Выбрать главу

‘Die… eh, die Mathilde de Graaf,’ vroeg hij onzeker, ‘kan toch niet zomaar, zonder enige grond, aangifte tegen mij doen ter zake verkrachting?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘De praktijk wijst uit,’ verzuchtte hij, ‘dat inzake zedendelicten vaak valse aangiften worden gedaan. In ken uit de praktijk een paar schrijnende gevallen. Ik verzeker je… er zijn door valse aangiften levens van vele onschuldige lieden verwoest.’ Hij zei het bepaald niet om Vledder angst in te boezemen.

Vledder liet even het stuur van de Golf los.

‘Maar, De Cock,’ vroeg hij met herkenbare wanhoop in zijn stem, ‘wat wil die Mathilde de Graaf met zo’n valse aangifte bereiken… wat wil ze? Mij vernietigen? Waarom? Ik begrijp dat niet. Er bestaat toch geen enkele reden voor die vrouw om enige rancune of wrok jegens mij te koesteren?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Ik kan niet weten wat haar bezielt. Ik zou kunnen denken,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat ze door die mep op het dode gelaat van haar directeur te veel van zichzelf heeft prijsgegeven.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock gebaarde.

‘Ik ben bang dat ze bij jou in de auto plotseling tot het besef is gekomen dat ze zich heeft vergaloppeerd.’ Vledder keek hem schuins aan. ‘Dus jij… eh, jij beschouwt die klap,’ vroeg hij aarzelend, ‘als een soort bekentenis?’

‘Een openbaring.’ De Cock klonk serieus. ‘Ik heb een vaag vermoeden dat zij haar directeur die klap het liefst al tijdens zijn leven had willen toedienen.’

Vledder vulde aan:

‘Maar toen niet in een situatie verkeerde om dat ongestraft te kunnen doen.’

‘Precies.’

Vledder tikte een paar keer op zijn borst.

‘Maar wat heb ik als rechercheur daarmee te maken? Waarom ging ze mij te lijf? Ik ben toch geen partij.’

De Cock zuchtte.

‘Jij zult, dacht ik, haar gedrag moeten zien als een reactie op jouw vraagstelling. Misschien was jij in haar beleving even de directeur bij wie ze haar gram wilde halen.’

‘Onzin.’ Wat hing hem boven het hoofd? vroeg Vledder zich af. De Cock glimlachte om de reactie van zijn jonge collega. ‘Misschien zit ik er wel volkomen naast,’ reageerde hij met een droeve grijns. ‘Ik heb mijn hele leven al moeite gehad om de reacties van vrouwen op hun waarde te schatten. Ondanks mijn lange loopbaan in de misdaad, blijven vrouwen voor mij mysterieuze wezens.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Maar dat ze zo onberekenbaar waren,’ verzuchtte hij, ‘heb ik nooit beseft.’ En na een korte stilte: ‘Mijn Adelheid is zo anders…’

‘Ja ja,’ grinnikte De Cock.

In een gezapig tempo reden ze een tijdje zwijgend voort. Het begon zachtjes te regenen en in de binnenstad spiegelden de felle lichtreclames wat vertekend in het natte asfalt. Door het vergevorderde uur waren de straten zo goed als verlaten. Maar een bruisende stad als Amsterdam slaapt nooit. Het was Vledder die uiteindelijk het zwijgen verbrak.

‘En wat doe ik als Mathilde de Graaf, zoals jij verwacht, bij de zedenpolitie werkelijk aangifte tegen mij doet?’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Een ijzersterke verdediging opbouwen.’

‘Hoe?’ vroeg Vledder een beetje wanhopig.

‘Haar verhaal moet ongeloofwaardig klinken.’

Vledder reageerde geëmotioneerd.

‘Haar verhaal is ongeloofwaardig,’ brieste hij. ‘Ik heb haar met geen vinger aangeraakt. Die malle griet dook plotseling boven op mij. Er was op de rijbaan van het Damrak op dat moment gelukkig weinig verkeer, anders waren er beslist ongelukken gebeurd. De wagen zwiepte naar de linkerweghelft. Ik kon hem, met haar op mijn nek, nauwelijks in toom houden.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Die episode halen we eruit,’ zei hij beslist.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Vledder hoopvol.

De Cock schudde opnieuw zijn hoofd.

‘Er is tijdens die bewuste rit in onze oude Golf níéts gebeurd… ze heeft jou níét aangevallen… ze heeft jou níét gekust en ze heeft met haar hand níét de omgeving van jouw edele delen beroerd.’

