Выбрать главу

De Cock kauwde even op zijn onderlip.

‘Als ze in Nederland ergens in een hotelletje is neergestreken, dan werkt dat wel. Als ze in het buitenland zit, wordt de kans kleiner. Ik heb voor mijzelf de stille hoop dat ze tijdelijk bij een van haar studerende broers of zusters is ondergedoken. We moeten morgenochtend maar eens vroeg op pad gaan. Om te beginnen gaan we naar Groningen.’

De grijze speurder gebaarde voor zich uit.

‘Heb jij al contact gehad met de politie in Groningen en Wageningen?’

‘Hoe kan dat nou?’ riep Vledder verongelijkt. ‘De hele dag zijn we in de weer: vanmiddag naar Hoorn, aansluitend heb ik jou afgezet bij het huis van Christiaan de Klerk, toen ben ik als een gek naar Westgaarde gereden. Op de terugweg zat ik weer in de file. Ik heb geen kans gehad om…’

De Cock onderbrak hem lachend.

‘Ik heb het al voor je gedaan. Ik heb een keurig bericht verzonden voor de opsporing van de verblijfplaats van Mathilde de Graaf. Ik heb gebeld met onze collega’s in Groningen en Wageningen. De adressen van de oudere kinderen van Herman de Graaf liggen rechtsboven in de la van je bureau.’

‘De Cock, soms ben je een ellendeling. Waarom jaag je mij eerst op de kast?’

De Cock gniffelde.

‘Ik wilde je alleen even plagen.’

De telefoon rinkelde. Vledder wees ernaar.

‘Zullen we hem maar laten bellen?’

‘Nee, pak maar op,’ zei De Cock.

De grijze speurder monsterde het gezicht van zijn jonge collega. Hij zag aan zijn expressie onmiddellijk dat Vledder naar iets verschrikkelijks luisterde.

Toen Vledder de hoorn op het toestel teruglegde, zag hij bleek.

‘Wie was het?’

‘Christiaan de Klerk.’

‘Christiaan de Klerk?’ sprak De Cock misprijzend. ‘Wat had ie?’

‘De Klerk heeft zojuist bij hem thuis aan de Prinsengracht zijn geliefde vriend Radboud van Everdingen dood aangetroffen.’ De Cock streek met de rug van zijn hand langs zijn droog geworden lippen.

‘Vermoord?’

Vledder knikte.

‘Gewurgd met een wurgkoord en op een van de revers van zijn colbert hangt een briefje met een tekst.’

13

De Cock slofte voorzichtig om de leren fauteuil heen en keek strak in het dode gelaat van het slachtoffer. Het was geen prettige aanblik. Het gezicht was door de strangulatie gezwollen. De wijd opengesperde ogen staarden in het niets en de tong stak half uit de mond.

Vledder, achter hem, hijgde in zijn nek.

‘Is dat die Radboud van Everdingen over wie je sprak?’ De Cock knikte.

‘Een paar uur geleden zat ik hier met Christiaan de Klerk in deze kamer tegenover hem. Een aardige, sympathieke vent met een goed verstand. In de regel sta ik vrij onbevangen tegenover een dodelijk slachtoffer, maar dit doet pijn. Ik heb het gevoel dat de dader mij nu persoonlijk iets heeft aangedaan.’ Vledder drukte zijn oudere collega iets opzij en boog zich ver voorover naar het briefje op de rechterrevers van het slachtoffer.

‘Het is weer een receptenbriefje van dokter Van Aken uit Purmerend en het begint ook nu met Pede poena claudo.’ De Cock zuchtte.

‘Komt daarna: Dit is de derde?’

Vledder las verder:

Ook deze vent is door mij persoonlijk met plezier gewurgd. Zo dat ook zijn verrotte ziel tot in eeuwigheid in de hel kan branden.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Hoe lang gaat de dader van deze derde grove wurgmoord hiermee door? Dit is absurd. Onzinnig. Hoeveel slachtoffers staan ons nog te wachten?’

Vledder grinnikte.

‘Misschien stopt hij pas als hij door zijn voorraad receptenbriefjes heen is.’

De Cock kon het grapje van Vledder niet waarderen. Maar verzweeg dit.

‘Er moet,’ zo verzuchtte hij, ‘toch een gedachtelijn in die moorden zitten, een denkpatroon? Dit is toch geen pure waanzin?’ Vledder keek hem van terzijde aan.

‘Van jouw theorie,’ schamperde hij, ‘dat de seksuele verhoudingen van Mathilde de Graaf het motief vormen voor deze wurgmoorden, klopt in ieder geval geen draad.’

Hij wees naar het slachtoffer.

