Выбрать главу

De Graaf stak in een hulpeloos gebaar zijn handen omhoog.

‘Ik weet niet waar ze is. Op de avond dat ze de moord op Charles Verbruggen had ontdekt, kwam ze totaal ontredderd thuis. Ze was wel door de politie naar haar etage in Amsterdam gebracht, maar ze is die avond laat toch naar Hoorn gekomen. Ze was vreselijk overstuur. Mathilde is een lieve meid, zachtaardig, meegaand. Maar die avond was ze totaal veranderd… nors, ontoegankelijk, verbitterd. De volgende morgen trok ze al vroeg haar mantel aan en wilde weggaan. Ik hield haar bij de deur tegen en vroeg haar waar ze naartoe ging. Ik ga, zei ze, in Amsterdam aan de Warmoesstraat mijn beklag doen over het optreden van de rechercheurs.’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Heeft ze ook verteld wat haar klachten waren?’

De Graaf schudde zijn hoofd.

‘Ik zal ervoor zorgen, zei ze, dat ze mij niet meer over de moord op Charles Verbruggen lastigvallen.’

De Cock keek De Graaf indringend aan.

‘Mathilde is voor ons een belangrijke getuige. Zeker na de dood van de heer Van Maathuizen willen we weten wat er onder de directie van het modehuis gaande is… welke dissonanten er zijn… welke tegenstellingen. Mathilde kan ons, zo hopen wij, daarover inlichten.’

‘Ik weet niet waar ze is. Echt niet,’ zei Herman de Graaf hoofdschuddend. ‘Toen ze terugkwam uit Amsterdam van het hoofdbureau van politie, heeft ze haar koffertje gepakt en is verdwenen.’

De Cock zuchtte.

‘Ik neem aan dat u Mathilde heeft gevraagd waar ze heen ging?’

‘Natuurlijk heb ik haar dat gevraagd. Ze werd toen weer even de lieve zachte meid die ze altijd was. Als ik je zeg waar ik naartoe ga, zei ze vertrouwelijk, en de recherche komt bij je op bezoek, dan kun je toch je mond niet houden. Daarom is het beter dat je het niet weet.’

‘Ze kent u.’

‘Ja. Meneer De Cock, ik maak mij zorgen. Mathilde moet terugkomen. Ik wil niet dat zij die baan kwijtraakt.’

‘Dan lopen de studies van uw kinderen gevaar.’

Vledder zei:

‘U kunt ons officieel verzoeken om haar verblijfplaats op te sporen.’

‘En dat betekent?’

‘Dat wij proberen om haar verblijfplaats te traceren,’ zei De Cock.

‘En dan?’

‘Geven wij dat aan u door.’

‘En wat doen jullie?’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar en Vledder deed hetzelfde.

‘Haar verhoren,’ zeiden ze in koor.

12

De Cock en Vledder namen vriendelijk afscheid van Herman de Graaf en bedankten hem voor de genoten gastvrijheid en de koffie. Daarna liepen ze terug naar het station. Geen van beiden had meer belangstelling voor de fraaie oude huizen. De Cock sjokte moeizamer dan anders. Vledder keek hem van opzij aan.

‘Het kostte jou maar weinig moeite,’ sprak hij glimlachend, ‘om van vader De Graaf toestemming te krijgen om de opsporing van de verblijfplaats van zijn dochter Mathilde te verzoeken.’

De oude rechercheur bleef even staan.

‘Hij is natuurlijk bang dat ze haar baan bij het modehuis kwijtraakt.’

Vledder snoof.

‘Gezien zijn invaliditeit is ook hij afhankelijk van haar inkomsten.’

‘De wao is geen vetpot,’ antwoordde De Cock en liep zwijgend verder.

Op de grote parkeerplaats startte Vledder de Golf.

‘Terug naar de Kit?’

Ze reden over de dijk langs het IJsselmeer en toen binnendoor naar de kruising waar ze de A7 terug naar Amsterdam namen.

Het viel Vledder op dat De Cock niet onderuitzakte maar van het fraaie Noord-Hollandse landschap genoot.

‘Een verademing, Dick, dit weidse uitzicht,’ verzuchtte hij. ‘O, eh… en ik wil straks nog even naar de Nieuwezijds Voorburgwal, naar het kantoor van het modehuis Verbruggen.’ Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Wat wil je daar doen? Zie je niet hoe druk het is. Voor je het weet staan we stil in de file.’

‘Ik wil praten met Christiaan de Klerk,’ sprak De Cock beslist. Vledder grinnikte.

