Выбрать главу

‘Dat wurgkoord blijft zitten?’

De Cock grijnsde.

‘Dat is morgen tijdens de sectie een klus voor dokter Rusteloos. Hij moet voor zijn rapport toch de diepte van de insnoeringen bepalen.’

De broeders legden hun brancard zwijgend op de vloer naast de fauteuil, tilden het lijk uit de zitting en strekten hem uit op de brancard. Alles kalm, rustig en heel professioneel. Ze drapeerden een hagelwit laken om de dode man heen en sloegen de canvasflappen dicht. Daarna sjorden ze hem met riemen vast. Zacht wiegend droegen ze hem het vertrek uit.

De Cock keek hen na, zoals hij dat misschien wel honderd keer in zijn loopbaan had gedaan. Peinzend over leven en dood. Bram van Wielingen had in stilte toegekeken, nu stapte hij op De Cock af. Hij voelde dat hij de oude rechercheur stoorde. Niet te luid vroeg hij:

‘Heb je verder nog bijzondere wensen?’ De oude rechercheur schrok op uit zijn gedachten.

‘Eh… een foto van dit pand met de buitendeur ongeveer een decimeter op een kier… leuk om mijn proces-verbaal wat te illustreren.’

‘Zinvol… zo’n foto?’

De Cock knikte.

‘Zo vonden wij de deur hier, open… op een kier.’

De fotograaf liep vrolijk lachend bij hem weg. Even later kwam Vledder met grote stappen binnen. De Cock keek spottend naar hem op.

‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg hij grinnikend, blij dat er zo’n levendige figuur binnenkwam. Bovendien zag Vledder er niet uit.

‘Wat bedoel je?’

De Cock keek hem met een olijke grijns aan.

‘Afdrukken van lippenstift op je wangen, op je neus, je voorhoofd en op een paar plekken op je overhemd.’

Vledder wreef met zijn handen over zijn wangen in een poging de door De Cock beschreven vlekken weg te vegen.

‘Dat heeft zij gedaan,’ gromde hij.

‘Mathilde de Graaf?’

Vledder knikte.

‘Ik kon mij absoluut niet verweren. Stel je voor, ik zat achter het stuur, midden in het verkeer. Toen begon ze me te zoenen waar ze me maar kon raken en ze begon me ook te betasten, overal. Ze frommelde zelfs aan mijn gulp. Ik kreeg het benauwd en probeerde haar af te weren. Ik vroeg wat haar mankeerde, maar ze hield niet op. Ik was blij dat ik haar op haar huisadres eindelijk uit de wagen kon zetten.’

‘En toen?’

Vledder maakte een wegwerpgebaar.

‘Buiten de wagen begon ze plotseling tegen mij te schelden: schoft, viezerik! Ze schreeuwde het uit. Het was eigenlijk geen gezicht, die blonde vrouw in haar lieveheersbeestjesjas die daar zo tekeerging. Maar ik maakte me zo snel mogelijk uit de voeten. Je mag wel zeggen dat ik zonder afscheid in paniek van haar ben weggereden.’

De Cock glimlachte even bij het idee dat Vledder ook aan dat kleine halfbolle rode kevertje had gedacht, toen kwam hij weer tot de orde:

‘Heeft iemand haar gehoord?’

‘Dat weet ik niet,’ zei Vledder schouderophalend.

‘Heeft iemand jou daar ter plekke gezien… met al die lippenstift op je gezicht en je haar in de war?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘In het donker? De Vierwindenstraat is maar een stil, smal straatje. Daar was, zover ik dat kon waarnemen, ook niemand op straat.’

De Cock wees naar een van de leren fauteuils.

‘Ga eens zitten.’

Het klonk als een gebod.

De oude rechercheur nam tegenover hem plaats.

‘Even voor alle duidelijkheid,’ sprak hij ernstig. ‘Heb jij initiatieven ontplooid?’

‘Wat voor insinuaties zijn dat, De Cock!’ Vledder was woedend. ‘Hoe bedoel je?’

De Cock zuchtte.

‘Bedaar nou. Mathilde de Graaf is een knappe jonge vrouw. Aantrekkelijk. Dat vond jij ook. Ik heb ogen in mijn kop. Ik zou mij kunnen voorstellen…’

Vledder interrumpeerde.

‘Je bedoelt in vredesnaam toch niet dat ik haar gedrag heb uitgelokt?’

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Dat bedoel ik.’

‘Jij bent gek! Ik heb Adelheid, mijn vriendin, en meer vrouwen in mijn leven verlang ik niet.’

