Выбрать главу

Eerst toen De Cock tegenover hem had plaatsgenomen, liet hij zijn vingers even rusten en schoof zijn toetsenbord iets opzij.

‘Ik heb slecht geslapen vannacht,’ openbaarde hij.

De Cock glimlachte.

‘Dat begrijp ik.’

Vledder zuchtte diep.

‘Ik heb op het punt gestaan om Adelheid naast mij wakker te maken om haar alles te vertellen.’

De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.

‘En?’

‘Ik heb haar laten slapen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik, om narigheid te voorkomen, beter jouw aanwijzingen kan opvolgen.’

‘Verstandig.’

Vledder boog zich vertrouwelijk naar hem toe.

‘Ik heb vannacht heel lang nagedacht over die hele affaire,’ sprak hij zacht. ‘De Cock,’ zei hij bezwerend, ‘besef jij wel dat jij zelf ook in de problemen kunt komen?’

‘Hoe?’

‘Als jij tijdens een onderzoek leugenachtig gaat verklaren dat ik bij mijn terugkomst van die rit naar de Vierwindenstraat geen lippenstift op mijn gezicht en mijn kleren had.’

De Cock wreef met een grijns op zijn gezicht over zijn brede kin.

‘Ik merk,’ sprak hij gedragen, ‘dat bij mij de jaren gaan tellen. Mijn gezichtsvermogen is niet meer dat van een jongeman. Het wordt tijd dat ik eens naar een opticien stap voor een passende bril.’ Lachend keek hij Vledder aan.

‘Conclusie… jij had gisteravond bij terugkomst aan de Keizersgracht geen lippenstift op je gezicht en kleding. Ik heb dat niet waargenomen,’ sprak hij olijk en triomfantelijk.

Er gleed een glimlach over het gezicht van Vledder.

‘Je bent onverbeterlijk.’

De Cock grijnsde.

‘Maak je geen zorgen, Dick. Ik laat je niet in de steek.’

‘Daar ga ik vanuit.’

Toen wees Vledder naar zijn computer.

‘Ik heb vanmorgen al wat inlichtingen verzameld. Het slachtoffer Verbruggen is zevenenvijftig jaar geworden. Het W.T.G. op zijn naambordje staat voor Willebrord Theodorus Gredanus. Hij had blijkbaar een hekel aan dat Willebrord en liet zich Charles noemen. Hij staat bekend als een zeer vermogend man. Het modehuis dat zijn naam draagt, regeerde hij met ijzeren hand. Zijn directe medewerkers, de heren Van Maathuizen en De Klerk, hadden vrijwel geen invloed op het beleid van de onderneming.’

‘A ntecedenten?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Wel zijn er enkele klachten van jonge modeontwerpers die hem van diefstal en fraude betichtten, maar tot een gerechtelijke vervolging is het nooit gekomen. De ingediende klachten werden na enige tijd ingetrokken.’

De Cock gniffelde.

‘Afgekocht, neem ik aan.’

‘Dat is jouw conclusie, De Cock.’

‘Mannen kan ik aardig inschatten.’ Ze moesten er allebei hartelijk om lachen.

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder trok zijn gezicht in de plooi en boog zich ver naar voren om de hoorn op te nemen.

De Cock monsterde de gelaatstrekken van zijn jonge collega toen die aandachtig luisterde. Na een tijdje legde Vledder zijn linkerhand op het spreekgedeelte en stak de hoorn in een gebaar van triomf omhoog.

‘Ik heb hier de wachtcommandant. Beneden voor de balie staat de heer Rudolf Gerbrandsen.’

‘En?’

‘Hij meldt zich voor de moord op Charles Verbruggen.’

De Cock keek de man die vanaf de deur van de grote recherchekamer op hem toeliep, onderzoekend aan. Met een koffertje in zijn rechterhand kwam de bezoeker langzaam naderbij. Voor het bureau van De Cock bleef hij staan, maakte een kleine buiging en wees naar de stoel.

‘Mag ik hier gaan zitten?’ vroeg hij stijfjes.

De Cock knikte en keek toe hoe de man plaatsnam en het koffertje zorgvuldig naast zijn rechtervoet zette.

De oude rechercheur analyseerde zijn eerste impressie. De heer Rudolf Gerbrandsen, zo overwoog hij, kwam niet onsympathiek bij hem over.