‘Deze vriend van Christiaan de Klerk is homo, dat is duidelijk. Deze man heeft nooit een seksuele relatie met Mathilde de Graaf gehad.’ Hij grinnikte. ‘En daar heeft hij vermoedelijk ook nooit naar verlangd. Waarschijnlijk heeft hij haar niet eens gekend, was hij zich van haar bestaan niet bewust.’

‘Toch is hij dood,’ zei De Cock. ‘Vermoord op dezelfde manier als Verbruggen en Van Maathuizen.’

Vledder keek vragend in zijn richting.

‘Bedenk een nieuwe theorie.’ Het klonk cynisch.

De Cock krabde zich even achter in de nek, maar reageerde verder niet.

‘Heb je de meute al gewaarschuwd?’

Vledder knikte.

‘Al toen we hier binnenkwamen. Via de wachtcommandant met mijn mobieltje.’

De Cock tikte hem op zijn schouder.

‘Neem jij verder hier de honneurs waar?’

‘Waarom? Waar ga jij dan heen?’ vroeg Vledder verstoord. De Cock gebaarde opzij.

‘Hiernaast zit een grienende Christiaan de Klerk. Ik ga even met hem praten… kijken hoe het met hem is.’

Christiaan de Klerk zag er ontluisterd uit. Zijn overhemd hing uit zijn broek. Zijn ogen zagen rood en zijn wangen waren nat van tranen.

De Cock schudde hem de hand.

‘Gecondoleerd met het verlies van je vriend,’ sprak hij vormelijk. Daarna ging hij tegenover hem zitten.

‘Woonde Radboud hier bij jou op dit adres?’

‘Ja.’

‘Permanent?’

De Klerk veegde de tranen van zijn gezicht en knikte.

‘Al geruime tijd. Radboud en ik konden het heel goed samen vinden. We waren van plan om dit jaar nog voor de kerstdagen te trouwen.’

De Cock glimlachte.

‘Het klikte tussen jullie.’

‘Zeker.’

‘Wie wisten van jullie relatie?’

De Klerk pufte.

‘Weinigen. Alleen onze naaste familieleden. Wij liepen er niet mee te koop. We gingen samen ook nooit naar specifieke homogelegenheden.’

‘Kon iemand op het kantoor van jouw modehuis het weten?’ Christiaan de Klerk schudde zijn hoofd.

‘Ik ben ervan overtuigd dat niemand op kantoor wist of zelfs maar vermoedde dat ik een vriend had. Uiteraard heb ik Radboud nooit als mijn vriend aan het personeel van ons kantoor gepresenteerd. Onze geaardheid gaat niemand een bliksem aan.’

De Cock pauzeerde even.

‘Hoe laat vond je hem in die fauteuil?’

‘Kort voordat ik jullie belde.’

‘Radboud was alleen thuis?’

‘Nadat u vanmiddag was vertrokken, belde Rudolf Gerbrandsen mij. Hij had gehoord dat Antonie van Maathuizen was vermoord. Gerbrandsen vertelde dat hij met Van Maathuizen de aspecten van een fusie tussen onze modehuizen had besproken. Hij nodigde mij uit om bij hem thuis nog eens een oriënterend gesprekje te voeren.’

‘En daar bent u op ingegaan?’

De Klerk maakte een hulpeloos gebaar.

‘Rudolf Gerbrandsen woont niet zo ver hiervandaan. Op de Keizersgracht. Ik ben erheen gelopen. Misschien ben ik zo’n drie kwartier gebleven. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik niets voor een fusie voel. Nu niet en in de toekomst niet.’

‘Alles bij elkaar bent u dus ruim een uur van huis geweest.’

‘Zeker niet langer.’ De man had het moeilijk, maar De Cock vroeg door.

‘Toen u vanmiddag van huis wegging, hebt u toen het pand slotvast afgesloten?’

De Klerk schudde zijn hoofd.

‘Waarom? Radboud was toch thuis. Ik heb de deur gewoon achter mij dichtgetrokken.’

‘En toen u thuiskwam?’

De Klerk snikte en De Cock was bang voor een nieuwe huilbui.

‘Stond de deur toen open?’ vroeg hij snel.

‘Dat maakte mij al argwanend,’ sprak Christiaan de Klerk met verstikte stem. ‘Ik dacht aan inbrekers of andere malloten. Ik heb nog even overwogen om niet naar binnen te gaan en u te bellen voor advies. Maar ik was toch nieuwsgierig.’ De Cock wreef even met zijn vlakke hand over zijn gezicht. ‘Ik heb er niet op gelet, maar staat op of naast de voordeur van dit pand alleen uw naam, of ook de naam van uw vriend Radboud?’