Выбрать главу

De Cock zag het en glimlachte.

‘De heer Verbruggen is vanavond aan de wijn niet toegekomen.’

Hij kan het spotten niet laten, vond Vledder.

De oude rechercheur nam een kleine pauze.

‘Behandelt u de website van het modehuis?’

Mathilde schudde haar hoofd.

‘Ik heb met de website niets van doen.’

‘Bij wie is die dan in beheer?’

Mathilde zuchtte.

‘De opzet was van Charles Verbruggen. Hij verzorgde ook de teksten, dat was het meeste wat hij eigenlijk nog voor de zaak deed. Een enkele keer is er wel eens een bijdrage van de heer Van Maathuizen. Maar in de regel zijn de teksten van de heer Verbruggen…’

Ze stokte… sloeg haar hand voor haar mond alsof haar ineens iets te binnen schoot. Daarna wees ze in de richting van het slachtoffer.

‘Dat moet hij gedaan hebben,’ sprak ze zacht.

‘Wie?’

‘Gerbrandsen, van het modehuis Gerbrandsen.’

De Cock veinsde een verrassing waar te nemen.

‘Wat brengt u op dat idee?’

Mathilde kruiste haar armen voor de borst en huiverde.

‘De heer Verbruggen placht op zijn website altijd vernederende opmerkingen te maken over het modehuis Gerbrandsen.’

‘Met als gevolg?’

Mathilde stak haar handen naar voren.

‘Gerbrandsen was daardoor duidelijk geraakt, hij voelde zich gekwetst. Hij heeft een paar maal openlijk gedreigd de heer Verbruggen te vermoorden als hij niet ophield met kleinerende teksten over modehuis Gerbrandsen op zijn website te openbaren.’

‘En?’

‘De heer Verbruggen lachte om de steeds terugkerende woedeuitbarstingen van de heer Gerbrandsen. Hij vond zijn herhaalde bedreigingen met moord wel spannend en amusant.’ De Cock snoof.

‘Hij ging dus gewoon door?’

Mathilde de Graaf knikte.

‘Charles Verbruggen had er lol in om Gerbrandsen en zijn modehuis te bespotten. Zijn teksten waren echt neerbuigend en beledigend, dat moet ik toegeven.’

De Cock keek haar strak aan.

‘U denkt dat heer Gerbrandsen verantwoordelijk is voor de dood van Charles Verbruggen… dat hij hem uit woede heeft vermoord?’

Mathilde trok haar schouders op.

‘Hij had duidelijk een motief. In mijn ogen een terecht motief. Het was vaak schofterig wat Charles over Gerbrandsen schreef. Ik heb mij daar toch vaak aan geërgerd.’

‘Hebt u wel eens contact gehad met de heer Gerbrandsen?’

‘Geen persoonlijk contact,’ antwoordde Mathilde. ‘Ik heb hem wel eens aan de telefoon gehad. Zakelijk. Hij leek mij een aardige man, heel vriendelijk en correct.’

Vledder liep verveeld over het krakende parket. Het was genoeg zo, vond hij. Waarom moest het gesprek in de kamer bij de dode zo lang duren.

De Cock begreep de hint.

‘We hebben al lang genoeg beslag op uw tijd gelegd,’ zei hij tegen Mathilde. ‘Wij zijn u daarvoor zeer erkentelijk. Wanneer we u nodig hebben, nemen we contact met u op. Hoe bent u vanavond hier naar de Keizersgracht gekomen?’

‘Met de tram.’

De Cock gebaarde naar Vledder.

‘Breng jij mevrouw De Graaf…’

Ze onderbrak hem.

‘Och, zegt u toch liever Mathilde.’

‘Breng jij mejuffrouw De Graaf, eh… Mathilde,’ verbeterde hij, ‘met de auto naar huis. Ik wacht hier op de meute.’

Vledder knikte met een charmante glimlach en zocht in een zijzak van zijn jack naar de autosleutels.

Mathilde de Graaf stak de wijsvinger van haar rechterhand omhoog. Ze wees naar het slachtoffer.

‘Mag ik hem nog even van dichtbij zien?’

‘Waarom?’ vroeg De Cock.

‘Een afscheid.’

‘Ik moet u wel waarschuwen…’ aarzelde de Cock, ‘de heer Verbruggen ziet er niet prettig uit van dichtbij. De dood manifesteert zich soms wat gruwelijk. Zijn ogen zijn wijd opengesperd en zijn gezicht is door de strangulatie iets gezwollen.’ Met deze uitleg hoopte De Cock dat ze ervan af zou zien en hem de pijnlijke aanblik van een geschokte Mathilde bespaard zou blijven. ‘Strangulatie?’ vroeg ze.

