lokte de mensen naar buiten. Het leek alsof in de prille lente de drukte van het toeristenseizoen al was begonnen. Op het brede trottoir van het Damrak klonk een kakofonie van vreemde keelklanken.

Via de Dam, de Mozes en Aäronstraat, achter het Koninklijk Paleis om, wandelden de rechercheurs naar de Raadhuisstraat.

Versgeschilderde rondvaartboten ploegden zich bruisend door het troebele water van de Singel en de Herengracht. Hoog boven de huisjes van de Jordaan pronkte de slanke toren van de Westerkerk in een onberispelijk blauw.

Bij de Westermarkt sjokten de rechercheurs linksaf de Keizersgracht op.

Het kantoor van meester Van Hardenberg bleek gevestigd in een fraai oud grachtenpand met hoge smalle ramen en een imponerende halsgevel. Ze beklommen de stenen trappen en bleven op het bordes staan.

De Cock monsterde de zware, groengelakte toegangsdeur en drukte op een koperen bouton. Het duurde enige minuten, toen werd de deur geopend door een knappe jonge vrouw met goudblond golvend haar, dat tot haar schouders reikte. Ze was gekleed in een donkerblauwe strakke japon, afgezet met een wit kanten kraagje. Ze trok vragend haar geëpileerde wenkbrauwen op.

De oude rechercheur nam beleefd zijn hoedje af.

‘Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’ Hij duimde opzij. ‘Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn als rechercheurs verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat en dienen ons aan om meester Van Hardenberg onze excuses aan te bieden.’

Ze deed de zware groene deur verder open en ging de rechercheurs voor naar een wachtkamer met een hoge zoldering, roodpluchen armstoelen en een ruime tafel met een reeks chique week-en maandbladen.

‘Ik zal vragen of de heer Van Hardenberg u kan ontvangen,’ sprak ze minzaam. Daarna draaide zich om en verliet het vertrek.

De Cock keek om zich heen naar de schilderijen en aquarellen aan de wanden. Daarna gleed hij met zijn rechterhand tastend onder het tafelblad.

Vledder keek hem verwonderd aan.

`Wat ben je aan het doen?’

De Cock grijnsde.

‘Ik word niet graag afgeluisterd.’

‘Verwacht je dat?’

De Cock antwoordde niet.

De deur van de wachtkamer ging open en de jonge blonde vrouw wenkte.

‘Komt u maar mee. De heer Van Hardenberg verwacht u.’

Via een lange, met roze marmer beklede gang leidde ze de rechercheurs naar een ruim vertrek. Achter een immens groot bureau troonde meester Van Hardenberg. Hij kwam glimlachend overeind en gebaarde naar een zitje van stalen meubelen.

‘Ik kom zo bij u.’

Hij klapte een paar mappen dicht, kwam achter zijn bureau vandaan en nam tegenover hen plaats.

‘Rechercheurs,’ sprak hij jubelend, ‘die hun excuses komen aanbieden… een fenomeen. Dat is mij nog nooit eerder overkomen.’

De Cock legde zijn hoedje naast zich op het parket.

‘Pedro de Jaager was inderdaad onschuldig aan de liquidatiemoord op Arno de Graaf.’

Meester Van Hardenberg grijnsde.

‘En hoe zijn de heren tot deze… eh, enig juiste conclusie gekomen?’

‘Wij hebben bezoek gehad van de moeder van Arno de Graaf.

Zij heeft de geruchten verspreid dat Pedro de Jaager haar zoon Arno had geliquideerd. Het was een leugen. Arno de Graaf is niet dood… hij leeft.’

Meester Van Hardenberg keek de grijze speurder met grote ogen aan.

‘Dat is een verrassing.’

De Cock knikte.

‘Ook voor ons. Moeder De Graaf zegt vernomen te hebben dat Pedro de Jaager het plan had opgevat om haar zoon Arno te liquideren. Uit een soort protectie verspreidde zij het gerucht dat de liquidatie al had plaatsgevonden.’

‘Wat een loeder.’

‘U kent haar?’

Meester Van Hardenberg knikte vaag.

‘Ze… eh, ze is wel eens bij mij geweest.’

‘Hier op kantoor?’

‘Ja.’

‘In verband waarmee?’

Meester Van Hardenberg aarzelde.

‘Dat… eh, dat is vertrouwelijk.’

De Cock boog zich iets naar voren.

‘Was dat ook in verband met Pedro de Jaager, die zij van de liquidatie van haar man verdacht?’

De advocaat zuchtte.

‘Pedro de Jaager is dood. Wat heeft het nog voor zin om die affaire op te rakelen?’

‘Het is destijds dus wel ter sprake gekomen?’

De advocaat raakte zichtbaar geagiteerd.

‘Vage geruchten… beschuldigingen zonder enige grond. Er was sprake van enige onenigheid tussen Pedro de Jaager en haar man. Meer niet. Ik heb haar aangeraden om met haar beschuldigingen naar de politie te gaan. Dat heeft ze nooit gedaan.’

‘Waarom niet?’

‘Ze zal tot het besef zijn gekomen dat ze haar beschuldigingen niet met bewijzen kon onderbouwen.’

‘Kent u Arno de Graaf?’

‘Ja.’

‘Ook Pedro de Jaager kende Arno?’

Meester Van Hardenberg knikte.

‘Ik heb Pedro de Jaager aangeraden om dat feit te ontkennen.

Gezien de beschuldiging achtte ik het in zijn nadeel.’

De Cock laste even een pauze in. Daarna vroeg hij: ‘U noemde mevrouw De Graaf een loeder… welke kwalifi catie geeft u Arno?’

‘Als Arno daar voordeel in ziet… vermoordt hij zijn eigen moeder.’

Ze liepen vanaf de Keizersgracht terug naar de kit. Het was wat killer. Zo nu en dan schoof er een wolk voor de zon. De Cock keek omhoog.

‘Krijgen we ander weer?’

Vledder knikte. ‘Er wordt regen verwacht.’