De Cock gleed met zijn vlakke hand over zijn kalende grijze hoofd.

‘Sorry. Het is ook een beetje mijn schuld,’ verzuchtte hij. ‘Ik had Mathilde de Graaf beter achter in een surveillancewagen met twee dienders naar huis kunnen laten brengen. Ik heb dat tengere vrouwtje verkeerd ingeschat. Ik had overwogen dat jij tijdens de rit misschien nog even met haar kon babbelen over de helse mep die ze die dode Verbruggen toebracht.’

Vledder knikte, nog niet helemaal tot kalmte gekomen.

‘Dat heb ik ook gedaan.’

‘En?’

‘Ze zei, in alle ernst, dat die klap niet zozeer bedoeld was, niet gericht was op haar directeur als persoon… als mens, maar een reactie was op haar confrontatie met de dood.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat begrijp ik niet. Jij wel?’ Vledder zuchtte diep. ‘De dood als afschuwelijk fenomeen was het feitelijke doelwit van haar klap.’

De Cock snoof verachtelijk.

‘Onzin. Vledder, dat geloof je zelf niet. Ik heb de haat in haar ogen gezien.’

Vledder knikte.

‘Ik heb haar ook gezegd dat ik haar motivatie niet geloofde en dat alleen iemand met een verwarde geest meent de dood met een klap te kunnen straffen voor zijn gruwelijke verschijning.’

‘Keurig gedaan, Dick.’

Vledder begreep dat De Cock hiermee zijn aantijging had teruggenomen.

‘Ik heb haar ook gezegd dat ik niet geloofde dat zij geplaagd werd door een verwarde geest en dat wij, als rechercheurs, de mep op het gelaat van het slachtoffer zouden opvatten als een uiting van haat jegens de heer Charles Verbruggen… en dat wij van haar wilden weten waarop die haat was gebaseerd.’ De Cock keek hem bewonderend aan. ‘Ik heb nooit geweten,’ sprak hij waarderend, ‘dat jij zo goed kon formuleren.’ Vledder glimlachte onder de lof. ‘Je moet begrijpen dat ik het zo goed mogelijk wilde doen. Het gebeurt niet zo vaak dat je mij toestaat dat ik in mijn eentje een verhoor kan afnemen.’ Het lichte verwijt ontging De Cock niet. Hij zweeg even. ‘Wanneer kwam haar aanval?’

‘Kort daarna.’

‘Zonder inleiding?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Plotseling. Totaal onverwachts. Ik reed op het Damrak. Het was er razend druk. Ik had al mijn aandacht nodig bij het verkeer. Ik heb een paar maal tegen haar geroepen dat ze moest ophouden met haar malligheid.’

‘En.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze ging gewoon door.’ De Cock monsterde de uitdrukking op zijn gelaat. ‘Heeft ze nog bekoorlijkheden voor je uitgestald?’

Vledder schoot in de lach.

‘Bekoorlijkheden… De Cock, laat me maar even lachen, bekoorlijkheden!’

De Cock reageerde wat kribbig.

‘Heeft ze haar borsten getoond… haar rok opgetrokken, broek laten zakken… haar slipje laten zien?’

Vledder schudde nog steeds lachend zijn hoofd.

‘Daar… eh, ha ha ha… daar heb ik niet zo op gelet,’ antwoordde hij. ‘Ik moest de wagen veilig door het verkeer loodsen en met zo’n furie naast je valt dat niet mee.’

De Cock hees zich uit zijn fauteuil.

‘Kom, we gaan naar mijn huis. Daar ga je onder de douche en was je al die rode smurrie van je gezicht en trekt van mij een schoon overhemd aan.’

‘Waarom?’ reageerde Vledder verongelijkt, maar in zijn hart begreep hij de goede bedoeling van De Cock.

‘Zodat je vriendin Adelheid vannacht niet van je schrikt en… uit voorzorg.’

‘Voorzorg?’

De Cock knikte.

‘Het zou mij niets verbazen als op dit moment Mathilde de Graaf op het hoofdbureau bij de zedenpolitie aangifte tegen jou doet ter zake verkrachting c.q. poging daartoe.’

4

Het was al diep in de nacht toen ze vanaf het huis van De Cock terugreden naar de Kit. Vledder had een schoon gezicht zonder rode vlekken en zijn blonde haar was keurig gekamd. Maar de gelaatsexpressie van de jonge rechercheur toonde een somber beeld. Hij blikte wat schichtig opzij.