Выбрать главу

Gerbrandsen priemde zijn ogen in die van De Cock.

‘Wat stond mij te wachten… een arrestatie bij mij thuis of op mijn kantoor, met alle commotie, consternatie en beroering daaromheen?’

De Cock keek weer even naar Vledder en knikte begrijpend.

‘U besloot dat niet af te wachten.’

Gerbrandsen schudde zijn hoofd. Hij wees naar het koffertje aan zijn rechtervoet.

‘Daarin zitten mijn pyjama, mijn tandenborstel, tandpasta en een kam. Ik neem aan dat ik tijdens mijn gevangenschap van deze attributen gebruik mag maken?’

5

Het gedrag van Rudolf Gerbrandsen amuseerde De Cock. De grijze speurder had in zijn lange loopbaan bij de recherche van bureau Warmoesstraat meerdere malen mensen ontmoet die uit zucht naar publiciteit kwamen melden dat ze een moord hadden gepleegd. In de regel gebeurde dat na een moord waaraan de media nogal veel aandacht hadden besteed. Dit soort mensen die de publiciteit zochten, gebruikten meestal de gegevens die door de media openbaar waren gemaakt.

Door ervaring wijs geworden, verstrekte De Cock sindsdien aan de media opzettelijk onjuiste gegevens, zodat hij de valse melders er gemakkelijk uit kon halen. Vledder had dit in zijn opleiding allemaal uitgebreid geleerd, maar noch hij noch De Cock had ooit een valse moordmelder met een koffertje met pyjama en toiletartikelen naar het bureau zien komen. Dat was voor hen een nieuw fenomeen.

De Cock boog zich iets naar de man toe.

‘Wat verwacht u dat wij nu met u gaan doen?’ vroeg hij glimlachend en hij keek van de man naar Vledder en terug. Vledder maakte een hulpeloos gebaar en de heer Gerbrandsen deed precies hetzelfde.

‘Ik neem aan,’ sprak de man somber, ‘dat u in dit vale politiegebouw naar een vrije cel gaat zoeken om mij daarin op te sluiten.’ Hij zei het alsof hij er recht op had de nacht aan de Warmoesstraat door te brengen.

De Cock keek hem quasi-verwonderd aan.

‘Hier in de cel? Voor een moord die u niet hebt gepleegd?’ Gerbrandsen zuchtte.

‘Ik heb mij door mijn drastische uitlatingen in het verleden toch op z’n minst verdacht gemaakt.’

Het lijkt wel of die man liever hier overnacht dan ergens anders, dacht Vledder. Wat kan daar de reden voor zijn?

De Cock tuitte zijn lippen.

‘U hebt zich verdacht gemaakt? Volgens het Wetboek van Strafvordering is een verdachte iemand te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit.’

De oude rechercheur maakte een sober gebaar en schudde kort zijn hoofd.

‘Ik heb altijd moeite met deze definitie.’

Tactiek van De Cock, beoordeelde Vledder dit intermezzo. Verander van onderwerp en daarna sla je toe.

‘Waarom?’ vroeg Gerbrandsen.

De Cock grinnikte.

‘Ik struikel over dat redelijk vermoeden.’

Gerbrandsen knikte begrijpend.

‘U hebt gelijk. Wat is redelijk?’

De Cock keek hem schattend aan en kneep daarbij zijn ogen tot spleetjes.

‘Hebt u werkelijk wel eens in ernst overwogen om de heer Verbruggen te vermoorden?’

Gerbrandsen grijnsde.

‘In het geniep. Ja, in het geniep heb ik wel eens met die gedachte gespeeld.’

‘Hebt u wel eens aan mogelijkheden en middelen gedacht om zo’n daad uit te voeren?’

Gerbrandsen schudde zijn hoofd.

‘Dat waren meer gedachten uit onmacht en pure woede. Wanneer ik weer zo’n vies vernederend stukje op die gore website van zijn modehuis had gelezen, was ik pisnijdig. Dan kookte ik vanbinnen.’

‘En tot een moord in staat?’

‘Wanneer hij op zo’n moment in mijn onmiddellijke nabijheid was geweest…’ sprak Gerbrandsen snuivend.

De Cock tuitte zijn lippen en knikte begrijpend.

‘Maar een concreet realiseren van die woede hebt u nooit in ernst overwogen?’

Gerbrandsen schudde zijn hoofd.