De Cock knikte.

‘Hij is gewurgd met een koord. Ik zou u willen adviseren dat u de heer Verbruggen in gedachten houdt zoals u hem bij leven hebt gekend.’

Mathilde schudde haar hoofd.

‘Ik wil hem toch even goed bekijken,’ sprak ze fluisterend, bijna dwingend.

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Zoals u wilt.’

Mathilde de Graaf liep voor De Cock uit naar de grote stoel waarin het slachtoffer zat. Ze bleef met een strak gezicht voor hem staan, haar kleine handen tot vuisten gebald. Even bukte ze zich naar het recept en kwam toen weer overeind. Plotseling, voordat De Cock het kon verhinderen, mepte ze met haar vlakke hand vol en krachtig op het pafferige gezwollen gelaat van de dode man. Daarna liep ze van hem weg naar de deur. Haar hoge hakjes klikten op de houten vloer.

De Cock staarde haar geschokt en verbijsterd na.

Vledder glipte achter haar aan naar buiten.

3

Na het telefoontje met de centrale post aan het hoofdbureau borg De Cock zijn mobieltje in de binnenzak van zijn colbert. Hoe lang het duurde voordat de meute na een oproep verscheen, viel nooit precies te voorspellen. Soms waren de mensen die het moordonderzoek deden, er binnen enkele minuten. Vaak duurde het langer.

De Cock liet zich in afwachting van hun komst in de leren fauteuil tegenover het slachtoffer zakken. Zijn blik bleef lang rusten op het vreemde receptenbriefje op de revers. Daarna gleed zijn blik omhoog. Het pafferige bleke gezicht van het slachtoffer wekte weerzin bij hem op. Hij bedacht dat hij een man met zo’n onsympathiek uiterlijk nooit tot zijn vriendenkring zou toelaten.

De oude rechercheur had in zijn lange loopbaan genoeg ervaring opgedaan, om zich ervan bewust te zijn dat hij zich niet door dergelijke gevoelens mocht laten leiden. De heer Verbruggen kon bij leven best een innemende vent zijn geweest. Ineens grijnsde hij breed. In de kletsende mep waarmee Mathilde de Graaf het dode gelaat van het slachtoffer had getroffen, had hij zoveel haat en zoveel venijn opgemerkt, dat hij besloot toch maar wel op zijn eigen waarnemingen en gevoelens te vertrouwen. Charles Verbruggen was, zo besloot De Cock na koele overweging, net zo weerzinwekkend als zijn pafferige gezicht uitstraalde.

Toen Bram van Wielingen met dreunende tred het vertrek binnenstapte, worstelde De Cock zich uit zijn fauteuil overeind. De fotograaf grinnikte erom en legde zijn aluminium koffertje op de zitting van een van de stoelen. Hij keek op zijn horloge.

‘Tien uur,’ galmde hij vrolijk, ‘een redelijke tijd, moet ik zeggen. De Cock, ik heb de indruk dat je eindelijk je leven gaat beteren. De vele keren dat je mij midden in de nacht uit mijn bed hebt gehaald, zijn je hierbij vergeven.’

‘Bedankt, Bram,’ sprak De Cock gemaakt. ‘Ik weet hoe innig jij aan je nachtrust bent gehecht.’

De fotograaf opende kalm zijn fotokoffertje en nam daaruit zijn trouwe Hasselblad en monteerde een flitslicht.

‘Weet je al wie het slachtoffer is?’ vroeg hij zonder op te kijken. De Cock knikte.

‘De bewoner van dit pand. Volgens het naambord aan de gevel is dat W.T.G. Verbruggen. Maar zijn lieftallige secretaresse noemt hem Charles.’

Bram van Wielingen liep met zijn toestel naar het slachtoffer en bleef even verrast staan.

‘Wat is dat voor een briefje op zijn revers? Zijn visitekaartje? Of dat van de moordenaar soms?’ Zijn stem schoot uit van verbazing.

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Een receptenblaadje van dokter Jan van Aken uit Purmerend, met daarop, zo nemen wij aan, de tekst van de dader. Een ronduit alarmerende tekst, beginnende met de Latijnse kreet: pede poena claudo.’

De fotograaf trok zijn neus iets op.

‘Pede poena… Heb jij enig idee wat dat betekent?’