Выбрать главу

‘Waarom?’

‘Gezien de strekking van de brief die De Klerk hem stuurde.’

‘Jij weet wie de moordenaar is?’

‘Ja. Sinds gistermiddag.’

Het mobieltje van De Cock meldde zich. Het was Fred Prins.

‘Voor het pand loopt een jongeman heen en weer en kijkt voortdurend op zijn horloge.’

‘Maak een paar foto’s van hem met je mobieltje en geef een seintje als hij naar binnen gaat.’

‘Oké.’

De Cock gromde.

‘Ook al oké.’

Onmiddellijk daarop meldde Fred Prins zich weer.

‘Hij gaat naar binnen.’

De Cock en Vledder posteerden zich achter hun kijkgaatje. Na enkele seconden kwam een jongeman in hun gezichtsveld. Hij droeg een smetteloos lichtgrijs kostuum. In sluipende tred liep hij op Christiaan de Klerk toe en haalde een wurgkoord uit een zijzak van zijn colbert.

De Cock gaf Vledder een duw.

‘Nu,’ hijgde hij.

De jonge rechercheur duwde de deur open en stormde het kamertje uit. De Cock volgde en zag hoe Vledder door de jongeman ondersteboven werd gelopen. Hij krabbelde weer overeind en zette de achtervolging in.

Buiten op de Prinsengracht ving de sterke Fred Prins de vluchtende man op en werkte hem tegen de grond.

Vledder boog zich over de jongeman heen en draaide zijn gezicht naar zich toe. Verrast keek hij omhoog naar De Cock.

‘Henry Bernisse!’

De Cock knikte.

‘De enige zoon van een weduwe.’

15

De ding-dong in de gang dreunde nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder, met een stralende Adelheid van Buuren aan zijn arm. Ze hield een fraai boeket bloemen in een breed scala aan kleurschakeringen voor zich. Ze knikte met haar hoofd in de richting van Vledder.

‘Dick vertelde mij dat het zijn gewoonte is om voor uw lieve vrouw een bloemetje mee te brengen. Die gewoonte neem ik van hem over.’

De Cock lachte.

‘Je zult het merken, Dick heeft tal van goede gewoonten. Ik heb ze leren kennen.’

Hij deed een stap opzij en liet hen binnen.

‘Zijn de anderen er al?’ vroeg Vledder.

De Cock knikte.

‘Fred Prins en Appie Keizer hebben het hoogste woord. Laat twee politiemannen met elkaar praten en je hebt stof voor een hele roman. Die twee overstelpen mijn vrouw om beurten met bloedstollende verhalen.’

‘Visserslatijn?’

‘Beslist.’

Ze stapten de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Adelheid en Dick ter begroeting de hand. Met een gebaar van verrukking nam ze het fraaie boeket bloemen in ontvangst.

‘Wat mooi. Wat een schitterende boeket. Met veel roze en rood. Mijn lievelingskleuren.’

Ze wuifde uitnodigend naar een paar diepe fauteuils.

‘Ga zitten,’ riep ze vrolijk. ‘Ken je Fred Prins en Appie Keizer?’ Adelheid lachte.

‘Ik heb dat stel wel eens ontmoet. Maar ik heb nog nooit met hen samengewerkt.’

‘Vraag overplaatsing van het hoofdbureau naar de Warmoesstraat. Dan kun je nog wat beleven,’ zei De Cock.

Adelheid gebaarde heftig.

‘Aan het hoofdbureau kan het ook spoken!’

Fred Prins boog zich over naar De Cock.

‘Wat had die vertoning op de Prinsengracht te betekenen? Het is dat ik mij schrap zette, anders had die vent mij net als Vledder ondersteboven gelopen.’

De Cock glimlachte.

‘Ik doe niet voor niets een beroep op je. In moeilijke situaties blijf jij recht overeind. Ik weet nog hoe jouw Ierse vrouw mij noemt.’

Fred Prins grijnsde.

‘That dangerous old man.’

Appie Keizer keek naar De Cock.

‘Wat had die vent op zijn geweten?’

De oude rechercheur stak afwerend zijn hand op.

‘Voor ik uitleg geef… eerst traditie.’

Hij pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn gasten aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.