‘Verder dan de kreet: ik maak die vent nog eens kapot, ben ik… zover ik mij dat kan herinneren… nooit gekomen. Ik geloof niet dat ik ooit aan amnesie of verstandsverbijstering heb geleden.’ De Cock plukte aan zijn neus. ‘Ik geloof u. Wanneer ik alle mensen naar aanleiding van zo’n kreet voor moord zou moeten opsluiten, ging ik morgen met pensioen.’

Vledder grinnikte hoorbaar, waarop De Cock langzaam iets rechter op ging zitten.

Gerbrandsen nam de oude grijze rechercheur goed op en glimlachte.

‘Mag ik hieruit concluderen dat u geen plannen overweegt om mij op te sluiten?’ sprak hij, en het leek of er spijt in zijn stem doorklonk.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik zie geen wettelijke gronden om u op te sluiten. Maar om mijzelf te vrijwaren voor eventuele kritiek van de zijde van justitie, laat ik wel vingerafdrukken van u nemen, laat ik u fotograferen en wordt van u wat wangslijm afgenomen voor een dna-profiel. Als u tegen mijn besluit overwegende bezwaren hebt… zeg het mij.’

Gerbrandsen schudde zijn hoofd.

‘Die heb ik niet.’

De Cock glimlachte opnieuw.

‘Uw herinneringsvermogen is goed, meneer Gerbrandsen, en ik neem aan,’ sprak hij vriendelijk, ‘dat u nog vrij exact kunt vertellen wat u gisteren hebt gedaan en wie van uw gedrag en handelingen getuige zijn geweest?’

Gerbrandsen gebaarde voor zich uit.

‘Zal ik het voor u opschrijven?’ vroeg hij gedienstig. De Cock schudde zijn hoofd en wees op Dick Vledder. ‘Mijn collega hier, Vledder, legt uw alibi straks in een procesverbaal vast.’

Gerbrandsen wees naar het koffertje aan zijn voeten.

‘Kan ik daarna gaan met mijn spulletjes?’ vroeg hij kleintjes. De Cock knikte traag.

‘Voor u vertrekt wil ik toch nog even met u van gedachten wisselen. Misschien kunt u ons een stapje verder helpen. Als u de heer Verbruggen niet hebt vermoord, dan moet een ander dat hebben gedaan.’

‘Dat lijkt mij een logische gevolgtrekking,’ zei Gerbrandsen glimlachend.

‘Het is mijn ambtelijke plicht de dader op te sporen.’ De Cock gebaarde voor zich uit. ‘U bent vertrouwd in het wereldje van de mode en de modehuizen. Hebt u enig idee wie voor de moord op de heer Verbruggen in aanmerking zou kunnen komen?’ Gerbrandsen keek zwijgend om zich heen, of hij daar ergens naar de oplossing zocht.

‘Charles Verbruggen was geen gemakkelijke man,’ sprak hij peinzend. ‘Door zijn bruuske, lompe en vaak onbehouwen manier van optreden had hij vele vijanden in onze branche.’

‘Vijanden met een motief voor moord?’

Gerbrandsen trok een bedenkelijk gezicht.

‘Dat is moeilijk te zeggen. Charles Verbruggen was ook voor zijn eigen personeel een tiran, een bullebak. In zijn botte, vaak onbeschofte optreden tegen zijn medewerkers Van Maathuizen en De Klerk ligt naar mijn gevoelen veel sluimerende conflictstof.’ De Cock trok zijn neus iets op.

‘Sluimerende conflictstof?’

Gerbrandsen knikte met nadruk.

‘Ik begrijp niet dat die twee zijn gedrag al die jaren hebben getolereerd. Er moet bij hen op den duur toch een vorm van haat zijn ontwikkeld.’

‘U kent deze heren?’

‘In onze business kennen we elkaar allemaal van beurzen, van shows en dergelijke evenementen.’

De Cock liet het onderwerp rusten.

‘Hoe… eh, hoe was uw relatie met zijn secretaresse, Mathilde de Graaf?’

Gerbrandsen grinnikte.

‘Er was geen sprake van een relatie. Ik heb een paar maal via de telefoon met haar gesproken. Dat is alles.’

‘En daarbij heeft u uitlatingen gedaan die weergaven dat u de heer Verbruggen naar het leven stond?’

Gerbrandsen knikte gedwee.

‘Ik heb tegen haar wel eens mijn hart gelucht. Ziet u, het is mij nooit gelukt om Charles Verbruggen zelf aan de lijn te krijgen. Ik heb nooit de kans gekregen om hem zijn huid vol te schelden. Ik stuitte steeds op zijn secretaresse.’

Vledder dacht aan het avontuur met Mathilde in zijn auto de avond ervoor en voelde aan zijn wangen.