‘Dan hoop ik dat die er nog is. Maar je bent de hele morgen al met hem bezig geweest… zonder resultaat.’

De Cock reageerde niet.

‘Als we straks terug zijn aan de Kit zorg je dat er een bericht uitgaat met het verzoek tot opsporing van de verblijfplaats van Mathilde de Graaf.’

‘Oké,’ antwoordde Vledder gedwee.

De Cock grijnsde.

‘Laat dat oké. Ik vind dat zo’n stom woord. Ook een stomme klank. Het hoort in onze taal niet thuis. Bovendien ben ik nog niet met je klaar.’

‘Wat wil je nog meer?’ vroeg Vledder liefjes.

De Cock gebaarde.

‘Stel je in verbinding met het bevolkingsregister in Amsterdam en vraag de namen en geboortedata op van al de kinderen van Herman de Graaf.’

Vledder reageerde verrast.

‘De kinderen van Herman de Graaf? Waarom?’

De Cock negeerde de vraag.

‘Als je die namen en geboortedata hebt,’ ging hij onverstoorbaar verder, ‘bel je de politie in Groningen en Wageningen en vraag je beleefd of ze voor je willen nagaan op welke adressen de studerende kinderen van Herman de Graaf wonen.’ Vledder snoof.

‘Waarom, als ik vragen mag?’

‘Mathilde de Graaf,’ legde De Cock uit, ‘zal thuis vast nooit iets van haar vreemde gedrag met de directeuren van het modehuis Verbruggen hebben verteld. Het is begrijpelijk dat ze daarover zweeg. Ik kreeg vanmiddag ook niet de indruk dat vader De Graaf daar iets van wist. Maar ik acht de mogelijkheid niet uitgesloten dat het gedrag van Mathilde bij een van haar broers of zusters is uitgelekt.’

‘Bedoel je,’ riep Vledder geschrokken, ‘dat je vermoedt dat een van de broers of zusters van Mathilde uit wraak die moorden heeft gepleegd?’

De Cock keek hem bewonderend aan.

‘Een snelle conclusie, Dick. En ik hoop niet,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat wij onze dader in die richting moeten zoeken… of vinden. Maar het is een reële mogelijkheid… een mogelijkheid waar wij rekening mee moeten houden.’

‘Dat zie ik niet,’ riep Vledder opstandig.

‘Let op je stuur!’ Het klonk bestraffend, toen veranderde de oude speurder van toon.

‘Ik heb in het verleden eens een zaak behandeld waarin een broer doelbewust de pooier afslachtte die zijn enige zuster in de prostitutie had gebracht.’

‘Hoe… eh, hoe zou het gedrag van Mathilde kunnen zijn uitgelekt?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Er zijn tal van mogelijkheden. Denk eens aan Anita de Reus, onze vrolijke flapuit. Ook Andrea van Loosduinen kan door haar omgang met Van Maathuizen veel inlichtingen hebben verzameld. Toen ik tijdens haar verhoor Mathilde de Graaf ter sprake bracht, reageerde ze minachtend: dat hoertje, zei ze. Zij wist dus precies wat er onder het personeel van het modehuis werd gefluisterd.’ Vledder klapte uit woede met de volle vuist van zijn rechterhand op de rand van het stuur van de Golf.

‘Let op het verkeer!’ zei De Cock.

‘Ja ja,’ mopperde Vledder. ‘Allemachtig,’ brieste hij toen, ‘wat hebben we weer een verrekte rotzaak onder handen. Waarom zit het ons nooit eens mee? Ik voel er geen bliksem voor om achter een van de kinderen van die Herman de Graaf aan te gaan. Ik vond hem een sympathieke oude man. Je… je kunt hem toch niet vertellen,’ ging hij hakkelend verder, ‘dat een van zijn kinderen twee moorden heeft gepleegd?’

De Cock liet de jonge rechercheur een tijdje uitrazen. Veel rustiger vroeg Vledder even later:

‘Kun je dat idiote idee dat een van de kinderen van Herman de Graaf bij de moorden is betrokken, niet uit je hersenen laten lekken?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het is onze taak moorden op te lossen,’ sprak hij belerend. ‘Daar zijn we voor ingehuurd. En daarbij behoort het zoeken naar een motief. Uit de gezwollen tekst op de receptenbriefjes blijkt een grote emotionele betrokkenheid van de dader met de straf die de slachtoffers naar zijn of haar overtuiging verdienden. Zodat zijn verrotte ziel tot in eeuwigheid in de hel kan branden.’ Vledder gromde.