‘De Cock,’ reageerde Vledder fel, ‘zo erg was het nou ook weer niet, maar ze heeft me wel aangeraakt.’

De Cock zuchtte.

‘Die episode,’ herhaalde hij met nadruk, ‘halen we eruit. Geloof me, als jij toegeeft dat er in de wagen een soort worsteling heeft plaatsgevonden, dan zal dat tegen jou worden uitgelegd. Begrijp me goed, een arme onbeschermde jonge vrouw valt geen sterke stevig gebouwde rechercheur aan, zeker niet met erotische motieven. Dat gelooft niemand. Men zal jouw verhaal ongeloofwaardig vinden.’

‘Maar het is de waarheid.’

De Cock trok zijn mond strak.

‘Die waarheid getuigt tegen jou.’

‘Kan dat?’

‘Daarom hebben wij zo’n rotberoep,’ zei De Cock met verachting in zijn stem.. ‘We moeten zelfs de waarheid met de nodige argwaan bezien.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Straks,’ ging hij verder, ‘maken we de rit opnieuw… vanaf het pand van directeur Verbruggen aan de Keizersgracht naar de smalle Vierwindenstraat en terug. We noteren de tijd, die daarvoor nodig is.’

‘En dan?’

‘Ik weet hoe laat jij met Mathilde de Graaf vanaf de Keizersgracht bent vertrokken en wanneer jij kort na het vertrek van fotograaf Van Wielingen ongeschonden — zonder verwarde haren of lippenstift op je gezicht en kleding — aan de Keizersgracht terug was. We zullen aantonen dat jij in die korte tijdsspanne onmogelijk de gelegenheid kunt hebben gehad om Mathilde de Graaf iets aan te doen, en zeker geen verkrachting of een poging daartoe… acties waartegen zij zich, zoals zij ongetwijfeld zal verklaren, krachtig heeft verzet.’

‘Lukt dat?’

De Cock voelde dat hij Vledder wat vertrouwen in de zaak gaf, en hij sprak kalm verder.

‘Jij herinnert je alleen dat Mathilde de Graaf nog iets heeft geschreeuwd toen zij de wagen al had verlaten. Wat ze op straat precies heeft geroepen, heb je niet kunnen waarnemen. Je had de motor al in de eerste versnelling geschakeld om weg te rijden.’ De oude rechercheur blikte opzij.

‘Dick,’ vroeg hij, ‘kun je dat aan?’

‘Ik denk het.’ Het klonk wat benepen.

De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.

‘En wees voorzichtig. Vertel ook niets aan je vriendin Adelheid.’

Vledder keek verwonderd.

‘Waarom niet? Ik heb voor haar geen geheimen. Wij vertrouwen elkaar.’

De Cock sloot even zijn ogen.

‘Denk eens even na,’ riep hij licht geïrriteerd. ‘Het is in het belang van jullie beiden dat jij zwijgt.’

‘Waarom?’

‘Om te voorkomen dat later een of andere louche advocaat Adelheid als getuige oproept om een verklaring van haar tegen jou te gebruiken.’

De oude rechercheur ging vermanend door.

‘En kijk straks de wagen goed na of Mathilde de Graaf geen belastend materiaal heeft achtergelaten.’

Vledder was totaal op het verkeerde been gezet.

‘Wat voor belastend materiaal?’ vroeg hij onnozel.

De Cock stak zijn handen omhoog.

‘Een gescheurd slipje, een strikje van een behaatje, vieze vlekken van lippenstift op het dashboard… vul verder zelf maar in.’ Vledder schudde traag zijn hoofd. Zijn jonge gezicht toonde sombere trekken. Hij keek zijn oude collega schattend aan. ‘De Cock, ik heb jou,’ sprak hij traag, ‘in het verleden wel eens verweten dat jouw duistere ziel soms duivelse trekken vertoont.’

‘En?’

‘Ik neem daar geen woord van terug.’

De Cock snoof.

‘Wat wil je dan,’ reageerde hij scherp, ‘oneervol uit de dienst geschopt worden met een veroordeling voor een verkrachting die je niet hebt gepleegd?’

Toen De Cock de volgende morgen ruim drie kwartier te laat de grote recherchekamer binnenstapte, vond hij Vledder achter zijn computer. De snelle vingers van de jonge rechercheur dartelden speels over de toetsen.