Выбрать главу

Toen ze geen antwoord kreeg is ze de woning binnengegaan.’

‘En vond een dode vrouw.’

De jonge diender knikte.

‘Mijn collega staat boven bij het lijk te wachten tot u komt. Ik heb ook even naar haar gekeken. Volgens mij is ze vermoord.’

Hij duimde over zijn schouder naar de surveillancewagen.

‘Zal ik via de mobilofoon om de meute vragen?’

De Cock glimlachte.

‘Doe maar. Ik vertrouw op je waarneming.’

De jonge diender liep naar de wagen. De Cock riep hem terug.

‘Heb je de naam van de vrouw van de tweede etage?’

De jonge diender knikte.

‘Staat in mijn boekje.’

‘Heeft zij de politie gebeld?’

‘Ja, boven in haar eigen woning.’

‘Prachtig. Zet dat gegeven en haar volledige naam ook in je mutatierapport.’

‘Zal ik doen.’

‘En heb je ook de naam van de vermoorde vrouw?’

De jonge diender schudde zijn hoofd.

‘De buurvrouw van tweehoog wist niet hoe ze heette. Volgens haar woonde de vrouw er nog maar kort. Ze had nog nooit kennis met haar gemaakt. Er staat buiten geen naam bij de bellen en er staat geen naam op haar woningdeur. Ik heb binnen niet in laden of kasten willen snuffelen. Dat laat ik liever aan jullie over.’

De Cock knikte hem vriendelijk toe.

‘Heel goed.’

De grijze speurder slenterde naar de deur en beklom de brede trap naar de eerste etage.

Vledder volgde.

Boven op het portaal bleef de oude rechercheur staan en snoof.

In het oude pakhuis hing nog de zoete geur van specerijen.

In de open toegangsdeur stond een diender. Hij tikte ter begroeting aan zijn pet.

‘Ik ben maar hier op het portaal gaan staan. Binnen hield ik het niet uit. Ik sta niet graag lange tijd zo dicht bij een dood mens.’

De Cock monsterde zijn bleek gezicht.

‘Ik ook niet… maar het went.’

De oude rechercheur liep aan de diender voorbij. Via een ruime hal bereikte hij een lang, rechthoekig vertrek met zware balken aan de zoldering. Om een imposante schouw stonden in een halve cirkel vijf zware lederen fauteuils. Voor de schouw, binnen de halve kring, lag het lichaam van een vrouw. Ze was gekleed in een zwartzijden kimono met grillige borduursels aan de mouwen. Haar armen lagen langs haar lichaam. De handen waren iets geklauwd.

De Cock nam het beeld even in ogenschouw. Hij had voor dergelijke situaties een bijna fotografi sch geheugen ontwikkeld… een vermogen om elk detail in zijn herinnering vast te leggen.

Toen hij tot de overtuiging was gekomen dat niets hem was ontgaan, stapte hij op de vrouw toe en knielde bij haar neer.

Haar grote ogen, in de dood verstard, staarden naar de zoldering.

Strak om haar hals gewikkeld zat een lichtgroene zijden sjaal.

Snoerende strangulatiegroeven waren aan de randen zichtbaar.

Midden op haar voorhoofd kleefde een gedroogd blad.

Vledder boog zich over De Cock. De hete adem van de jonge rechercheur kriebelde in zijn nek.

‘Mevrouw De Graaf,’ lispelde hij.

De Cock knikte.

‘Gewurgd met een sjaal.’

Vledder wees.

‘Wat heeft ze op haar voorhoofd?’

De Cock zuchtte diep.

‘Een gedroogd cannabisblad.’

Bram van Wielingen, de politiefotograaf, stapte dreunend het vertrek binnen. Hij zwaaide ter begroeting naar De Cock en zette zijn aluminiumkoffertje in een van de leren fauteuils.

‘Je hebt mazzel,’ jubelde hij. ‘Ik was met de wagen op het Haarlemmerplein toen het bericht over deze moord binnenkwam.

Pal bij. Je had anders minstens een uur op mij moeten wachten.

Het verkeer zit muurvast.’

‘En de dactyloscoop?’