De Cock schatte de man op achter in de veertig. Hij had een regelmatig gevormd gelaat met een iets geprononceerde neus en een brede, ferme kin. Zijn helblauwe ogen vormden een contrast met zijn lichtgetinte huid en donkere haren.

Het donkerblauwe, zacht gestreepte kostuum dat hij droeg was van goede snit. De diamanten speld op zijn rode stropdas was een dissonant. De glinsterende steen was naar het gevoel van de grijze speurder te groot, pompeus.

Vledder bekeek de man en zag hoe De Cock hem rustig opnam voor hij het gesprek opende. Hij vond Gerbrandsen een uitgesproken modeman. Zijn kostuum was perfect gesneden. De dasspeld wat gewaagd, maar waarom ook niet, voor iemand uit de modewereld.

‘U bent Rudolf Gerbrandsen,’ begon de oude rechercheur vriendelijk.

De man knikte.

‘Dat ben ik.’

‘U bent directeur en eigenaar van het naar u genoemde modehuis aan de Singel?’

‘Ja, zeker.’

De Cock bracht zijn handen naar voren.

‘U meldt zich,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘als de man die gisteren, vermoedelijk in de vroege avond, de heer Verbruggen van modehuis Verbruggen in zijn woning aan de Keizersgracht om het leven bracht?’

Rudolf Gerbrandsen knikte opnieuw.

‘Dat is juist. Ik meld mij als zodanig.’

Vledder kon zijn oren niet geloven. Dit leek een ingestudeerde scène. Gespannen luisterde hij naar het vervolg.

De Cock boog zijn hoofd en streek over zijn kalende schedel.

‘Ik ben in dit vak grijs geworden,’ sprak hij met een milde glimlach. ‘Maar ik heb nog nooit op zo’n eenvoudige manier een moord opgelost.’

Gerbrandsen schudde zijn hoofd.

‘U hebt nog geen moord opgelost,’ reageerde hij kalm. De Cock keek hem verwonderd aan.

‘U… eh, u zegt toch…’

Gerbrandsen onderbrak hem. Hij stak afwerend zijn rechterhand omhoog.

‘Ik heb gezegd dat ik mij als dader van die moord meld, maar dat betekent niet dat ik de heer Verbruggen ook werkelijk heb omgebracht.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

‘Deze kreet van u,’ reageerde hij scherp, ‘verdient wel enige uitleg.’

Gerbrandsen ging nog rechter zitten dan hij al zat.

‘Ik begrijp, rechercheur, dat ik u in verwarring heb gebracht. Het lijkt waanzinnig om zich als dader van een moord te melden, terwijl men met die moord niets van doen heeft. Of laat ik het duidelijker stellen: terwijl ik die moord niet heb begaan.’ De Cock proefde de woorden, de toon.

‘U hebt,’ reageerde hij scherp, ‘als ik uw woorden goed heb beluisterd, de moord op de heer Verbruggen niet begaan, maar u hebt met die moord wel iets van doen?’ Even keek De Cock in de richting van Vledder, die zijn volle aandacht op de man gevestigd hield.

Gerbrandsen liet zijn hoofd iets zakken.

‘Toen Mathilde, de secretaresse van de heer Verbruggen, mij vanmorgen in alle vroegte belde met de mededeling dat haar directeur was vermoord, raakte ik een moment in paniek. Ik heb namelijk al jaren aan eenieder die dat maar horen wilde, luid en duidelijk verkondigd dat ik Charles Verbruggen, die schoft van een vent, zou vermoorden.’

‘En waarom dan wel, als wij zo vrij mogen zijn?’ vroeg De Cock met belangstelling. Een snelle blik naar Vledder moest even de indruk geven dat ze de ondervraging samen deden. Vledder gaf De Cock een knipoog.

Gerbrandsen gebaarde heftig en viel uit zijn beheerste rol.

‘Om zijn schunnige en lasterlijke taal die hij jegens mij en mijn bedrijf op zijn website op internet pleegt uit te slaan.’

‘Dat zat u dwars?’

‘Ja!’ Gerbrandsen sloeg met zijn hand op het bureau van De Cock.

‘Toen zijn secretaresse mij vanmorgen in min of meer bedekte termen van de moord op haar directeur beschuldigde, besefte ik dat het niet lang zou duren voordat mijn aankondiging van moord u zou bereiken.’