‘Een toost,’ sprak hij ernstig, ‘een toost op een nieuwe regering voor ons land. Moge die de wijsheid opbrengen om het personeelsbestand van de politie op te voeren tot een aanvaardbaar niveau. Vledder en ik hebben in enkele dagen drie moorden behandeld en daarbij hebben we geen dactyloscoop gezien. Personeelstekort. Bij de Vreemdelingendienst zien ze het al jaren niet meer zitten.’ De oude rechercheur nam een slok van zijn cognac en zette zijn glas naast zich op een bijzettafeltje.

Fred Prins verschoof onrustig in zijn fauteuil.

‘Wat waren dat voor moorden?’

‘Wurgmoorden met een bijzonder aspect. Op de revers van het slachtoffer vonden we steeds een receptenblaadje gespeld.’

‘Een receptenblaadje?’ zei Appie Keizer met een vies gezicht. De Cock knikte.

‘Receptenblaadjes van dokter Jan van Aken uit Purmerend. Op die blaadjes stond een vreemde Latijnse tekst: pede poena claudo, letterlijk: straf met kreupele stappen, een Latijnse woordspeling. Er wordt bedoeld: een straf die te laat op de misdaad volgt.’ Fred Prins snoof.

‘Wat was die misdaad?’

‘Een goede vraag, Fred. Een vraag die ons het hele onderzoek bezig heeft gehouden. We konden aanvankelijk geen redelijk motief vinden. Om te beginnen introduceer ik de invalide Herman de Graaf. Die man blijft achter met acht kinderen na het overlijden van zijn vrouw. Voor de verzorging van zijn grote gezin trouwt hij al snel na de dood van zijn vrouw met een weduwe, de vrouw van een gestorven vriend. Herman heeft, voor hij invalide werd, zijn oudste dochter, Mathilde, rechten kunnen laten studeren. Ze wordt secretaresse bij het modehuis Verbruggen en krijgt een vorstelijk salaris. Dat salaris van Mathilde wordt jarenlang door haar vader gebruikt om zijn opgroeiende kinderen een universitaire opleiding te geven.’

Mevrouw De Cock juichte.

‘Prachtig toch?’

De oude rechercheur knikte.

‘Maar Charles Verbruggen, de directeur van Mathilde de Graaf, is een gluiperd… een ellendeling van het zuiverste water. Wanneer hij op een dag verneemt dat Mathilde de Graaf aan het sterfbed van haar moeder plechtig heeft beloofd de mannen voorlopig uit haar buurt te houden om voor de best denkbare toekomst van de kinderen te kunnen blijven zorgen, zet hij haar onder druk. Hij speculeert erop dat Mathilde haar vorstelijke salaris niet kan missen en dwingt haar tot seksuele omgang met hem en zijn mededirecteuren Antonie van Maathuizen en Christiaan de Klerk. Mathilde de Graaf zwijgt hierover thuis in alle toonaarden, maar het personeel van het modehuis ontgaat niets. Vooral een pientere receptioniste volgt het gedrag van de secretaresse nauwgezet.’

‘Vreselijk!’ riep mevrouw De Cock uit.

Fred Prins stak een hand op.

‘Dat had toch zo kunnen blijven? Er zijn genoeg secretaresses die iets met hun directeur hebben.’

De Cock maakte een wegwerpgebaar.

‘Het bleef niet zo. Antonie van Maathuizen wilde een fusie met het concurrerende modehuis Gerbrandsen. Met de directeur van dat modehuis voerde hij op diens kantoor besprekingen. Hij maakte daar kennis met ene Andrea van Loosduinen, werkzaam bij Gerbrandsen, waar ook Henry Bernisse in dienst is.’ Fred Prins knikte begrijpend.

‘De latere moordenaar.’

‘Precies,’ knikte De Cock. ‘Henry Bernisse komt er door verhalen van Andrea van Loosduinen achter dat onder het personeel van het modehuis Verbruggen wordt gefluisterd dat ene Mathilde de Graaf daar met de directeuren knoeit.’

Vledder kwam uit zijn fauteuil overeind.

‘Hoe zit het dan met die Bernisse?’

De Cock zuchtte.

‘Als ik had geweten dat die Henry Bernisse zo ongeveer met Mathilde was opgegroeid, dan hadden wij na de moord op Charles Verbruggen de andere moorden kunnen voorkomen.’ Vledder zwaaide met zijn armen.