Bram van Wielingen spreidde zijn handen.

‘Ik weet niet waar Ben Kreuger uithangt. Hij was naar een bankoverval op de Pieter Calandlaan. Maar dat is alweer een tijdje geleden.’

De fotograaf blikte om zich heen.

‘Ze maken mooie appartementen van die oude pakhuizen. Best gezellig.’

De Cock gebaarde naar de dode vrouw op de vloer.

‘Voor haar is het niet meer zo gezellig.’

Bram van Wielingen grinnikte.

‘Misschien is ze wel in de hemel.’

De Cock krabde zich achter in zijn nek.

`Dan moet Onze-Lieve-Heer wel heel veel van haar houden.’

Van Wielingen reageerde niet. Hij klapte zijn koffertje open, nam daaruit een fraaie Hasselblad en monteerde een fl itslicht.

‘Heb je nog bijzondere wensen?’

De Cock tuitte zijn lippen

‘Een interieuroverzicht: de schouw, de stand van de fauteuils… zonder jouw aluminiumkoffertje…. dan morgen overdag een plaatje van het hele pakhuis.’ Hij gebaarde naar de vloer. ‘En zo van haar een duidelijke serie.’

‘Weet je al wie zij is?’

De Cock knikte.

‘Anna-Marie de Graaf, weduwe, moeder van een zoon Arno, die niet vies is van een ripdeal.’

Van Wielingen grinnikte.

‘Kort samengevat.’

De fotograaf liep op de dode vrouw toe. Plotseling bleef hij staan en staarde naar De Cock.

‘Wat heeft ze op haar voorhoofd?’

‘Een gedroogd cannabisblad.’

‘Wat?’

De Cock trok een grijns.

‘Spreek ik Russisch?’ riep hij geprikkeld. ‘Een gedroogd cannabisblad.’

‘Wat… eh, wat betekent dat?’

De Cock gebaarde voor zich uit. ‘Als ik haar moordenaar tegenkom, zal ik het hem vragen.’

Bram van Wielingen was even verbluft. ‘Moet je doen,’ reageerde hij verbolgen en fl itste in het dode gelaat.

De oude rechercheur draaide zich om.

In de deuropening stond dokter Den Koninghe. Achter hem torenden twee reusachtige broeders van de Geneeskundige Dienst, een brancard tussen hen in.

De Cock liep op de dokter toe. De grijze speurder koesterde sinds lang een bijzondere genegenheid voor de excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

De oude rechercheur begroette hem allerhartelijkst en begeleidde hem naar de plek waar de dode lag.

‘U bent snel ter plekke. Geen last gehad van het verkeer?’

Dokter Den Koninghe schudde zijn hoofd.

‘Ondanks onze verharde maatschappij met louter egoïsten… de sirene van een ambulancewagen doet nog steeds wonderen.’

‘Gelukkig.’

De oude lijkschouwer trok aan de vouw de pijpen van zijn pantalon iets omhoog en hurkte bij de dode neer. Hij bekeek de strangulatiestriemen in haar hals, voelde met de rug van zijn hand aan haar kin en wangen en drukte daarna in een devoot gebaar met duim en wijsvinger haar oogleden toe.

Moeizaam kwam hij uit zijn gehurkte houding omhoog. Zijn oude knieën kraakten. Met precieze bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn witzijden pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen. De Cock kende de bewegingen en wachtte gelaten.

‘Ze is dood,’ sprak de lijkschouwer laconiek.

‘Dat begreep ik,’ reageerde De Cock simpel.

De dokter wees op de dode.

‘Nog niet zo lang. Haar lichaamstemperatuur is nog hoog. Ik schat hooguit een uur.’

De Cock keek hem verward aan.

‘Een uur? Zo kort!’

De lijkschouwer knikte, zette zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in het borstzakje van zijn jacquet.

‘Er is nog geen spoor van een rigor mortis. Zelfs niet aan de kaak.’ Hij gebaarde opnieuw naar de dode vrouw op de vloer.

‘Dat cannabisblad op haar voorhoofd vind ik heel decoratief.’

De Cock grijnsde.

‘Ik denk niet,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘dat het als decoratie is bedoeld.’